ECLI:NL:GHSHE:2016:3669

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 augustus 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
200.185.066/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging zorgregeling en vaststelling nieuwe zorg- en opvoedingstaken na hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2015. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. van Coolwijk, verzocht om de vernietiging van de beschikking voor zover het betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.S.M. Vogelaar, verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek, dan wel dit verzoek af te wijzen.

Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking en de inhoud van de mondelinge behandeling. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en hebben samen een dochter, geboren in 2011. De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar de moeder was het niet eens met de uiteindelijke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals die door de rechtbank was vastgesteld. Tijdens de procedure in hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over een ouderschapsplan en een vaststellingsovereenkomst.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover het betreft de zorg- en contactregeling en heeft een nieuwe regeling vastgesteld, die uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. Tevens zijn de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 11 augustus 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 11 augustus 2016
Zaaknummer: 200.185.066/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/288731 / FA RK 15-160_2
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R. van Coolwijk,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. H.S.M. Vogelaar.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 26 januari 2016, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en, opnieuw rechtdoende, en voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te bepalen:
  • primair een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te leggen inhoudende dat [minderjarige] eens per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 17.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader haar ophaalt in [plaats 1] en de moeder [minderjarige] bij de vader ophaalt op zondagavond, althans een zodanige zorgregeling vast te leggen als het hof juist acht;
  • subsidiair de raad te verzoeken een onderzoek in te stellen en een advies te geven over een geschikte zorg- en contactregeling en vervolgens op grond van dat advies een geschikte zorg- en contactregeling vast te stellen, welke in het belang van [minderjarige] wordt geacht, rekening houdend met de leeftijd van [minderjarige] , alsmede met de reisafstand [plaats 1] - [plaats 2] .
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 17 maart 2016, heeft de vader verzocht, voor zover uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de moeder niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar verzoek in hoger beroep in verband met de afwezigheid van een belang, dan wel hetgeen door haar daarin wordt verzocht af te wijzen in verband met het in niet voldoende mate onderbouwd zijn daarvan.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 15 oktober 2015;
  • het V-formulier d.d. 7 juli 2016 van de advocaat van de vrouw met als bijlagen (1) een brief d.d. 15 juni 2016, ondertekend door zowel de advocaat van de vrouw als de advocaat van de man, waaruit blijkt dat partijen algehele overeenstemming hebben bereikt en (2) een door zowel de vader als moeder ondertekend ouderschapsplan tevens vaststellingsovereenkomst.
2.4.
De mondelinge behandeling die was gepland op 9 augustus 2016 heeft op verzoek van partijen, gelet op de bereikte overeenstemming, niet plaatsgevonden.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend.
3.2.
Bij beschikking van 18 maart 2015 heeft de rechtbank Oost-Brabant, voor zover thans van belang, uitvoerbaar bij voorraad een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] vastgesteld en de behandeling van het verzoek met betrekking tot het gezag en de omgang aangehouden in afwachting van de uitkomsten van mediation.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de vader en de moeder gezamenlijk toekomt en is inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken een regeling vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
3.4.
De moeder kon zich met de beslissing ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
Uit de in rechtsoverweging 2.3 genoemde brief blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt en zij verzoeken het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover nodig onder wijziging van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant d.d. 29 oktober 2015:
het tussen partijen gesloten ouderschapsplan tevens vaststellingsovereenkomst als in de beschikking herhaald en ingelast te beschouwen onder aanhechting van een door de griffier gewaarmerkt exemplaar van dit ouderschapsplan;
te bepalen dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van € 200,- per maand verschuldigd is, zulks met ingang van 1 februari 2016 waarbij de achterstallige kinderalimentatie over de periode vanaf 1 februari 2016 door de man dient te worden voldaan aan de vrouw binnen 5 dagen na ondertekening van het ouderschapsplan en de toekomstige termijnen bij vooruitbetaling;
te bepalen dat de man op een andere door de vrouw aan te wijzen bankrekening ten name van [minderjarige] een bedrag van € 1.000,- voldoet binnen 7 dagen nadat hierom door de vrouw is verzocht en zij het betreffende rekeningnummer aan de man kenbaar heeft gemaakt bij gebreke waarvan de man over deze hoofdsom de wettelijke rente verschuldigd is en voor het overige met in achtneming zoals is opgenomen in artikel 5 van het ouderschapsplan tevens vaststellingsovereenkomst;
partijen verzoeken (het hof leest:) het hof de kosten te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
3.6.
Gelet op de reikwijdte van het geschil, zal het hof in het dictum enkel de zorg- en contactregeling opnemen. De overige tussen partijen gemaakte afspraken binden hen wel, maar lenen zich gezien voornoemde reikwijdte niet voor vastlegging in het dictum van deze beschikking.
3.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover het betreft de vastgestelde zorg- en contactregeling met ingang van 11 juli 2016.
Proceskosten
3.8.
Het hof zal, zoals verzocht, de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2015 voor zover het betreft de vastgestelde zorg- en contactregeling met ingang van 11 juli 2016;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , als regeling vast hetgeen in artikel 3.1 en artikel 3.2 van aanhecht en gewaarmerkt ouderschapsplan tevens vaststellingsovereenkomst, is neergelegd;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, M.C. Bijleveld-van der Slikke en E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2016.