In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader, wonende in België, verzoekt om een wijziging van de contactregeling met zijn minderjarige kind, dat bij de moeder verblijft. De vader stelt dat hij graag ieder weekend contact wil hebben met zijn kind, zodat hij actief kan bijdragen aan de opvoeding. Hij argumenteert dat de huidige regeling, waarbij het kind slechts om de twee weken bij hem verblijft, niet in het belang van het kind is. De moeder daarentegen voert aan dat de reisafstand en haar werkverplichtingen het moeilijk maken om de contactregeling uit te breiden. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken bij de procedure en heeft aangegeven dat beide ouders meer creatief moeten denken over de omgangsregeling. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord en komt tot de conclusie dat de huidige regeling, waarbij het kind in de oneven weken van zaterdagochtend tot zondagavond bij de vader verblijft, het meest in het belang van het kind is. De vader heeft niet voldoende onderbouwd waarom een wijziging van de regeling noodzakelijk is. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze de contactregeling betreft en stelt een nieuwe regeling vast, waarbij de moeder het kind bij de vader brengt en de vader het kind terugbrengt naar de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en het hof wijst het meer of anders verzochte af.