In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een Duitse koper, [appellant], tegen een uitspraak van de kantonrechter in Limburg. De zaak betreft een koopovereenkomst voor een gebruikte Volvo XC 90 D5, die op 12 augustus 2013 door [appellant] van [geïntimeerde] is gekocht. De koper heeft een aanbetaling gedaan van € 2.000, maar heeft de auto niet afgenomen bij aflevering op 15 augustus 2013. Na een ingebrekestelling door [geïntimeerde] op 19 augustus 2013, heeft [appellant] geclaimd dat de koopovereenkomst is ontbonden, omdat de auto niet voldeed aan de overeenkomst, met name omdat er geen trekhaak op zat. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] afgewezen, wat heeft geleid tot dit hoger beroep.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis gewijzigd en vordert hij onder andere een verklaring voor recht dat de koopovereenkomst is ontbonden. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] voldoende feiten heeft gesteld die de ontbinding van de overeenkomst ondersteunen, en heeft hem toegelaten tot bewijslevering. Het hof heeft ook overwogen dat de toepasselijkheid van het Weens Koopverdrag (WKV) aan de orde is, gezien de internationale aspecten van de koopovereenkomst. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere behandeling, waarbij partijen de gelegenheid krijgen om zich uit te laten over de gevolgen van de verkoop van de auto door [geïntimeerde] aan een derde partij.
De uitspraak van het hof is gedaan op 9 augustus 2016, waarbij het hof de zaak heeft verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. De beslissing over de vorderingen van [appellant] is aangehouden, en partijen zijn uitgenodigd om een minnelijke regeling te overwegen.