In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door Makelaardij BV tegen ABN AMRO Hypothekengroep B.V. en Direktbank NV. De zaak betreft een geschil over de betaling van courtage na de verkoop van een woning. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van Makelaardij BV tegen de gedaagden toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke incassokosten. De vordering tegen Direktbank werd echter afgewezen, wat aanleiding gaf tot het hoger beroep.
Tijdens het hoger beroep heeft Direktbank aangevoerd dat Makelaardij BV niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat Direktbank op 30 juni 2014 is gefuseerd met ABN AMRO Hypothekengroep B.V. en daardoor niet meer bestaat. Makelaardij BV heeft dit verweer bestreden, stellende dat zij niet op de hoogte was van de fusie en dat er geen melding van is gemaakt tijdens de eerdere procedure.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat het verzoek van Makelaardij BV om de tenaamstelling van de geïntimeerde te wijzigen toewijsbaar is. Het hof verwierp het niet-ontvankelijkheidsverweer van Direktbank, omdat er geen onredelijke benadeling van de belangen van ABN AMRO Hypothekengroep B.V. is aangetoond. Het hof heeft vervolgens een comparitie van partijen gelast om nadere inlichtingen te verkrijgen en de mogelijkheid van een minnelijke regeling te onderzoeken. De zaak is verwezen naar de rol voor opgave van verhinderdata.