3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Het op 20 maart 2008 door GfK gegeven ontslag op staande voet is onrechtmatig gegeven. [appellant] betwist te hebben gefraudeerd met declaraties en distantieert zich van de cijfermatige analyses van [X.] , KPMG en NautaDutilh. Hij heeft al zijn uitgaven altijd overeenkomstig de in GFK geldende regels verantwoord en nimmer zijn er vraagtekens geplaatst bij zijn uitgaven door de aandeelhouder van GfK of de interne/externe accountantsdienst.
Het door GfK genoemde bedrag van € 350.000,-- klopt ook cijfermatig niet. Er is sprake van dubbeltellingen in de berekening van GfK, terwijl voor een groot bedrag inhoudingen met betrekking tot privé-uitgaven op zijn salaris hebben plaatsgevonden. GfK heeft met deze gegevens ten onrechte geen rekening gehouden.
[appellant] heeft destijds geen goede mogelijkheid van wederhoor of bestudering van de door GfK aan het ontslagbesluit ten grondslag gelegde onderzoeksbevindingen gekregen. Pas nadien heeft hij kunnen constateren dat de berekening van het bedrag door GfK niet klopte.
Onder zware druk van GFK heeft [appellant] na het ontslag ingestemd met het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. GfK dreigde er onder andere mee de huizen van de (ook bij GFK werkzame) zonen van [appellant] (van welke huizen [appellant] mede-eigenaar was) te zullen verkopen en zwaaide met rapporten die de grote claim van GfK zouden onderbouwen. Ook zegde GfK toe achterstallige pensioenpremies ten bedrage van € 200.000,-- te zullen voldoen, maar is die toezegging uiteindelijk toch niet in de overeenkomst opgenomen en heeft GFK [appellant] op die manier misleid. GfK heeft, aldus [appellant] , onrechtmatig gehandeld bij de totstandkoming van zowel het ontslag als de vaststellingsovereenkomst.
Door het ertoe te leiden dat de Belastingdienst geen positieve tax ruling gaf en door eenzijdig de identiteit en gegevens van [appellant] aan de Belastingdienst door te geven heeft GfK ook bij de uitvoering/het beëindigen van de vaststellingsovereenkomst onrechtmatig gehandeld jegens [appellant] . [appellant] voert hierbij verder aan dat GfK ten onrechte niet op zijn redelijke voorstellen voor een alternatieve oplossing wilde ingaan. Integendeel, GfK confronteerde hem vervolgens met een claim die vijf keer hoger was dan het in de vaststellingsovereenkomst vermelde bedrag. GfK heeft moedwillig, eenzijdig en op oneigenlijke gronden de overeenkomst ontbonden.
Het door [appellant] gevorderde bedrag is als volgt samengesteld:
Wegens niet afgedragen pensioenpremies € 200.000,--
Wegens achterstallig salaris Belgische vaste inrichting 168.695,90
Wegens nog af te rekenen zaken (salaris maart 2008
€ 20.000,--, vakantietoeslag € 4.800,--, niet opgenomen
vakantiedagen € 15.000,--, 13e maand pro rata parte
€ 5.000,--, wettelijke verhoging € 22.400,--, onkosten
€ 5.200,-- 72.400,--
4. Wegens beëindigingsvergoeding 1.058.244,--
5. Wegens verleende rechtsbijstand (vooralsnog) 185.000,--
6. Wegens stockoptions 253.563,--
7. Wegens de wettelijke opzegtermijn van 6 maanden 192.408,--
8. Wegens (voorwaardelijke) aanslagen IB 464.000,--
9. Wegens imagoschade 30.000,--
10. Wegens de wettelijke rente ex art. 6.119 BW P.M.
3.2.4.GfK heeft in reconventie primair gevorderd [appellant] te veroordelen tot betaling van
€ 1.120.000,-- , vermeerderd met de wettelijke rente en te verklaren voor recht dat [appellant] aansprakelijk is voor de door GfK geleden schade als gevolg van de handelwijze van [financieel directeur] . Subsidiair vordert GfK de veroordeling van [appellant] tot betaling van € 350.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 september 2009 en een verklaring voor recht dat [appellant] aansprakelijk is voor de door GfK geleden schade als gevolg van de handelwijze van [financieel directeur] , met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure (in conventie en reconventie).
GfK heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
GFK heeft [appellant] destijds op goede gronden op staande voet ontslagen wegens declaratiefraude. Over de jaren 2003 tot en met 2008 heeft [appellant] , zo blijkt uit in opdracht van GfK uitgevoerd onderzoek, voor een bedrag van € 350.000,-- aan onkosten ten onrechte gedeclareerd en uitgekeerd gekregen. Partijen zijn vervolgens in het kader van de vaststellingsovereenkomst, bij de totstandkoming waarvan [appellant] werd bijgestaan door een advocaat, de verschuldigdheid van dit bedrag overeengekomen. Daarnaast maakt GfK bij haar primaire vordering aanspraak op de volgende bedragen:
een bedrag van € 420.000,-- (6 jaren x € 70.000,--). Dit door haar geschatte bedrag betreft de volgens GfK door [appellant] in de jaren 1997-2002 ten onrechte ingediende en uitgekeerde onkostendeclaraties, waarbij GfK aanneemt dat [appellant] in die jaren op dezelfde onjuiste manier heeft gedeclareerd als in de onderzochte jaren 2003-2008.
Een bedrag aan door haar betaalde onderzoekskosten ad € 50.000,--.
een bedrag van € 300.000,-- aan gemaakte kosten voor juridische bijstand .
GfK houdt [appellant] als bestuurder op de voet van artikel 2:9 BW verder aansprakelijk voor de door GfK geleden schade als gevolg van de handelswijze van [financieel directeur] en vordert primair en subsidiair een daartoe strekkende verklaring voor recht. Subsidiair stelt GFK verder dat [appellant] in elk geval voormeld bedrag van € 350.000,-- dient te betalen.
3.3.1.In het eindvonnis van 19 juni 2013 heeft de rechtbank, kort gezegd, de vordering van [appellant] in conventie afgewezen, de subsidiaire vordering van GfK tot veroordeling van [appellant] tot betaling van € 350.000,-- toegewezen, met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure in conventie en reconventie.