ECLI:NL:GHSHE:2016:3593

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 augustus 2016
Publicatiedatum
9 augustus 2016
Zaaknummer
20-000325-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in kinderpornozaak met aangepaste strafmaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 29 januari 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1950, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het bezit en verspreiden van kinderpornografisch materiaal. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank in stand gelaten, met uitzondering van de opgelegde straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Het hof heeft echter besloten om de voorwaardelijke gevangenisstraf te verhogen naar 10 maanden, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling bij Kairos. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn succesvolle deelname aan een terugvalpreventietraject en het lage recidiverisico. Het hof oordeelt dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, maar dat het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling van de verdachte niet mag doorkruisen. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000325-15
Uitspraak : 9 augustus 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 29 januari 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-839363-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling bij Kairos, en met onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen laptop.
Door de verdediging is verweer gevoerd met betrekking tot de door de eerste rechter bewezen verklaarde periode. Voorts is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf en de strafmotivering.
a.
Het hof verbetert enkele in de tenlastelegging en/of bewezenverklaring voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging. Het betreft de navolgende taal- en/of schrijffouten of omissies:
  • Op pagina 3, tweede alinea, 16e regel en pagina 9, derde alinea, 11e regel: voor “ [x] ” dient te worden gelezen: ” [y] ”.
  • Op pagina 6, eerste alinea, 5e regel: voor “heft” dient te worden gelezen: ”heeft”.
  • Op pagina 6, eerste alinea, 21e regel en pagina 11, vierde alinea, 16e regel: voor “ [bestandsnaam] ” dient te worden gelezen: ” [bestandsnaam] ”.
b.
In hoger beroep is van de zijde van de verdachte nog aangevoerd dat met betrekking tot het onder 2 bewezen verklaarde een kortere periode bewezen dient te worden verklaard dan door de rechtbank bewezen is verklaard, te weten de periode van 21 juli 2010 tot en met 2 december 2011.
Het hof overweegt daaromtrent, dat het verspreiden c.q. aanbieden c.q. verwerven c.q. toegang verschaffen is geschied met gebruikmaking van Skydrive en/of MSN Messenger. In het dossier zijn aanwijzingen aanwezig dat het uploaden naar Skydrive ook buiten de door de raadsman genoemde periode heeft plaatsgevonden. Aangezien genoemde periode in ieder geval wel valt binnen de door de rechtbank bewezen verklaarde periode, ziet het hof geen aanleiding anders te beslissen dan de rechtbank heeft gedaan.
Het verweer wordt mitsdien verworpen.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat feiten als de onderhavige zeer ernstig van aard zijn en in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Met name de zeer nadelige gevolgen die het bezitten en verspreiden van kinderpornografisch materiaal hebben op de minderjarige slachtoffers maken de feiten zeer ernstig. Verdachte had zich dit moeten realiseren en zich van het plegen van dergelijke feiten moeten onthouden. Het hof rekent verdachte de feiten zwaar aan. De door de rechtbank opgelegde straf acht het hof dan ook in beginsel passend.
Evenwel heeft het hof ook acht geslagen op:
  • de feiten en omstandigheden waaronder verdachte het feit heeft begaan, te weten dat verdachte slechts een relatief beperkt aantal afbeeldingen en bestanden met kinderporno in bezit heeft gehad c.q. verspreid.
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Met betrekking tot deze persoonlijke omstandigheden heeft het hof acht geslagen op het reclasseringsrapport betreffende verdachte van 23 juni 2016, waaruit onder meer blijkt dat verdachte het “terugvalpreventie”-traject bij Kairos succesvol heeft doorlopen, dat hij nog altijd bij Kairos onder behandeling is en dat hij zijn eigen delictgedrag afkeurt. Ook wordt het recidiverisico als laag/gemiddeld ingeschat. Ook uit de justitiële documentatie blijkt het hof niet van aanwijzingen dat verdachte zich in de toekomst wederom aan soortgelijke feiten schuldig zal maken.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is voorts aannemelijk geworden dat verdachte zijn sociale isolement – dat naar zijn zeggen mede ten grondslag heeft gelegen aan zijn delictgedrag – heeft doorbroken en dat hij inzicht heeft gekregen in het laakbare van zijn handelen. Naar het oordeel van het hof is er een grote kans dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling die verdachte doormaakt zal doorbreken. Het hof acht dit onwenselijk.
Evenals de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van maximale omvang, met daarnaast oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden is.
Naar het oordeel van het hof kan echter niet worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, onvoldoende tot uitdrukking komt.
Het hof acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden passend en geboden. Gelet op het bepaalde in art. 22b Sr. zal van die gevangenisstraf een dag onvoorwaardelijk worden opgelegd, zoals hierna in het dictum vermeld.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf(fen) en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
300 (driehonderd) dagen.
Bepaaltdat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
299 (tweehonderdnegenen-negentig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte:
  • zich voor het einde van een proeftijd van
  • gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

  • zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland, locatie Den Bosch.
  • zich binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest zal melden bij Reclassering Nederland, locatie Den Bosch, en zich gedurende de volledige proeftijd zal blijven melden bij genoemde instelling, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
  • zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen van Kairos Den Bosch of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft opdrachtaan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. P.T. Gründemann en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 9 augustus 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.