ECLI:NL:GHSHE:2016:3560

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 augustus 2016
Publicatiedatum
8 augustus 2016
Zaaknummer
200.181.417/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het ouderlijk gezag in het belang van de kinderen na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin zijn verzoek om het ouderlijk gezag over zijn kinderen te wijzigen, werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. M.Th. Linsen-Penning de Vries, verzocht het hof om hem met uitsluiting van de moeder te belasten met het ouderlijk gezag over de minderjarigen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. F.A. van den Heuvel, zich tegen dit verzoek verzette. De Raad voor de Kinderbescherming was ook betrokken in de procedure en adviseerde om het gezag aan de vader toe te kennen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 28 juni 2016, waarbij zowel de vader als de moeder hun standpunten toelichtten. De vader stelde dat de moeder niet in staat was om op een rationele manier beslissingen te nemen over de kinderen, wat leidde tot een onaanvaardbare situatie voor de kinderen. De moeder daarentegen gaf aan dat zij de kinderen uit liefde had losgelaten en dat er geen problemen waren met het gezag.

Het hof oordeelde dat de situatie van de moeder, die steeds verder van de realiteit af leek te staan, niet in het belang van de kinderen was. Het hof concludeerde dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Daarom besloot het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het ouderlijk gezag over de kinderen aan de vader alleen toe te kennen, met als doel de stabiliteit en het welzijn van de kinderen te waarborgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 4 augustus 2016
Zaaknummer: 200.181.417/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/283022 / FA RK 14-4608_2
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.Th. Linsen-Penning de Vries,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder
,
advocaat: mr. F.A. van den Heuvel.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 augustus 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 november 2015, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
- primair te bepalen dat de vader met uitsluiting van de moeder wordt belast met het ouderlijk gezag over de hierna te noemen minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
- geheel subsidiair de moeder te belasten met het zogenaamde “uitgeklede gezag” en te bepalen dat de vader en de moeder gezamenlijk blijven belast met het gezag over de kinderen doch dat de toestemming van de moeder niet is vereist met betrekking tot de volgende zaken in het leven van de kinderen, zodat de vader hier zelfstandig over kan beslissen, zonder dat de moeder toestemming geeft, te weten:
- alle beslissingen met betrekking tot de school, schoolkamp, schoolvakantie, schoolkeuze, bijles, overige begeleiding, al dan niet overgaan naar een andere klas, keuze vakkenpakket, vervolgopleiding, derhalve alles wat met school te maken heeft in de ruimste zin van het woord;
- vakantiekampen, sporttoernooien en dergelijke;
- medische zorg, zowel de grote als de kleine besluiten, derhalve bijzondere en belangrijke besluiten van een specialist, tandarts, huisarts, inentingen, spoedeisende medische zorg, medicijnkeuze en toediening medicijnen, psychische zorg en therapieën;
- geheel tertiair vervangende toestemming te verlenen voor het doen behandelen van [minderjarige 2] voor haar stemmingsstoornis, althans voor een andere diagnose, zoals staat vermeld op het aanvraagformulier van de arts dr. [arts] te [vestigingsplaats] .
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen
.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 juni 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. A.A.M. Schutte, namens haar kantoorgenote mr. Linsen-Penning de Vries;
-de moeder, bijgestaan door mr. Van den Heuvel;
-de raad, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft [minderjarige 1] in de gelegenheid gesteld zijn mening kenbaar te maken.
Hij heeft hiervan gebruik gemaakt door het hof een brief te sturen, die ter griffie is ingekomen op 16 juni 2016. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van die brief zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 7 juli 2015;
- het V-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 15 december 2015;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 7 juni 2016;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen ter griffie op 17 juni 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] (ook te noemen: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] (ook te noemen: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] .
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de vader.
3.2.
Bij beschikking van 21 juli 2009 heeft de rechtbank ’s-Hertogenbosch tussen partijen onder meer de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 2 november 2009 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader inzake het gezag afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, aan dat de rechtbank ten onrechte de verzoeken van de vader inzake het gezag heeft afgewezen.
De behandeling van [minderjarige 2] is niet gestart doordat de moeder hiervoor geen toestemming verleende en de vader door tijdsverloop de kosten van de behandeling zelf moest dragen. Verder zijn er wel degelijk zorgen over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ten aanzien van [minderjarige 2] is psychische hulp geadviseerd, maar deze hulp kan niet aanvangen, doordat de moeder niet op het bericht van de vader reageert. Het is voor de kinderen niet meer mogelijk om de moeder te bezoeken en het is niet te verwachten dat hier verandering in zal komen aangezien de moeder niet openstaat voor behandeling. De gave van de moeder, te weten spreken met geesten en met god, gaat voor op ongestoord contact met de kinderen. Door de bizarre en extreme gedachten van de moeder is communicatie met haar onmogelijk waardoor de kinderen klem en verloren raken. Aan de huidige situatie kunnen de kinderen zich niet aanpassen en het levert bij hen onaanvaardbare spanningen op. De kinderen maken zich zorgen over de moeder en zij hebben psychische begeleiding nodig bij het leren omgaan met de situatie met de moeder.
3.6.
De moeder voert ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
Met betrekking tot het gezag heeft zich één keer een probleem voorgedaan, nadat de school had aangegeven dat er zorgen waren over [minderjarige 2] en dat er een psycholoog ingeschakeld moest worden. De moeder was van mening dat er eerst een vertrouwenspersoon op school ingeschakeld moest worden voordat er een psycholoog ingeschakeld zou worden en zij heeft hierover contact met de school gehad. Er zijn nog wel andere zorgen maar die zien niet op het gezag.
De moeder heeft de kinderen uit liefde losgelaten en de vader tijdelijk de beslissingen aangaande de kinderen laten nemen. Het is jammer dat de moeder geen aansluiting bij de maatschappij heeft gevonden.
3.7.
De raad adviseert te bepalen dat het gezag voortaan alleen aan de vader toekomt. De kloof tussen de moeder en de kinderen is alleen maar groter geworden. Het belang van de kinderen laat zich moeilijk verenigen met de wijze waarop de moeder leeft. De visie van de moeder over wat goed voor de kinderen is, komt steeds verder van de realiteit te staan. De raad vermoedt dat bij de moeder hulpverlening noodzakelijk is, maar het is aan de moeder om dit in gang te zetten.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Het hof stelt vast dat de moeder en de vader na de echtscheiding gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen zijn blijven uitoefenen.
3.8.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.8.3.
Het hof overweegt dat de moeder ter zitting heeft verklaard dat zij de kinderen uit liefde heeft losgelaten en het nemen van belangrijke beslissingen aangaande de kinderen tijdelijk aan de vader heeft overgelaten. Naar het oordeel van het hof is het noodzakelijk dat deze situatie in het belang van de kinderen voortduurt en ook in juridische zin wordt bevestigd. De moeder mist de aansluiting met haar kinderen. Het lijkt erop dat zij onvoldoende in staat is op rationele gronden beslissingen te nemen over zaken die de kinderen aangaan. De wijze waarop de moeder thans in het leven staat maakt het inmiddels ook bijzonder lastig om de contacten tussen haar en de kinderen op gang te houden. De moeder is in toenemende mate voor de kinderen onvoldoende beschikbaar en het is voor de vader onmogelijk om met de moeder te communiceren. Niet is gebleken dat de moeder inmiddels hulpverlening voor zich zelf heeft ingeschakeld.
Doordat de ouders niet samen tot beslissingen met betrekking tot de kinderen kunnen komen en daardoor voor de kinderen belangrijke beslissingen uitblijven, ontstaat er voor de kinderen een onaanvaardbare situatie. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wijziging van het gezag in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep deels vernietigen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 augustus 2015 met ingang van 4 augustus 2016, behoudens de proceskostencompensatie;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , aan de vader alleen toekomt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, E.L. Schaafsma-Beversluis en A.E. van Solinge en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2016.