Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
vrouw
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie tussen een vrouw en een man, die in 1996 zijn gehuwd en twee kinderen hebben. De vrouw heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 24 september 2015 aangevochten, waarin de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen op nihil was vastgesteld. De vrouw verzocht om de eerdere alimentatiebijdrage van € 75,- per kind per maand te herzien en vast te stellen op € 147,- per kind per maand, met terugwerkende kracht tot 24 september 2015. De man heeft in zijn verweerschrift de grieven van de vrouw bestreden en voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld, waarbij hij verzocht om de eerdere afspraken in het ouderschapsplan te herleven.
De mondelinge behandeling vond plaats op 14 juli 2016, maar beide partijen zijn niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de eerdere beschikking van de rechtbank en de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelt dat de rechtbank ten onrechte de bijdrage op nihil heeft vastgesteld, gezien de financiële situatie van de man en de behoefte van de kinderen. Het hof heeft de bijdrage vastgesteld op € 124,35 per kind per maand met ingang van 24 september 2015 en € 125,97 per kind per maand met ingang van 1 januari 2016. De beschikking van de rechtbank is vernietigd, met uitzondering van de proceskostencompensatie.
De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de rechters J.H.J.M. Mertens-Steeghs, E.A.M. Scheij en H.J.M. van Arkel-van Gasselt op 4 augustus 2016.