Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2692658 CV EXPL 14-428)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met een productie en een eiswijziging;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
“Gedurende de uitkeringsperiode bedraagt de pensioenopbouw 37,5%.”.In de daaraan voorafgaande passage wordt melding gemaakt van
“bovenwettelijke en aansluitende werkloosheidsuitkering (WOVO)”en van
“de aanspraak op een WW-uitkering op 1 oktober 2012”.Uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst volgt dus dat OGVO pensioenpremies dient af te dragen zolang [appellant] een uitkering ontvangt. OGVO heeft niet gesteld, en dat blijkt ook nergens uit, dat [appellant] slechts tot de leeftijd van 62 jaar recht heeft op een WW-uitkering. OGVO heeft wel in eerste aanleg aangevoerd dat de WOVO niet langer duurt dan de leeftijd van 62 jaar, maar dat blijkt nergens uit en in artikel 3.1 van de vaststellingsovereenkomst wordt voor wat betreft de pensioenafdracht aansluiting gezocht bij ‘de uitkeringsperiode’ zonder onderscheid te maken in WW of WOVO.
“De verwijzing naar de pensioenopbouw gedurende de uitkeringsperiode werd in de overeenkomst opgenomen om geen misverstand over de pensioenopbouw te laten ontstaan. Gedurende de periode dat de werknemer een WW- en WOVO uitkering ontvangt is de werkgever (die eigen risicodrager is) gehouden om tot het bereiken van het 62e levensjaar 37,5% pensioenopbouw te plegen. Hieruit kan echter geen aanspraak voor [appellant] worden afgeleid voor de periode daarna. Dit is ook niet overeengekomen.”(randnummer 22 cva).
“Daarnaast maakt Ton aanspraak op een WW uitkering van 78% gedurende het eerste jaar na einde dienstverband en van 70% daarna. Tot zijn 65 ste jaar 37,5 pensioenopbouw bij uitkering.”.Voor zover OGVO heeft bedoeld te stellen dat uit haar reactie op die mail (e-mail van 22 juni 2012 productie 3 cva) blijkt dat het [appellant] duidelijk moet zijn geweest dat de pensioenopbouw in tijd beperkt zou zijn, faalt dat verweer. Immers, in die mail wordt over het verlies aan pensioenopbouw het volgende vermeld:
“… 4. Ons aanbod is gebaseerd op het verlies aan pensioenopbouw die uw cliënt zou hebben genoten, indien hij tot 65-jarige leeftijd zou blijven werken. Uw cliënt heeft zelf aangegeven dat hij vanwege de pensioenopbouw nog een 2-tal jaren had willen doorwerken. Het bedrag dat wij bieden ter compensatie van de pensioenopbouw, is dan ook ongeveer het dubbele van hetgeen uw cliënt zelf aan opbouw beoogt.”.Het hof is van oordeel dat uit deze mail valt af te leiden dat OGVO juist wel wilde doorbetalen tot [appellant] 65 jaar zou worden.