ECLI:NL:GHSHE:2016:3268

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
200.136.528_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Contractbreuk en schadevergoeding in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Proximedia Nederland B.V., die tevens handelde onder de naam BeUp, tegen een geïntimeerde die voorheen onder een eenmanszaak handelde. De zaak volgde op eerdere tussenarresten van het hof en betrof een geschil over contractbreuk en de daaruit voortvloeiende schadevergoeding. Proximedia had een vergoeding van 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen gevorderd als schadevergoeding voor de geleden schade door de contractbreuk. Het hof had Proximedia eerder in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de geleden schade. Proximedia stelde dat de schade aanzienlijk hoger was dan de gevorderde 40% en dat de accountant geen rekening had gehouden met variabele kosten en gederfde winst.

De geïntimeerde voerde aan dat Proximedia slechts beperkte diensten had geleverd en geen aantoonbare kosten had gemaakt. Het hof oordeelde dat Proximedia voldoende bewijs had geleverd voor de gevorderde schadevergoeding. Het hof concludeerde dat 40% van de resterende maandtermijnen een redelijke raming was van de door Proximedia geleden schade. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en wees de vordering van Proximedia integraal toe, inclusief buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. De geïntimeerde werd veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.136.528/01
arrest van 26 juli 2016
in de zaak van
Proximedia Nederland B.V.,
tevens handelend onder de naam BeUp,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. E. Douma te Almere,
tegen
[geïntimeerde] ,
voorheen handelend onder de naam [eenmanszaak van geintimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.C. Corbeij-Beukers te Breda,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 22 juli 2014 en 17 november 2015 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom onder zaak/rolnr. 769453 CV EXPL 13-1687 gewezen vonnis van 4 september 2013.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 17 november 2015;
  • de akte met producties van Proximedia;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Bij genoemd tussenarrest is Proximedia in de gelegenheid gesteld feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat een vergoeding van 40% van de nog niet vervallen maandelijkse bijdragen voor de nog lopende periode een redelijke vergoeding is voor de door haar geleden schade als gevolg van de contractbreuk en is Proximedia gevraagd zich uit te laten over de wijze waarop zij dat bewijs wil leveren.
9.2.
Proximedia heeft in haar akte te kennen gegeven dat zij bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken. Vervolgens heeft Proximedia haar schade toegelicht onder verwijzing naar een – door haar overgelegde – rapportage met betrekking tot de kostprijsberekening van mr. [accountant] AA RB van [Accountants] Accountants. Proximedia heeft daarbij aangetekend dat de accountant bij de kostprijsberekening geen rekening heeft gehouden met de variabele kosten en de gederfde winst, waarop zij eveneens aanspraak maakt omdat een schadebegroting ingevolge artikel 6:96 lid 1 BW zowel geleden verlies als gederfde winst omvat. Daarnaast heeft Proximedia gesteld dat zij kosten heeft gemaakt in verband met de wederkerige dienstverlening. Indien zij al deze kostenposten aan [geïntimeerde] zou doorberekenen, dan is volgens Proximedia haar schade door de ontbinding vanwege de wanprestatie door [geïntimeerde] vele malen hoger dan de gevorderde 40% van de nog niet vervallen maandelijkse termijnen. Zij concludeert daarom dat een gefixeerde schadevergoeding van 40% alleszins redelijk is en dat eventuele besparingen aan haar zijde ruimschoots zijn verdisconteerd in de 60% die niet wordt gevorderd.
9.3.
[geïntimeerde] heeft in zijn antwoordakte aangevoerd dat de werkzaamheden van Proximedia beperkt zijn gebleven tot één gesprek van circa 15 minuten op 8 november 2011 en dat Proximedia nadien voor hem geen enkele dienst heeft verricht en geen aantoonbare kosten heeft gemaakt. Volgens [geïntimeerde] geeft de akte van Proximedia geen helderheid over daadwerkelijk door Proximedia geleden schade in het onderhavige geval. Hij acht het niet redelijk dat de door Proximedia gevorderde schade/gederfde winst vanaf 15 oktober 2012 wordt toegewezen bovenop de al toewijsbaar geachte vergoeding over de periode tot 15 november 2012 ad € 835,38.
9.4.
Het hof oordeelt als volgt.
9.4.1.
Proximedia heeft haar schade toegelicht aan de hand van een rapportage van mr. [accountant] AA RB van [Accountants] Accountants. Deze rapportage bestaat uit een brief van 7 december 2015 van mr. [accountant] AA RB met zeven bijlagen, in welke brief hij aan Proximedia schrijft de berekeningen van de kostprijs van de contracten van Proximedia te hebben beoordeeld op basis van de financiële administratie en de jaarrekening 2011 van Proximedia Nederland B.V., bij welke jaarrekening een samenstellingsverklaring is verstrekt. Het hof brengt in herinnering dat de overeenkomst met [geïntimeerde] op 8 november 2011, derhalve tijdens het door [accountant] beoordeelde boekjaar 2011, is gesloten. Volgens de accountant blijkt uit de berekeningen dat de gemiddelde kostprijs van een contract circa 36% bedraagt van de termijnverplichtingen van een contractant, waarbij geen rekening is gehouden met de variabele kosten en een winstopslag. De documenten aan de hand waarvan de berekeningen zijn uitgevoerd worden in deze brief opgesomd en de berekeningen worden nader toegelicht.
9.4.2.
Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] de juistheid van de door Proximedia overgelegde algemene kostprijsberekening als zodanig niet heeft betwist. [geïntimeerde] heeft enkel benadrukt dat Proximedia, na het gesprek van circa 15 minuten voorafgaand aan de ondertekening van de overeenkomst op 8 november 2011, voor hem geen aantoonbare kosten heeft gemaakt. [geïntimeerde] miskent daarmee dat de door Proximedia geleden schade niet alleen bestaat uit de kosten van direct aan hem geleverde diensten, maar ook uit de algemene schadecomponent bedrijfskosten. Aangezien [geïntimeerde] de toelichting op de algemene schadecomponent niet heeft betwist, noch is ingegaan op de stelling van Proximedia dat verder ook rekening moet worden gehouden met de variabele kosten en een winstopslag, is het hof van oordeel dat Proximedia heeft bewezen dat in dit geval 40% van de resterende maandtermijnen een redelijke raming is van de door haar geleden schade als gevolg van de contractbreuk. Dat betekent dat – naast het bedrag van € 835,38 (zie rechtsoverweging 6.8 van het tussenarrest van 17 november 2015) – ook het bedrag van € 4.212,-- toewijsbaar is.
9.4.3.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten ad € 757,10 en de wettelijke rente kunnen eveneens worden toegewezen, nu [geïntimeerde] deze vorderingen niet afzonderlijk heeft weersproken, terwijl uit het dossier voldoende blijkt van daadwerkelijk plaatsgevonden buitengerechtelijke activiteiten.
9.4.4.
De slotsom is dat de vordering van Proximedia alsnog integraal zal worden toegewezen. Het bestreden vonnis kan daarom niet in stand blijven. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [geïntimeerde] worden veroordeeld in de kosten van de beide instanties.

10.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Proximedia te voldoen het bedrag van € 5.963,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.047,38 vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, 22 februari 2013, tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de proceskosten van de beide instanties en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Proximedia voor de eerste aanleg op € 90,71 aan dagvaardingskosten, op € 448,-- aan griffierecht en op € 500,-- aan salaris gemachtigde en voor het hoger beroep op € 83,71 aan dagvaardingskosten, op € 683,-- aan griffierecht en op € 1.580,-- aan salaris advocaat;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, J.C.J. van Craaikamp en R.R.M. de Moor en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 juli 2016.
griffier rolraadsheer