Uitspraak
wGERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 3425074-14/681)
2.Het geding in hoger beroep
- de appeldagvaarding
- de rolbeslissing van 25 augustus 2015
- de akte van [appellant] van 8 september 2015 met twee producties,
- de antwoordakte van [geïntimeerde] , houdende referte
- de memorie van grieven met tien producties, waarvan prod. 2 en 3 de procesdossiers in respectievelijk het deelgeschil en de dagvaardingsprocedure betreffen
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
- prod. 1: als hiervoor sub D
- prod. 2: als hiervoor sub A
- prod. 3: als hiervoor sub B
- prod. 4: als hiervoor sub C
- prod. 5: rapport Arbeidsinspectie 17 november 2009
- prod. 6: brief Advimed van 10 maart 2011
- prod. 7: rapport UWV 5 van 5 augustus 2011 (van deze prod. ontbreekt blz. 2)
[appellant] heeft vervolgens in de onderhavige deelgeschilprocedure in eerste aanleg gevorderd:
Grieven 6 en 7 betreffen de proceskostenveroordeling in beide instanties.
Volgens [geïntimeerde] is het in haar onderneming gebruikelijk dat jaarlijks, voor het eerst op 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het diploma is gehaald een salarisaanpassing plaatsvindt. [appellant] had op 14 februari 2008 zijn diploma gehaald en werd dus eerst vanaf 1 januari 2009 betaald als “eerste monteur”.
Het hof constateert overigens dat ook in 2009 op zijn loonstrookje nog steeds stond: leerling monteur. Seegers stelt dat die vermelding niet juist is en dat [appellant] toen werd betaald als eerste monteur.
Wat er van dit alles ook zij: dat [appellant] ten tijde van het ongeval reeds eerste monteur was, kan bij deze stand van zaken aan dit auditrapport niet worden ontleend.
Op [geïntimeerde] rust de plicht aan te tonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Aan de inhoud van de zorgplicht wordt mede invulling gegeven door de concrete omstandigheden van het geval, en de ervarenheid van de werknemer behoort tot die omstandigheden. Voor zover [geïntimeerde] [appellant] naar voren poogt te schuiven als een reeds tamelijk ervaren kracht, dient zij aan te tonen dat [appellant] zo ervaren is als [geïntimeerde] beweert. Ervarenheid neemt geleidelijk toe; de enkele omstandigheid dat [appellant] op 14 april 2008 zijn diploma had gehaald maakte hem niet van de ene dag op de andere een net zo ervaren kracht als, bijvoorbeeld, [collega van appellant] .
Bij deze stand van zaken is naar ’s hofs oordeel de omstandigheid dat [appellant] zijn diploma reeds had behaald weliswaar niet zonder belang, maar niet doorslaggevend.
Onder omstandigheden zou het moeten werken op een ladder als zelfstandige grond voor aansprakelijkheid van [geïntimeerde] kunnen gelden, doch het hof concentreert zich, nu ook de Arbeidsinspectie geen bijzondere aandacht aan de ladder besteedt, in de eerste plaats op de kwestie van het contact met een onder spanning staand onderdeel.
Bij inleidende dagvaarding in het bodemgeschil herhaalt [appellant] in randnummer 20 dat er niet genoeg spanningsmeters beschikbaar waren, maar voegt hij daaraan toe dat het bovendien een onhandig kastje was dat niet aangegespt kon worden. Er ontbrak juist de gewenste duspol die een ontlader heeft. In de dagelijkse werkdruk leidde dit ertoe dat men niet de multimeter ging zoeken, maar volstond met het uitzetten van de spanning om de opgelegde productie te halen, aldus [appellant] .
Bij de memorie van grieven stelt [appellant] andermaal dat er onvoldoende spanningsmeters beschikbaar waren, dat de multimeter onhandig in gebruik was terwijl de duspol – welke een ontlader heeft - ontbrak, en dat de spanningsmeter ook niet geëigend en inmiddels niet langer toegestaan is.
- dat de instructie van het bedrijf is om te allen tijde spanningsloos te werken; zijn verklaring houdt echter tevens in dat hij dat in dit geval ook heeft gedaan althans in de veronderstelling verkeerde datgene te hebben gedaan wat nodig was om spanningsloos te werken
- dat de instructie van het bedrijf tevens is om te controleren of de spanning eraf was, en dat hij in dit geval vergeten was om dàt te doen.
[appellant] , een in leeftijd nog vrij jonge (23 jaar oude), weliswaar gediplomeerde, doch nog niet zeer ervaren monteur werkte buiten het eigen bedrijf onder leiding van een zeer ervaren chef-monteur die feitelijk elders op die locatie werkzaam was. [appellant] beschikte over een duspol (dat is de vooronderstelling; zie hiervoor). [appellant] heeft de groep uitgeschakeld waarvan het nummer overeenstemde met het nummer dat voorkwam op een lasdoos, daarbij veronderstellende dat laatstbedoeld nummer het nummer van de groep aangaf. Ondanks het gegeven dat hij een duspol bij zich had heeft hij, in strijd met de instructie, die duspol niet gebruikt om te controleren of er ter plaatse waar hij werkte inderdaad geen spanning op die installatie stond. Dat de ter plaatse eveneens werkzame chef-monteur [collega van appellant] feitelijk enige controle heeft uitgevoerd op de wijze waarop [appellant] werkte is gesteld noch gebleken.
Bewijs dat [appellant] in tegenstelling tot dit voorlopige uitgangspunt niet over een duspol beschikte is echter niet nodig, aangezien ook zonder zodanig bewijs het hof komt tot aansprakelijkheid van [geïntimeerde] vanwege een ontoereikend toezicht.
Bewijs dat bij [geïntimeerde] , in tegenstelling tot het hiervoor in r.o. 3.5.12.11 omschreven voorlopige oordeel, wel voldoende aandacht werd besteed aan veilig werken is niet afdoende, nu het hof hiervoor bij wijze van hypothese ervan uit is gegaan dat zodanige voortdurende en systematische instructies wel in het bedrijf van [geïntimeerde] zouden zijn gegeven doch zulks aan de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] in dit concrete geval niet in de weg staat. Aan dit bewijs komt het hof dus evenmin toe.