ECLI:NL:GHSHE:2016:3142

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
20-002003-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en hennepstekjes met betrekking tot een criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 dagen voor het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten en hennepstekjes. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 mei 2011 in Sas van Gent, gemeente Terneuzen, opzettelijk hennepplanten en hennepstekjes aanwezig heeft gehad in een pand aan het Vlaanderenplein. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak van een aantal andere tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft hem niet-ontvankelijk verklaard in dat hoger beroep. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging beoordeeld en geconcludeerd dat er geen gronden zijn die aan de ontvankelijkheid in de weg staan. De verdediging heeft aangevoerd dat de redelijke termijn is overschreden, maar het hof heeft geoordeeld dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor deelname aan een criminele organisatie, waardoor de verdachte van dat onderdeel is vrijgesproken. De verdachte is echter wel schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en hennepstekjes, wat in strijd is met de Opiumwet. De straf is gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn, maar het hof heeft geoordeeld dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-002003-15
Uitspraak : 26 juli 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 juni 2015 in de strafzaak met parketnummer 12-715300-11 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1962,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 4 ten laste gelegde. Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open van een vrijspraak. Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen deze vrijspraak.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal bevestigen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging wegens de overschrijding van de redelijke termijn. Subsidiair heeft zij integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met
16 mei 2011, in elk geval op 16 mei 2011, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of afgeleverd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het Vlaanderenplein) (in totaal telkens) 927, althans (telkens) een grote hoeveelheid hennep(planten), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 februari 2011 tot en met
16 mei 2011, althans op 16 mei 2011, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van beroep en/of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan het Vlaanderenplein) een hoeveelheid van (in totaal telkens) ongeveer 18.245, althans (telkens) een groot aantal hennepstekjes, althans delen van hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3:
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 16 mei 2011 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, althans Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband tussen hem verdachte en één of meer andere perso(o)n(en), te weten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9] en/of [medeverdachte 10] en/of [medeverdachte 11] en/of [medeverdachte 12] en/of [medeverdachte 13] en/of [medeverdachte 14] en/of één of meer ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van één of meer misdrijf/misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het telkens tezamen en in vereniging en/of alleen:
opzettelijk in de uitoefening van beroep of bedrijf telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of afleveren, in elk geval het (telkens) opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep(planten) en/of hennepstekjes, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Met betrekking tot de begrenzing van de periode in het onder 2 ten laste gelegde overweegt het hof dat '2012' in het licht van het onderhavige dossier als een kennelijke verschrijving moet worden aangemerkt. Het hof leest in plaats daarvan '2011'.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging
De verdediging heeft zich (primair) op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging wegens schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Zij heeft daartoe
- samengevat - het volgende aangevoerd.
Verdachte is op 16 mei 2011 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft pas op 15 juni 2015 vonnis gewezen. Verdachte heeft in eerste aanleg vier jaar in onzekerheid verkeerd. Dat is een extreem lange periode. Inmiddels is er vijf jaar verstreken sinds de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld.
Op grond van jurisprudentie van de Hoge Raad is het uitgangspunt dat een overschrijding van de redelijke termijn niet meer dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging, maar dat uitgangspunt doet geen recht aan de burger; het kan traagheid aan de zijde van het openbaar ministerie in de hand werken. Verschillende lagere rechters volgen de Hoge Raad daarom niet in dit uitgangspunt.
Verder speelt een rol dat de voorlopige hechtenis van verdachte is geschorst en dat verdachte sindsdien al vier jaar met schorsingsvoorwaarden moet leven.
Ook is het verdedigingsbelang geschaad. Zo kan door het tijdsverloop [getuige 1] niet meer als getuige worden gehoord, omdat hij inmiddels is overleden, aldus de verdediging.
Het verweer faalt reeds op de grond dat volgens vaste jurisprudentie een overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door de vermindering van de op te leggen straf.
Ook overigens zijn er geen gronden gebleken of aannemelijk geworden die aan de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging in de weg staan. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de strafvervolging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Een criminele organisatie als bedoeld in art. 140 Sr is een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen.
De organisatie dient het plegen van misdrijven tot oogmerk te hebben. Het is echter niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is of dat de organisatie de uitsluitende bedoeling heeft misdrijven te plegen. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Er is sprake van deelnemen aan een organisatie als bedoeld in art. 140 Sr indien de verdachte behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk, te weten: het plegen van misdrijven. Hij dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten, in de zin van onvoorwaardelijk opzet, dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat dat sprake is geweest van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband in vorenbedoelde zin, noch dat verdachte daaraan heeft deelgenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 mei 2011, te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan het Vlaanderenplein in totaal een grote hoeveelheid hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2:
hij in de periode van 1 maart 2011 tot en met 16 mei 2011 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan het Vlaanderenplein een groot aantal hennepstekjes, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De verdediging heeft met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Verdachte ontkent vanaf het begin stellig dat hij betrokken is bij het opzettelijk telen enzovoorts van hennep(stekjes). Hij kwam op 16 mei 2011 naar de Vlaanderenhal in Sas van Gent om een klusje te doen. Hij wist niet wat dat klusje zou inhouden. Hij zou daar een paar tientjes voor krijgen. Gelet op zijn slechte financiële positie, kon hij dat geld goed gebruiken en daarom is hij daar naar toe gegaan.
Toen verdachte de hal betrad, zag hij een bos sleutels op de grond liggen. Hij heeft die opgeraapt en in zijn zak gestoken. Als verdachte medepleger zou zijn geweest van het opzettelijk telen enzovoorts van hennep, zou hij vaker in die hal zijn geweest. Niemand heeft echter verklaard dat verdachte vaker in de hal kwam.
[medeverdachte 6] heeft bij de politie verklaard dat hij een paar keer in het pand is geweest en dat hij daar verdachte en diens zoon heeft ontmoet, maar hij heeft niet verklaard welke activiteiten verdachte daar zou hebben ontplooid. Bij de rechter-commissaris is [medeverdachte 6] teruggekomen op zijn verklaringen bij de politie. Verdachte betwist de verklaringen die [medeverdachte 6] bij de politie heeft afgelegd.
[medeverdachte 8] heeft eveneens over verdachte verklaard, maar ook hij heeft niets gezegd over wat verdachte in het pand zou hebben gedaan. Hij heeft verdachte alleen gezien aan de koffietafel en dat sluit aan bij de verklaring van verdachte, namelijk dat hij het pand net was binnengekomen en een kop koffie wilde nemen, toen de politie binnenviel. Verdachte heeft niet gezien dat er een hennep(stekjes)kwekerij in het pand aanwezig was.
Bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs moet verdachte worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan verdachte is onder 1 primair en 2 primair - kort gezegd - ten laste gelegd het medeplegen van het opzettelijk telen enzovoorts van hennep respectievelijk hennepstekjes.
Het hof stelt voorop, dat voor medeplegen sprake moet zijn van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, waarbij de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht moet zijn.
Voor de vraag of sprake is van de vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan onder meer rekening worden gehouden met de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt, nu het erom gaat dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Uit het dossier blijkt het volgende.
Naar aanleiding van een DOL (Drugs Overlast Lijn)-melding d.d. 10 januari 2011, waarbij
over hennepstank werd geklaagd in de Vlaanderenhal te Sas van Gent, en CIE-informatie, zijn door Delta Netwerkbedrijf metingen verricht. Uit de metingen (in de periodes
22 februari 2011 tot en met 28 februari 2011,14 maart 2011 tot en met 21 maart 2011 en
28 maart 2011 tot en met 4 april 2011) viel op te maken dat er op de gemeten elektriciteitslijn waarop de Vlaanderenhal te Sas van Gent is aangesloten, een hennepkwekerij in werking was (dossier, pag. 98-105). De Vlaanderenhal werd gehuurd door [medeverdachte 3] (dossier, pag. 1304).
Na twee inkijkoperaties in het voormalige fitness- en saunagedeelte in de Vlaanderenhal (dossier, pag. 1195-1196) en de gebleken resultaten van een aangebrachte bewegingsmelder (dossier, pag. 1202-1203) is een inval door de politie gepland. Op 16 mei 2011 06.34 uur werd door het ROG (regionale ondersteuningsgroep)-team de Vlaanderenhal via een grote schuifdeur betreden. In de hal werd een hennepgeur waargenomen door de politie (dossier, pag. 135 en 181). In deze hal stonden onder meer marktkramen, een personenauto (op naam van [medeverdachte 5] ), een bedrijfsauto Mercedes Vito (op naam van verdachte) en een bedrijfsauto Volkswagen Transporter (op naam van [naam] ). Achter deze laatste auto werd een persoon, [medeverdachte 1] , aangetroffen.
Via een heimelijke toegang achter een marktkraam werd in de daarachter gelegen voormalige fitnessruimte binnengetreden en werd een in werking zijnde hennep(stekken)kwekerij aangetroffen (dossier, pag. 131-132). Deze kwekerij was verdeeld over verschillende ruimten, waarin in totaal 927 hennepplanten en 18.245 hennepstekjes stonden (dossier, pag. 138). Voorts was er een productiekamer/werkkamer/kantine ingericht met werktafels en acht stoelen met waterreservoirs, voedingsbodems, snijplankjes, schaartjes, snijmesjes en plastic bekertjes met gele stokjes waarop met potlood '16' was geschreven. Soortgelijke stokjes met de cijfers 2, 5, 9 en 12 werden aangetroffen in gevulde voedingsbodems.
De politie heeft hieruit en uit het feit dat oude cijfers waren vervaagd voor het aanbrengen van nieuwe cijfers, afgeleid dat deze cijfers duiden op data waarop de stekjes werden gesneden en in voedingsbodems werden geplant (dossier, pag. 172-178). Ook werd een groot aantal nieuwe, ongevouwen dozen en overig verpakkingsmateriaal aangetroffen. De stekjes werden in deze ruimte vanuit de stekruimten in dozen gedaan (dossier, pag. 166).
De hennep- en hennepstekkenkwekerij kon alleen worden betreden via de eerder genoemde
heimelijke ingang. In de centrale ruimte van de kwekerij werden negen personen aangetroffen, onder wie [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 8] en
verdachte (dossier, pag. 132).
Bij de fouillering van verdachte werd een bos sleutels aangetroffen en inbeslaggenomen (dossier, pag. 1784). Deze bos sleutels bevatte twee stersleutels die pasten op de buitendeur van de Evenementenhal van de Vlaanderenhal (dossier, pag. 351). Toen [verbalisant 1] deze toonde en vroeg waar die van waren, antwoordde verdachte dat deze van de deur waren.
[medeverdachte 6] heeft bij de politie op 18 mei 2011 en op 24 mei 2011 verklaard dat hij in de kwekerij plantenrotzooi opruimde, dozen met stekken wegbracht, stekken in bakken zette, dat hij van verschillende mensen verzoeken kreeg om dingen te doen, dat aan de tafel werd gewerkt, dat de ploeg een wisselende samenstelling had, dat er enveloppen met geld lagen als hij wegging, dat hij er vier keer elke maandag en een donderdag had gewerkt, dat in een grote doos een hele bak met stekjes ging en in een kleine doos een halve bak met stekjes, dat de dozen in de witte Mercedes bus gingen, dat die Mercedes bus reed als iedereen weg was, dat het 'kliekje' daar van afwist, dat hij met het kliekje iedereen bedoelde, zoals [medeverdachte 1] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] , een man die 'broer' werd genoemd en verdachte, behalve de vrouwen. Iedereen was er steeds, behalve [medeverdachte 7] .
[medeverdachte 6] verklaart acht of negen keer in de kwekerij te zijn geweest (dossier, pag. 656-657 en 663-666).
[medeverdachte 8] heeft bij de politie op 16 mei 2011, op 18 mei 2011 en op
24 mei 2011 verklaard dat hij met een busje, Mercedes Vito, dat hij ter beschikking had
gekregen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , sinds een maand zeven keer naar de
kwekerij is geweest, dat hij er soms één keer per week en soms twee keer per week was en dat die mannen geld op tafel legden in een envelop met de naam er op. [medeverdachte 8]
herkende verdachte van de foto en verklaarde over hem dat deze meneer ook was aangehouden toen hij werd aangehouden en dat hij die man daar twee keer eerder had gezien (dossier, pag. 792-795, 797-810, 826-828).
Naast deze verklaringen geeft ook de verklaring van [medeverdachte 5] steun
aan de verklaring van [medeverdachte 6] (dossier, pag. 985-986).
De medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] hebben hun verklaringen bij de rechter-commissaris afgezwakt en bijgesteld. Het hof houdt beiden echter aan hun aanvankelijk, in beperkingen, en onafhankelijk van elkaar afgelegde verklaringen, die in hoofdlijnen met elkaar overeenstemmen en die passen bij de feitelijke vaststellingen met betrekking tot de hennepkwekerij. Weliswaar blijkt dat [medeverdachte 6] zich zorgen maakte over zijn broer die op sterven lag, doch hij is in de gelegenheid gesteld die broer te bezoeken (dossier, pag. 662) en daarna is hij niet teruggekomen op zijn verklaring.
Het hof acht niet geloofwaardig hetgeen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] ten overstaan van de rechter-commissaris hebben verklaard, dat ze bij de politie overal 'ja' op hebben gezegd en dat de politie hen in een bepaalde richting heeft gestuurd. Immers, beide gedetailleerde verklaringen bij de politie worden ook ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 8] bij de politie. De verklaringen ondersteunen elkaar over en weer.
[medeverdachte 8] heeft zich bij de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht beroepen, doch het hof acht zijn verklaring desalniettemin bruikbaar voor het bewijs, nu zijn verklaring voldoende wordt ondersteund door de verklaringen van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 5] .
Het hof overweegt verder als volgt.
Verdachte is aangehouden in het centrale gedeelte van de kwekerij. Hij was in het bezit van sleutels die toegang gaven tot de Vlaanderenhal. Via een geheime ingang, weggestopt achter een houten kraampje, kwam men in de voormalige fitnessruimte van de Vlaanderenhal waar de kwekerij zich bevond.
Uit de beschrijving van de hennep(stekken)kwekerij, met bijbehorende fotomap, blijkt dat sprake was van drie kweekruimtes met assimilatielampen, koolstoffilters en hennepplanten en drie stekruimtes met ventilatoren, dompelpompen, lampen, waterreservoirs en stekjes, welke ruimtes in verbinding stonden en uitkwamen op de centrale ruimte waar werktafels stonden, met stoelen waarnaast voedingsbodems stonden. Op de tafel lagen snijplankjes, schaartjes, snijmessen, stekstokjes, stekpoeder en er stond eten en drinken. Er was sprake van een sterke henneplucht en hoge luchtvochtigheid.
Verdachte heeft verklaard dat hij hier naar toe ging om een paar tientjes te verdienen.
[medeverdachte 8] heeft verklaard dat hij verdachte twee keer eerder had gezien in de hennepkwekerij en [medeverdachte 6] heeft verklaard dat het 'kliekje', onder wie verdachte, wist van - naar het hof begrijpt - de hennep(stekjes)kwekerij en de gang van zaken daaromtrent. Gelet hierop kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat verdachte wetenschap had van de hennep(stekken)kwekerij. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk hennep(stekjes) aanwezig heeft gehad.
De verklaring van verdachte dat hij op 16 mei 2011 voor de eerste maal in de Vlaanderenhal was en slechts koffie kwam drinken en geen hennep(stekken)kwekerij heeft gezien, acht het hof op grond van het bovenstaande en de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] niet geloofwaardig. Hetzelfde geldt voor zijn verklaring dat hij de sleutelbos met twee sleutels van de toegangsdeur van de Evenementenhal van de Vlaanderenhal op de grond had zien liggen, had opgeraapt en in zijn zak had gestoken. Immers, desgevraagd door [verbalisant 1] meldde hij gelijk dat de sleutels van de deur waren.
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende bewijs dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere verdachten bij het opzettelijk telen van hennep. Verdachte moet daarom bij gebrek aan voldoende bewijs worden vrijgesproken van het medeplegen van telen van hennep(stekjes).
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten en hennepstekjes.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Bij de bepaling van de strafduur heeft het hof in het voordeel van de verdachte rekening gehouden met de omstandigheid dat de redelijke termijn, bedoeld in art. 6 lid 1 EVRM is geschonden. Deze termijn is aangevangen op 16 mei 2011, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld en voor de eerste maal is verhoord. De rechtbank heeft op 15 juni 2015 vonnis gewezen. De behandeling van de zaak in eerste aanleg is derhalve niet afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na de aanvang van de redelijke termijn. Het hof constateert dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer twee jaar en één maand. Bijzondere omstandigheden die deze overschrijding rechtvaardigen zijn naar het oordeel van het hof niet aanwezig. Deze overschrijding van de redelijke termijn dient naar het oordeel van het hof te leiden tot strafmatiging.
Zonder schending van de redelijke termijn zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 72 dagen passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van de hierna aan te geven straf.
Beslag
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan en voorbereid. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 4 ten laste gelegde;
Vernietigt het vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
52 (tweeënvijftig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 10 1.00 STK Papier - kopie diverse notities;
- 11 1.00 STK Papier - kopie diverse passen, bank enz.;
- 236546 1.00 STK Sleutelbos - IBN nr O5.1;
- 236547 1.00 STK Sleutel - pinsleutels;
- 236564 1.00 STK Sleutel - NEMEF;
- 236565 1.00 STK Sleutel - DOMSLEUTEL;
- 236566 1.00 STK Papier - memoblaadje van Tchibo met aantekeningen;
- 236567 1.00 STK Pas - gammavoordeelpas nr. 261104098007;
- 236568 1.00 STK Kassabon - multimatebouwmarkt;
- 236592 3.00 STK Sleutel - YALE - waarvan 2 pinsleutels;
- 236593 1.00 STK Pas - Kärcher pas opschrift 11;
- 236594 2.00 STK Sleutel - 2 sleutels blanco, ibn nr 05.13.
Aldus gewezen door
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. P.J. Hödl en mr. G.P.M.F. Mols, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 26 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Hödl en mr. Mols zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.