In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een appellant tegen meerdere geïntimeerden in een civiele procedure. De zaak is een vervolg op eerdere tussenarresten van 24 maart 2015 en 28 juli 2015, waarin het hof zich heeft gebogen over de partiële ontbinding van een duurovereenkomst, specifiek de commerciële hoofdverhuur van woonruimte. De appellant, wonende in België, heeft de hoofdhuurovereenkomst met de geïntimeerden, die allen in Nederland wonen, aangevochten. Het hof heeft geoordeeld dat de huurovereenkomsten met ingang van 1 april 2011 zijn ontbonden, en dat de appellant geen huur meer verschuldigd is aan de verhuurders voor de periode na deze datum. Tevens is vastgesteld dat de appellant huurbetalingen van onderhuurders heeft ontvangen, die hij op grond van artikel 6:272 BW aan de eigenaren moet afdragen. Het hof heeft de appellant opgedragen om zijn bankafschriften over de jaren 2010 en 2011 te overleggen om de ontvangen huurbetalingen te verifiëren. In de uitspraak van 12 januari 2016 heeft het hof het deeleindvonnis van de kantonrechter vernietigd voor zover het betreft de huurachterstanden en heeft het nieuwe bedragen toegewezen aan de geïntimeerden, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.