Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als [appellante] ,
advocaat: mr. B. Vertogen te Tilburg,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/272027/HA ZA 13-844)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met een productie;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord met een productie;
- de akte van [appellante] met een productie.
3.De beoordeling
primairten grondslag gelegd dat zij met [geïntimeerde] een overeenkomst van borgtocht heeft gesloten op grond waarvan [geïntimeerde] verplicht is de verbintenissen van BBM jegens [appellante] na te komen, dan wel dat [geïntimeerde] zich als hoofdelijk medeschuldenaar heeft verbonden die verbintenissen na te komen.
Subsidiairheeft [appellante] gesteld dat [geïntimeerde] als bestuurder van BBM een onrechtmatige daad heeft gepleegd omdat hij, ondanks vele toezeggingen zijnerzijds, niet gezorgd heeft dat de door BBM aan [appellante] verschuldigde bedragen voldaan werden, terwijl BBM voor de vordering van [appellante] geen verhaal biedt. Volgens [appellante] treft [geïntimeerde] in dit verband een ernstig persoonlijk verwijt.
Hetzelfde heeft te gelden voor de e-mailcorrespondentie tussen mr. [advocaat] en [geïntimeerde] van 25 april 2012, waaruit niet meer kan worden afgeleid dan dat mr. [advocaat] gezien de lange samenwerkingsrelatie tussen [appellante] en BBM en de persoonlijke toezeggingen van [geïntimeerde] “dat alles goed zou komen” de gang van zaken betreurt. Mr. [advocaat] schreef vervolgens
“Ik heb je toen op de man af gevraagd of je nog steeds persoonlijk garant stond. Dat was zo. (…) Ook je terughoudendheid (afwijzing) om mondelinge toezeggingen om te zetten in schriftelijke toezeggingen (…) betreur ik. (…) Ik ga ervanuit dat je het gesprek met (…) ons hervat (…)Zoals gezegd schort ik in afwachting daarvan alle werkzaamheden op (…)”Het antwoord van [geïntimeerde] ( “
Ik begrijp je reactie”) kan niet anders beschouwd worden dan als een antwoord op de aangekondigde opschorting van de werkzaamheden en, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet als een instemming met de stelling van mr. [advocaat] dat [geïntimeerde] had gezegd dat hij persoonlijk garant stond.
Datzelfde geldt voor de stelling van [appellante] bij memorie van grieven sub 51, inhoudende dat [geïntimeerde] namens BBM verplichtingen (naar het hof aanneemt: jegens [appellante] ) is aangegaan, terwijl hij wist althans moest weten dat dat BBM deze verplichtingen niet zou kunnen nakomen en voor de daardoor door [appellante] geleden schade geen verhaal zou bieden. Dat [geïntimeerde] in 2010 (zie punt 3.6.3.) aan [appellante] heeft gemeld dat hij de op dat moment openstaande posten van [appellante] voor zijn rekening zal nemen, impliceert niet dat hij op dat moment moest weten dat BBM later, namelijk vanaf 2011, jegens [appellante] aangegane verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Dit geldt te meer nu het faillissement van Bremi, waardoor BBM onweersproken betalingsproblemen kreeg, pas in 2012 is uitgesproken.