Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante 2],
wonende te [woonplaats] ,
[appellante 3],
wonende te [woonplaats] ,
1.[partij 1] ,
2. [partij 2] ,
5. Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 16 februari 2016;
- de brief van de heer [echtgenoot van partij 2] , echtgenoot van [partij 2] , van 29 februari 2016 met als bijlage een verklaring van [partij 2] van 31 maart 2015;
- het H16-formulier met daarbij de originele betekeningsexploten van 3 maart 2016 (in het dossier trof het hof geen originele exploten aan);
- de brief van mr. Stut van 30 mei 2016 met drie producties;
- de brief van mr. Lhoëst-van de Ven van 3 juni 2016 met twee producties;
- de memorie na oproeping d.d. 16 juni 2016 van [partij 1] met 9 producties;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen gehouden op 16 juni 2016.
6.De verdere beoordeling
7.De uitspraak
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartijen (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;