4.1.De rechtbank heeft in het vonnis van 3 oktober 2012 onder 3.1 vastgesteld van welke feiten zij bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Voor zover die feiten relevant zijn en niet zijn bestreden, zal ook het hof daarvan uitgaan. Hierna volgt een opsomming van die feiten voor zover relevant en niet bestreden.
a. [appellant] was (mede)eigenaar van grond gelegen tussen de gemeente [plaats 1] en [plaats 2] . In 1996 is hij in overleg getreden met de heer [makelaar] , makelaar bij [makelaardij] over verkoop en ontwikkeling van een deel van zijn grond (hierna het perceel).
b. Vanaf december 1999 heeft [appellant] zich in het kader van de tot stand te brengen onroerend goed transactie laten bijstaan door [geïntimeerde] als advocaat. [appellant] bediende zich hierbij verder van genoemde [makelaar] en van [medewerker PWC] , werkzaam bij accountantskantoor PWC.
c. Bij brief van 20 april 2000 (productie 2 dagvaarding in eerste aanleg) schrijft [geïntimeerde] namens [appellant] aan mogelijke kopers dat [appellant] het perceel te koop heeft voor een bedrag van ± f 12.000.000,-.
d. Uit correspondentie tussen [koper 1] , zijn advocaat mr. Gebel , [makelaar] en [appellant] gevoerd tussen juli 1996 en januari 2001 (productie 17 dagvaarding in eerste aanleg) blijkt dat deze personen het met elkaar eens waren dat de uiteindelijke waardevermeerdering van de grond als gevolg van bestemmingswijziging (van “koud” (agrarische bestemming) naar “warm” (bouwbestemming)) ten goede zou moeten komen aan [appellant] en dat winst gerealiseerd door bebouwing ten goede zou moeten komen van [koper 1] .
e. In 2001 melden zich bij voornoemde heer [koper 1] de heren [koper 2] en [koper 3] . Zij richten op Digit Parc B.V.
f. Nadat onderhandelingen hebben plaatsgevonden, wordt in april 2001 een concept koopovereenkomst opgesteld tussen [appellant] en zijn echtgenote als verkopers en Digit Parc B.V. als koper (productie 4 conclusie van antwoord). Als totale koopprijs is in woorden vermeld “negen miljoen vijfhonderd duizend gulden” (art. 2.1). Het in cijfers getypte bedrag is voor het hof onleesbaar omdat daaroverheen met de hand is geschreven. De handgeschreven cijfers en getypte cijfers vermelden tezamen als koopprijs “9670000,00”. Verder is vermeld dat levering dient plaats te vinden uiterlijk 31 december 2003 (art. 6.1). Het concept bevat geen clausule inhoudende dat de verkoper recht heeft op rente over de koopprijs in de periode tussen het sluiten van de koopovereenkomst en de dag van de levering (hierna “de renteclausule”). Het concept bevat evenmin een clausule waarin is bepaald dat de verkoper van de koper een vergoeding ontvangt wegens eventuele meerwaarde uit bestemmingswijziging van “koud naar warm” (hierna de meerwaardeclausule). Het concept wordt in mei 2001 besproken tussen [appellant] , [medewerker PWC] en [geïntimeerde] (nr. 18 conclusie van antwoord. [appellant] stelt in nr. 8 memorie van grieven dat ook aanwezig waren zijn echtgenote en de heer [makelaar] ).
g. Op 14 september 2001 vinden er (weer) onderhandelingen plaats. Aanwezig zijn de heren [appellant] , [koper 1] , [koper 2] , [geïntimeerde] , Gebel , [medewerker PWC] en [makelaar] . Het van deze onderhandelingen door [makelaar] opgemaakte verslag (productie 10 conclusie van antwoord) houdt onder meer in:
“(…)
Voorts memoreert de heer [koper 1] er aan dat de afspraken met de heer [appellant] zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat de heer [appellant] de meerwaarde van de grond krijgt ten gevolge van de bestemmingswijziging en dat de heer [koper 1] zijn winst behaalt uit de ontwikkeling en realisering van het bedrijvenpark. De heer [koper 1] ziet dit nog steeds als basis van de overeenkomst.
(…)
5. Termijnen / rentebetaling
Door de heer [geïntimeerde] wordt ter sprake gebracht dat het niet ongebruikelijk is dat er afspraken omtrent een renteverrekening in de akte worden opgenomen. (…)
In het kader hiervan wijst de heer [koper 1] erop dat zijn calculaties van de grondopbrengst uitkwamen op NLG 8.670.000,- k.k. De heer [appellant] heeft daar eenzijdig NGL 1.000.000,- bij opgeteld en heeft zijn handtekening geplaatst onder een verkoopsom van NLG 9.670.000,-.
Na overleg met [makelaardij] is de heer [koper 1] onder protest akkoord gegaan met een koopsom van NLG 9.500.000,- k.k., welke dan ook in de conceptakte is opgenomen. Om deze grondprijs echter te kunnen waarmaken zullen de omliggende gronden aanzienlijk goedkoper ingekocht moeten kunnen worden. Derhalve kan er geen sprake zijn van een rentevergoeding. (…)”
h. Bij brief van 19 september 2001 (productie 22 conclusie van repliek) schrijft [appellant] aan [geïntimeerde] , voor zover hier van belang:
“(…)
De niet te verekening of geen aanspraak, van rente op koopsom Digit Parc gaat [appellant]nietmee akoord
Velemalen is afgesproken [appellant] winst uit gronden [koper 1] -bouw winst in bouwen (…)”.
i. Op 30 oktober 2001 wordt weer een concept koopovereenkomst opgesteld tussen wederom
[appellant] en zijn echtgenote als verkopers en Digit Parc B.V. als koper (productie 11 conclusie van antwoord). De totale koopprijs bedraagt NLG 9.500.000,- (art. 2.1) en levering dient plaats te vinden uiterlijk 31 december 2005 (art. 5.1). Het concept bevat geen renteclausule en geen meerwaardeclausule.
j. Bij brief van 17 januari 2002 (productie 9 memorie van grieven) schrijft [makelaar] aan [appellant] en zijn echtgenote, voor zover relevant:
“(…)
Via [medewerker PWC] kreeg ik jullie reactie op de koopakte, (…).
Vele malen heb ik met [koper 1] over andere mogelijkheden gesproken, en hoewel hij zich houdt aan de gemaakte afspraak dat de grondwaardestijging aan jou toekomt en hij de winst uit de gebouwen zal halen, is iedere verdere kostenverhogende factor niet meer verantwoord. (…).
In de afgelopen twee jaar heb ik je er bij herhaling op gewezen dat je, door geen definitief standpunt in te nemen, de gehele ontwikkeling onnodig vertraagt in een periode dat het economisch goed gaat. Het mag duidelijk zijn dat wij thans in een omslagfase van de economie verkeren, waarbij de toekomstperspectieven er op dit moment niet meer zo goed uitzien.
Je hebt midden vorig jaar eenzijdig de verkoopprijs met NLG 1.000.000- (…) verhoogd. Het resultaat hiervan is dat (…) [koper 1] bereid is NLG 800.000,- (…) te accepteren en de koopsom te verhogen tot NLG 9.500.000,- (…). Daarmee heb je absoluut het onderste uit de kan bereikt. (…)”.
k. Bij brief van 1 maart 2002 (productie 4 akte overlegging producties d.d. 30 september 2011) van [geïntimeerde] aan de heer [medewerker PWC] stuurt [geïntimeerde] aan [medewerker PWC] onder meer een conceptbrief gericht aan mr. Gebel (eveneens overgelegd bij genoemde productie 4). Deze conceptbrief houdt onder meer in:
“(…)
Het tegenvoorstel komt hierop neer:
I.
De verkoopprijs van f 9.500.000,00 kosten koper wordt aanvaard (…)
U ziet dat het voor cliënt van belang is dat geen discussie meer gevoerd behoeft te worden over verontreiniging die er niet is, terwijl cliënt afziet van een rentevergoeding voor het feit dat kennelijk het nog enige tijd zal duren alvorens, bijvoorbeeld, de onherroepelijke bouwvergunning is afgegeven. Cliënt wenste aanvankelijk in het contract op te nemen dat he een rentevergoeding zou worden vergoed in verband met de vertraging bij de financiële afwikkeling die het gevolg is van de vertraging bij het verlenen van de bouwvergunning.
(…)”.
l. Op 5 maart 2002 (productie 5 dagvaarding in eerste aanleg) schrijft Krijgen aan [geïntimeerde] :
“5 maart 2002 antw Concept
1 Maart 2002
Beste Mr [geïntimeerde]
O.a. punt 11
Afziet van een rente vergoeding is Fout
Moet zijn krijgt rente.”
De woorden “afziet van” zijn omcirkeld en met een kruis in de cirkel doorgehaald.
m. De concepten van de koopovereenkomst van 9 april 2002 (productie 12 conclusie van antwoord), 3 oktober 2002 (productie 13 conclusie van antwoord) en 11 oktober 2002 (productie 14 conclusie van antwoord) bevatten geen van allen de twee genoemde clausules.
n. Bij brief van 21 september 2002 (productie 18 conclusie van antwoord) schrijft [appellant] aan [geïntimeerde] , voor zover hier van belang:
“(…)
In het vorige koopcontract stond vermeld er is puin en asbest aanwezig (…)
Wat betreft terugkoop perceel grond stuur ik via [medewerker PWC] binnenkort u een ingekleurde schets (…)
In afwachting v [medewerker PWC] en mij: door u opgemaakt koopcontract. duidelijk en safe Kunnen deze zaak snel afronden (…)”.
o. De uiteindelijk tussen [appellant] als verkoper en Digit Parc B.V. op 18 december 2002 ondertekende verkoopovereenkomst (productie 3 conclusie van antwoord) bevat een renteclausule noch een meerwaardeclausule. De koopprijs is NLG 9.750.000,- (art. 2.1). Levering dient plaats te vinden uiterlijk 31 december 2007 (art. 7).
p. Het perceel wordt bij notariële akte van 7 december 2007 door [appellant] geleverd aan Digit Parc (productie 7 dagvaarding in eerste aanleg/ productie 22 conclusie van antwoord).
q. Bij brief van 9 november 2010 (productie 23 conclusie van antwoord) namens [appellant] deelt mr. Van den Boom [geïntimeerde] mee, voor zover relevant:
“(…)
Bij brief van 13 september jongstleden heb ik u inmiddels aansprakelijk gehouden voor de schade aan de zijde van de heer en mevrouw [appellant] ontstaan als gevolg van het ontbreken van een rentebeding in de koopovereenkomst terzake van de grond, u genoegzaam bekend.
Ik heb (…) het dossier nogmaals grondig bestudeerd (…).
Ik ben op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat in de overeenkomst eveneens de clausule had opgenomen dienen te worden terzake van de waardevermeerdering van de grond. Deze clausule werd evenmin opgenomen in de overeenkomst. Cliënten hebben ook als gevolg daarvan schade geleden. Voor deze houd ik u eveneens aansprakelijk. (…)”