ECLI:NL:GHSHE:2016:3082

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
200.109.945_03
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in een whiplashzaak met benoeming van deskundigen na twee ongevallen

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, betreft het een whiplashzaak met twee ongevallen. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 19 juli 2016 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep, waarbij het hof de benoeming van deskundigen heeft besproken. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de arbeidsdeskundige en neuroloog, en heeft voorgesteld om andere deskundigen aan te wijzen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. F.J. David, heeft eveneens voorstellen gedaan voor deskundigen. Het hof heeft de voorstellen van beide partijen overwogen en uiteindelijk besloten om dr. P.L.I. Dellemijn als neuroloog en drs. A.W.A. Elemans als verzekeringsgeneeskundige te benoemen. Het hof heeft ook de rol van de deskundigen en de vraagstellingen die aan hen voorgelegd moeten worden, uiteengezet. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve rapportages en de noodzaak om de klachten van de appellant goed te documenteren. Het hof heeft de verdere beoordeling van de zaak aangehouden en de partijen verzocht om binnen een week de benodigde processtukken aan de deskundigen ter beschikking te stellen. De zaak zal opnieuw worden behandeld na ontvangst van de deskundigenberichten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.109.945/03
arrest van 19 juli 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven te 's-Hertogenbosch,
tegen
[schadeverzekeringen] Schadeverzekeringen N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
voorheen [schade] ., gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. F.J. David te Eindhoven,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 28 augustus 2012 en 15 december 2015 in het hoger beroep van de door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch onder zaaknummer 102243/HA ZA 03-2221 gewezen vonnissen.

9. Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 15 december 2015;
  • de akte van [appellant] van 23 februari 2016.
  • de antwoordakte van [geïntimeerde] van 22 maart 2016.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

10. De verdere beoordeling

10.1. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol teneinde partijen de gelegenheid te geven zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundigen en de vraagstellingen.
10.2. Wat de vraagstellingen betreft:
10.2.1. Partijen hebben geen opmerkingen ten aanzien van de door het hof geformuleerde vraagstellingen, behoudens ten aanzien van de vraagstelling aan de arbeidsdeskundige. [appellant] stelt namelijk voor dat de arbeidsdeskundige niet enkel op basis van het rapport van de neuroloog, maar op basis van alle klachten van [appellant] rapporteert. [geïntimeerde] maakt daartegen bezwaar.
10.2.2. Bij deze kwestie wreekt zich het gegeven dat het begrip “klacht” niet eenduidig is. Naar de letterlijke betekenis duidt dit op alles waarover de klager, terecht of niet, klaagt. Veelal wordt echter met “klachten” juist gedoeld op door de klager aangegeven “klachten”, waarvan het bestaan in enige mate kan worden geobjectiveerd.
Als de arbeidsdeskundige zou moeten rapporteren op alle “klachten” in die zin dat daarmee wordt gedoeld op alles waarover [appellant] klaagt, zou het paard achter de wagen worden gespannen. De arbeidsdeskundige zou dan immers ook moeten oordelen over de vraag of de strikt subjectieve klachten van [appellant] ook maar in enigerlei mate kunnen worden geobjectiveerd. Daartoe is die arbeidsdeskundige niet geëquipeerd en juist daartoe dient – met alle beperkingen welke inherent zijn aan een dergelijk onderzoek – juist het onderzoek van de neuroloog. Het hof verwijst voorts naar hetgeen in r.o. 7.5.1. van het tussenarrest van 15 december 2015 is overwogen omtrent het verzoek van [appellant] tot (afzonderlijke) benoeming van een neuropsycholoog, psychiater en/of handchirurg. Het hof heeft dit verzoek niet ingewilligd doch de beoordeling of inschakeling van (één van) genoemde specialisten nodig is aan de neuroloog overgelaten. Het hof persisteert bij dit oordeel.
10.2.3. Het hof volgt het voorstel van [appellant] dus niet.
10.3. Wat de te benoemen deskundigen betreft:
10.3.1. De neuroloog:
10.3.1.1. [appellant] heeft als neuroloog voorgesteld dr. [voorgestelde neuroloog aan de zijde van appellant] . [geïntimeerde] maakt daartegen bezwaar. Uit het gegeven dat [appellant] aangeeft dat dr. [voorgestelde neuroloog aan de zijde van appellant] tijd en gelegenheid heeft [appellant] op korte termijn te onderzoeken leidt [geïntimeerde] af dat er contact is geweest. Het hof acht dat bezwaar ongegrond. Zakelijk contact omtrent beschikbaarheid is toelaatbaar. De verdenking dat er sprake is geweest van enige sturende of subjectieve inleiding door de advocaat van [appellant] is met geen enkel concreet gegeven gestaafd.
10.3.1.1. [geïntimeerde] heeft voorgesteld dr. [voorgestelde neuroloog aan de zijde van geintimeerde] .
10.3.1.1. Uit gepubliceerde rechtspraak blijkt dat zowel dr. [voorgestelde neuroloog aan de zijde van appellant] als dr. [voorgestelde neuroloog aan de zijde van geintimeerde] veelvuldig als deskundigen in whiplashzaken hebben opgetreden. Overigens waren beiden tot voor kort collega’s; [voorgestelde neuroloog aan de zijde van geintimeerde] werkt in het Meander Medisch Centrum in [vestigingsplaats] alwaar [voorgestelde neuroloog aan de zijde van appellant] – naar blijkt uit openbare publicaties van Meander – werkte tot 1 november j.l.
10.3.1.1. Op het voorstel van [geïntimeerde] heeft [appellant] niet kunnen reageren.
10.3.1.1. Bij deze stand van zaken geeft het hof de voorkeur aan een andere deskundige; het hof zal dr. P.L.I. Dellemijn als zodanig benoemen. Deze is opgenomen in het Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen (LRGD) en is lid van de Nederlandse Vereniging voor Medisch Specialistische Rapportages (NVMSR).
10.3.2. De verzekeringsgeneeskundige:
10.3.2.1. Ook hier bestaat tussen partijen geen overeenstemming. [appellant] stelt dr. [voorgestelde verzekeringsgeneeskundige aan de zijde van appellant] voor; [geïntimeerde] heeft daartegen bezwaren welke overigens in algemeenheden zijn blijven steken. [geïntimeerde] stelt mr. drs. [voorgestelde verzekeringsgeneeskundige aan de zijde van geintimeerde] voor, maar daarop heeft [appellant] niet kunnen reageren.
10.3.2.1. Bij deze stand van zaken geeft het hof de voorkeur aan een derde deskundige.
10.3.2.1. Het LRGD vermeldt acht deskundigen, de ledenlijsten van de NVMSR vermelden zes deskundigen. Daar zit geen enkele overlap tussen. [voorgestelde verzekeringsgeneeskundige aan de zijde van appellant] en [voorgestelde verzekeringsgeneeskundige aan de zijde van geintimeerde] komen beiden voor in het LRGD.
10.3.2.1. Bij deze stand van zaken geeft het hof ook hier de voorkeur aan een andere deskundige; het hof zal drs. A.W.A. Elemans als zodanig benoemen. Ook hij komt voor in het LRGD.
10.3.3. De arbeidsdeskundige:
10.3.3.1. Zowel [appellant] als [geïntimeerde] kan zich vinden in het benoemen van de door het hof voorgestelde R. de Vree. Het hof zal dan ook tot benoeming van deze als arbeidsdeskundige overgaan.
10.4. De te verrichten onderzoeken:
10.4.1. De deskundigen wordt verzocht achtereenvolgens onderzoek te doen en te rapporteren, als eerste dr. Dellemijn, vervolgens drs. Elemans en tenslotte de heer De Vree.
Omwille van de overzichtelijkheid herhaalt het hof de vraagstelling aan de deskundigen; het hof verwijst daartoe naar het dictum.
10.4.2.
NEUROLOGISCH ONDERZOEK:

1.De situatie met ongeval

Anamnese (aanbeveling 2.2.4 RMSR)
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van hobby’s, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
Medische gegevens (aanbeveling 2.2.6 RMSR)b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.
Medisch onderzoek (aanbeveling 2.2.5 en 2.2.7 RMSR)c. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?
Consistentie (aanbeveling 2.2.8 RMSR)d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?
Diagnose (aanbeveling 2.2.15 RMSR)f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaal diagnostische overweging geven?
Beperkingen (aanbeveling 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze en zo nodig toelichten ten behoeve van een eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Medische eindsituatie (aanbeveling 2.2.14 RMSR)h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?k. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 1g)?

2.De situatie zonder ongeval (aanbeveling 2.2.14 en 2.2.16 RMSR)

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (met name de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval (aanbeveling 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?b. Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval (aanbeveling 2.2.17 en 2.2.18 RMSR)c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?e. Kunt u aangeven welke beperkingen uit deze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet-ongevalsgerelateerde klachten en afwijkingen?g. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?h. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

3.Overig (aanbeveling 2.2.11 RMSR)

a. Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

10.4.3.
VERZEKERINGSGENEESKUNDIG ONDERZOEK:
Wilt u bij de beantwoording van alle vragen steeds zoveel mogelijk onderscheid maken tussen a. het eerste ongeval van 26 maart 1993 en b. het tweede ongeval van 5 februari 2007?
Wilt u [appellant] oproepen voor een gesprek en aan de hand van het rapport van de (nog te benoemen) neuroloog de functionele beperkingen van [appellant] omschrijven en de belastbaarheid neerleggen in een belastbaarheidsprofiel, een en ander ten behoeve van arbeidsdeskundig onderzoek?
Verwacht u in de toekomst nog veranderingen in de door u vastgestelde afwijkingen of beperkingen? Zo ja, op welke termijn en in welke zin?
Hebt u verder nog opmerkingen waarvan u het zinvol acht dat het hof daarvan kennis neemt?
10.4.4.
ARBEIDSDESKUNDIG ONDERZOEK:
Huishouden
Wilt u een beschrijving geven van de woning van [appellant] en de inrichting daarvan?
Wilt u de belasting in de verschillende deeltaken in het huishouden van [appellant] beschrijven?
Wilt u deze belasting relateren aan de door de verzekeringsgeneeskundige omschreven belastbaarheid en aangeven welke taken [appellant] redelijkerwijs niet meer kan uitvoeren?
Wat is de behoefte aan huishoudelijke hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
Wat zijn de redelijkerwijs met die hulp gemoeide kosten?
Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen kan worden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeide kosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?
Zelfwerkzaamheid
8.
Wilt u een beschrijving geven van de woning en de tuin van [appellant] ?
9.
Wilt u de belasting in de verschillende deeltaken aan, in en om het huis en in de tuin van X beschrijven?
10.
Wilt u deze belasting relateren aan de door de verzekeringsgeneeskundige omschreven belastbaarheid en aangeven welke taken [appellant] redelijkerwijs niet meer kan uitvoeren?
11.
Wat is de behoefte aan hulp, uitgedrukt in uren per jaar?
12.
Wat zijn de redelijkerwijs met die hulp gemoeide kosten?
13.
Wilt u aangeven of de hulpbehoefte door bepaalde voorzieningen en/of hulpmiddelen en/of inrichting kan worden verminderd? Zo ja, door middel van welke voorzieningen/hulpmiddelen/inrichting en in welke mate beïnvloeden deze de behoefte aan hulp en de daarmee gemoeide kosten?
14.
Acht u het waarschijnlijk dat de door u vastgestelde hulpbehoefte en de daarmee gemoeide kosten in de toekomst nog zullen veranderen? Zo ja, op welke wijze?
Arbeid
15.
Wilt u de genoten opleidingen en het arbeidsverleden van [appellant] beschrijven?
15.
Acht u [appellant] op grond van de door de verzekeringsgeneeskundige beschreven belastbaarheid nog in staat om werkzaamheden vergelijkbaar met zijn toenmalige werkzaamheden bij DAF te verrichten? Zo ja, in welke omvang? Indien daartoe aanpassingen noodzakelijk zijn, welke aanpassingen betreft dat dan?
15.
Welk inkomen kan [appellant] daarmee genereren?
15.
Acht u het aannemelijk dat [appellant] de arbeid waarvoor hij door u eventueel nog geschikt wordt geacht ook daadwerkelijk kan verwerven? Zo ja, op welke termijn? In hoeverre is daarbij van belang dat [appellant] een postacademische cursus (op HBO-niveau) “Kwaliteit en management” heeft gevolgd? Indien daartoe nog een verdere opleiding of begeleiding noodzakelijk is wordt u verzocht aan te geven wat de mogelijkheden daartoe zijn.
15.
Kunt u, uitgaande van de werkzaamheden die [appellant] voor het ongeval verrichtte en rekening houdende met een normaal te verwachten carrière aangeven wat [appellant] in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verdiend?
15.
Welke opmerkingen zijn naar uw oordeel verder van belang ten behoeve van de door het hof te nemen beslissing?
10.5.
Inzage- en blokkeringsrecht:
10.5.1.
Het hof wijst er voorts op dat gegevens die door de ene partij aan de deskundige worden verschaft, tegelijkertijd in afschrift of ter inzage worden verstrekt aan de wederpartij. Dit geldt echter niet onverkort voor medische gegevens die aan de deskundige worden verstrekt door de partij die eventueel gebruik kan maken van het blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2, aanhef en onder b, BW. Deze partij is, met het oog op de eventuele uitoefening van haar blokkeringsrecht, in beginsel niet verplicht de door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens tegelijkertijd aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken.
10.5.2.
Dit lijdt echter in een geval dat de wederpartij een verzekeraar is die beschikt over een medisch adviseur, in zoverre uitzondering dat tevens en tegelijkertijd aan de medisch adviseur van de verzekeraar alle aan de deskundige verschafte medische gegevens in afschrift of ter inzage dienen te worden verstrekt. Aangenomen moet immers worden dat de medisch adviseur, ook ten opzichte van de verzekeraar, de aldus verkregen medische informatie als hem onder zijn geheimhoudingsplicht toevertrouwd zal beschouwen en behandelen.
10.5.3.
Indien de partij die het genoemde blokkeringsrecht heeft, van dit recht geen gebruik maakt en het deskundigenbericht ter beschikking van de wederpartij wordt gesteld, dan is eerstgenoemde partij, indien de wederpartij het verlangt of op bevel van de rechter, alsnog verplicht alle door haar aan de deskundige verschafte medische gegevens aan de wederpartij in afschrift of ter inzage te verstrekken. Weigert zij dit te doen, zonder dat zij daartoe gewichtige redenen als bedoeld in artikel 22 Rv heeft aangevoerd welke door het hof gegrond zijn geoordeeld, dan zal het hof uit die weigering de gevolgtrekking kunnen maken die hij geraden acht.
10.6.
Iedere verdere beoordeling wordt aangehouden.
11. De uitspraak
Het hof:
bepaalt dat achtereenvolgens, in de hierna te noemen volgorde, deskundigenonderzoeken zullen worden uitgevoerd door de hierna te noemen deskundigen, omtrent de in rechtsoverwegingen 10.4.2, 10.4.3 en 10.4.4 geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van de in r.o. 10.4.2 weergegeven vragen:
dr. P.L.I. Dellemijn, p/a Expertise Centrum Neurologie
[telefoonnummer]
[adres]
[postcode] , [plaats]
Postadres
[postadres]
[postcode] , [plaats]
benoemt tot deskundige ter beantwoording van de in r.o. 10.4.3 vermelde vragen:
drs. A.W.A. Elemans, p/a [verzekeringsartsen] verzekeringsartsen
[telefoonnummer]
[adres]
[postcode] , [plaats]
Postbus [postbus]
[postcode] , [plaats]
benoemt tot deskundige ter beantwoording van de in r.o. 10.4.4 vermelde vragen:
R. de Vree, p/a [partners] BV
[telefoonnummer] of [telefoonnummer]
[adres]
[postcode] , [plaats]
Postbus [postbus]
[postcode] , [plaats]
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest en van het arrest van 15 december 2015 aan de deskundigen toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door dezen gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen eerst met het onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit de schriftelijk berichten van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het berichten tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen schriftelijke en met redenen omklede berichten, telkens met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen
en aan de beide andere deskundigentoe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht betreffende het neurologisch onderzoek ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
vier maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt dat de volgende deskundige zijn onderzoek telkens binnen vier maanden na inlevering het vorige rapport en ontvangen bericht van de griffier zal voltooien en dienaangaande zal rapporteren;
wijst de deskundigen en partijen op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 10.5 e.v. is overwogen met betrekking tot het inzage- en blokkeringsrecht;
bepaalt dat de deskundigen in hun rapporten aangeven welke medische gegevens zij hebben ontvangen, waaronder ook die welke zij weliswaar hebben ontvangen maar niet aan hun deskundig oordeel ten grondslag hebben gelegd;
bepaalt dat de deskundigen in hun rapport vermelden of en zo ja op welke wijze zij hebben voldaan aan hun verplichting om de onderzochte persoon in de gelegenheid te stellen mede te delen of hij van zijn inzage- en blokkeringsrecht gebruik wenste te maken;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen op de door dezen begrote bedragen, te weten:
  • € 6.050,-- voor dr. Dellemijn
  • € 6.715,50 door drs. Elemans
  • € 5.190,90 voor dhr. De Vree
tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat [geïntimeerde] genoemd voorschotten zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verzoekt de deskundige, indien hun kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. J.M. Brandenburg tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 18 juli 2017 in afwachting van de deskundigenberichten;
verstaat dat de zaak na ontvangst van de deskundigenberichten naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en H.A.W. Vermeulen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 juli 2016.
griffier rolraadsheer