ECLI:NL:GHSHE:2016:3069

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
18 juli 2016
Zaaknummer
20-003761-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling ex-militair met PTSS voor smaad, beschadiging en bedreiging van ex-vriendin

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, een ex-militair geboren in 1977, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf. Hij had zijn ex-vriendin geïntimideerd en bedreigd, wat leidde tot gevoelens van angst en onveiligheid bij haar. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits hij zich gedurende een proeftijd van twee jaar aan bepaalde voorwaarden houdt. Deze voorwaarden omvatten reclasseringstoezicht, een contactverbod met de ex-vriendin en het uitvoeren van een taakstraf van twintig uren. Het hof heeft ook de beslissing van de eerste rechter bevestigd met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 4.263,00 had toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003761-15
Uitspraak : 29 juni 2016
VERSTEK / dip

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg van 9 december 2015 in de strafzaak met parketnummer 03-195605-15 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
  • feit 1: smaad;
  • feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
  • feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
  • feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal melden bij Reclassering Nederland, Adviesunit l Oost te Arnhem (Nieuwe Oeverstraat 65) op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- de veroordeelde zich zal laten behandelen (voor zijn PTSS-problematiek) bij het Sinaï Centrum, welke behandeling klinisch zal plaatsvinden, waarbij de klinische/intramurale behandeling maximaal 6 maanden mag duren of zoveel korter als de behandelaar en de reclassering aangewezen achten, waarna de veroordeelde, indien geïndiceerd, een ambulante (vervolg)behandeling dient te volgen en zich daarbij moet houden aan de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door de behandelaar/reclassering gedurende de proeftijd van twee jaren;
- de veroordeelde gedurende de proeftijd van twee jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht,
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving
van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorts heeft de eerste rechter de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toegewezen tot een bedrag van € 4.263,00, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de opgelegde straf, de strafmotivering en de door de eerste rechter aangehaalde wetsartikelen.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, voorzover een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft begaan omdat hij kennelijk niet wilde accepteren dat het slachtoffer hun relatie had verbroken, waarna hij haar gedurende een langere periode heeft geïntimideerd en bedreigd, als gevolg waarvan bij het slachtoffer hevige gevoelens van angst en onveiligheid zijn ontstaan;
  • de mate waarin door het onder 1. bewezen verklaarde de eer en goede naam van het slachtoffer zijn aangetast;
  • de mate waarin door de onder 2. en 4. bewezen verklaarde feiten schade is toegebracht aan het slachtoffer;
  • het gewelddadig karakter van het onder 3. bewezen verklaarde en de mate waarin dat feit heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 april 2016, waaruit blijkt dat hij voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten een aantal keren eerder door de strafrechter is veroordeeld, onder meer ter zake van een geweldsdelict;
  • de inhoud van het hem betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, Adviesunit 1 oost, d.d. 8 december 2015, opgemaakt door mevrouw [naam reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf, in combinatie met een taakstraf voor het hierna te vermelden aantal uren, passend en geboden is.
Voor het geval de verdachte de taakstraf niet naar behoren vervult, zal het hof bevelen dat aan hem vervangende hechtenis zal worden opgelegd voor de hierna te vermelden duur.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting acht het hof termen aanwezig om daarbij, naast de gebruikelijk algemene voorwaarden, voorts de in de beslissing te vermelden, het gedrag van de verdachte betreffende, bijzondere voorwaarden te stellen.
Anders dan de eerste rechter ziet het hof geen aanleiding om als bijzondere voorwaarde te stellen dat de verdachte een klinische behandeling voor zijn PTSS-problematiek zal ondergaan bij het Sinaï Centrum. Daarbij heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat uit het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg blijkt dat de verdachte nog diezelfde week (in december 2015) vrijwillig zou worden opgenomen in genoemd centrum voor een periode van 8 weken en dat daaraan aansluitend mogelijk een behandeling zou volgen, maar dat bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen enkele nadere informatie beschikbaar is omtrent de vraag of en in hoeverre de verdachte daar daadwerkelijk gevolg aan heeft gegeven en/of het traject inmiddels heeft afgerond. Op grond van het onderzoek ter terechtzitting, in het bijzonder van de inhoud van voormeld voorlichtingsrapport, acht het hof het wel noodzakelijk dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen te geven door of namens de reclassering, ook als die aanwijzingen inhouden dat hij zich gedurende de proeftijd zal melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen. Daarnaast zal het hof -overeenkomstig de eerste rechter- bepalen dat de verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit nodig acht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 261, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de veroordeelde zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, Adviesunit 1 Oost te Arnhem (Nieuwe Oeverstraat 65) ook als de aanwijzingen inhouden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen;
  • de veroordeelde gedurende de proeftijd van 2 jaren op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit nodig acht.
Geeft voornoemde instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een taakstraf voor de duur van 20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inbegrip van de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde maatregel tot schadevergoeding ex artikel 36 f van het Wetboek van Strafrecht.
Aldus gewezen door
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. J.J. van der Kaaden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 29 juni 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. Van Cruchten en Van der Kaaden zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.