In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning van vaderschap. De zaak betreft een minderjarige, geboren in 2013, waarbij de moeder, aangeduid als appellante, en de man, aangeduid als verweerder, betrokken zijn. De moeder heeft geweigerd haar medewerking te verlenen aan een DNA-verwantschapsonderzoek, ondanks dat de man al drie keer zijn DNA-materiaal heeft afgestaan. De moeder heeft haar weigering onderbouwd met een incident waarbij de man zich agressief tegenover haar heeft gedragen, maar het hof oordeelt dat deze reden niet valide is voor het niet meewerken aan het onderzoek. Het hof benadrukt dat zowel de man als de minderjarige belang hebben bij de vaststelling van het vaderschap, en dat de moeder op grond van de wet verplicht is om mee te werken aan het deskundigenonderzoek. Het hof heeft besloten om de partijen, de bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming nader te horen in een mondelinge behandeling, die gepland staat op 25 augustus 2016. De beslissing om verdere stappen te ondernemen is aangehouden tot na deze hoorzitting.