In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een ontslag op staande voet van een interieurverzorgster, [appellante], die sinds 9 mei 2011 in dienst was bij International Cleaning Service Nederland B.V. (ICS). De zaak is gestart na een ontslag op staande voet op 24 augustus 2015, waarbij ICS aanvoert dat [appellante] zonder toestemming op vakantie is gegaan en niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen. Het UWV had eerder een ontslagvergunning geweigerd, omdat de aangeboden werkzaamheden niet passend waren. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in onderling verband en samenhang bezien. Het hof oordeelt dat het niet naleven van controlevoorschriften en het zonder toestemming op vakantie gaan, in samenhang, een dringende reden voor ontslag op staande voet rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt de beslissing van de kantonrechter die het verzoek van [appellante] om het ontslag te vernietigen heeft afgewezen. De grieven van [appellante] worden verworpen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.