In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], Aannemingsbedrijf & Handelsonderneming [appellant], tegen [geïntimeerde], [geïntimeerde] Installatietechniek, naar aanleiding van een geschil over de plaatsing van een zonnecollectorinstallatie. De overeenkomst tussen partijen werd medio januari 2010 gesloten, waarbij [geïntimeerde] de installatie zou leveren en plaatsen voor een bedrag van € 13.638,99. De installatie werd op 24 februari 2010 geplaatst, maar al snel na de installatie ontstonden er problemen, waaronder een lekkende warmtewisselaar. [appellant] vorderde in eerste aanleg ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de aanschafprijs, alsook schadevergoeding. De rechtbank Zeeland-West-Brabant wees de vorderingen van [appellant] af, waarna hij in hoger beroep ging.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende grieven. Het hof oordeelde dat [appellant] geen grieven had gericht tegen het tussenvonnis van 17 oktober 2012, waardoor hij in dat opzicht niet ontvankelijk was. De grieven die wel aan de orde kwamen, betroffen onder andere het niet goed functioneren van de installatie en de vraag of [geïntimeerde] tijdig in gebreke was gesteld. Het hof concludeerde dat [appellant] niet had aangetoond dat de installatie pas in de zomer van 2011 niet goed functioneerde, en dat hij niet tijdig had geklaagd over de gebreken. Het hof bekrachtigde de vonnissen van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.