16.11.Ten aanzien van de proceskosten is het hof van oordeel dat nu de vordering van [geïntimeerde] voor een groot gedeelte wordt toegewezen (75%) [appellanten c.s.] in de helft van haar kosten dient te worden veroordeeld (tariefgroep II, maximum van drie punten).
Ten aanzien van de kosten van de deskundige is het hof van oordeel dat deze voor 75% door [appellanten c.s.] gedragen moeten worden. Deze kosten zijn ten laste van [geïntimeerde] gebracht. [appellanten c.s.] dienen [geïntimeerde] derhalve nog driekwart van € 1.157,06 te betalen, zijnde € 867,80.
Ten aanzien van de wettelijke rente over de proceskosten in eerste aanleg heeft de kantonrechter deze in het verstekvonnis toegewezen over het bedrag van € 816,81 vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis van 12 oktober 2011. Deze veroordeling kan onbestreden in stand blijven. De gevorderde nakosten zijn niet toegewezen. Daartegen is niet opgekomen. Evenmin de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
17. De uitspraak
vernietigt het verstekvonnis van 12 oktober 2011, behoudens ten aanzien van de
buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente daarover en de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan;
vernietigt het (verzet)vonnis van 13 februari 2013;
bekrachtigt deze vonnissen voor zover het betreft de buitengerechtelijke kosten, de wettelijke rente daarover en de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan;
veroordeelt [appellanten c.s.] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [geïntimeerde] tegen behoorlijk bewijs van betaling te betalen het bedrag van € 8.155,59 te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 15 augustus 2011 tot de dag der voldoening;
en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [geïntimeerde] terug te betalen aan [appellanten c.s.] hetgeen zij, [appellanten c.s.] , ter uitvoering van het (de) bestreden vonnis(sen) meer hebben voldaan dan uit hoofde van dit arrest verschuldigd, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling;
en verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [appellanten c.s.] in de helft van de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] gevallen tot op heden begroot op
- verstekprocedure, de helft van € 816,81 € 408,41
- kosten beslag, de helft van € 308,99 € 154,50
- verzetvonnis, de helft van € 300,- € 150,-
- griffierecht hoger beroep, de helft van € 683,- € 341,50
- anticipatie-exploot, de helft van € 96,76 € 48,38
- advocaatkosten, de helft van driemaal € 894,- € 1.341,-
- voor kosten deskundige € 867,80
totaal € 3.311,59
te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 408,41 vanaf veertien na betekening van het vonnis van 12 oktober 2011
en
verklaart de veroordelingen uit de eerste aanleg uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, H.A.W. Vermeulen en J.P. de Haan en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 januari 2016.