ECLI:NL:GHSHE:2016:2881

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
20-002047-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op bedrijf met geweld en bedreiging

Op 13 december 2013 vond er een gewapende overval plaats op een bedrijf in Oudenbosch, waarbij de verdachte, een voormalig werknemer, samen met een mededader het slachtoffer bedreigde met een vuurwapen. De overval werd gepleegd terwijl het slachtoffer alleen in het bedrijf was. De verdachte en zijn mededader dwongen het slachtoffer om hen te vertellen waar het geld en de kluissleutels zich bevonden. Het slachtoffer werd vastgebonden met tape en onder bedreiging van geweld gedwongen om informatie te geven. De daders namen een mobiele telefoon en een geldbedrag mee. Na de overval werd de verdachte herkend aan zijn stem door het slachtoffer, die eerder met hem had gewerkt. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de overval, onder andere door de stemherkenning en het feit dat hij bekend was met de locatie van de kluis en de gebruikte gereedschappen. Het hof wees ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overval schade hadden geleden.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-002047-15
Uitspraak : 13 juli 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juni 2015 in de strafzaak met parketnummer 02-820907-13 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
thans verblijvende in PI Haaglanden - HvB Zoetermeer te Zoetermeer.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist, heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor het hem onder 1. primair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de vordering van de [benadeelde 1] zal toewijzen tot een bedrag van
  • de vordering van de [benadeelde 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 57.379,85, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- aan de verdachte zal opleggen schadevergoedingsmaatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot bedragen van respectievelijk € 4.211,00 en € 57.379,85;
- verdachte zal veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen ter zake van rechtsbijstand hebben gemaakt.
De verdediging heeft:
  • primair bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken en de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard;
  • subsidiair ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen:
zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de vordering van de [benadeelde 1] ;
bepleit dat de vordering van de [benadeelde 2] deels zal worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard;
bepleit dat ten aanzien van de kosten die de benadeelde partijen ter zake van rechtsbijstand hebben gemaakt, het liquidatietarief zal worden toegepast.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 december 2013 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S3) en/of een geldbedrag van ongeveer EUR 10.000, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [benadeelde 1] en/of [getuige] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of (een van) zijn mededader(s)
  • zich voor heeft/hebben gedaan als een pakketbezorger en/of
  • vervolgens het pand van [bedrijf] heeft/hebben betreden en/of
  • voornoemde [benadeelde 1] ten val heeft/hebben gebracht althans dat zij door zijn/hun toedoen ten val is gekomen en/of vervolgens boven op die [benadeelde 1] is/zijn gaan zitten en/of
  • op die [benadeelde 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijken voorwerp heeft/hebben gericht althans aan haar heeft/hebben getoond en/of
  • voornoemde [benadeelde 1] opzettelijk dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd “Waar is je geld?” en/of
  • bij voornoemde [benadeelde 1] tape om haar enkels, handen en om haar hoofd heeft/hebben gedaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 december 2013 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (Samsung Galaxy S3) en een geldbedrag, toebehorende aan [bedrijf] en/of [benadeelde 1] en/of [getuige] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader
  • het pand van [bedrijf] heeft/hebben betreden en
  • voornoemde [benadeelde 1] door zijn/hun toedoen ten val is gekomen en vervolgens boven op die [benadeelde 1] is/zijn gaan zitten en
  • op die [benadeelde 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft/hebben gericht en
  • voornoemde [benadeelde 1] opzettelijk dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd “Waar is je geld?” en
  • bij voornoemde [benadeelde 1] tape om haar enkels, handen en om haar hoofd heeft/hebben gedaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hieronder bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Bewijs [1]

1. De aangifte van [benadeelde 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik ben samen met mijn broer eigenaar van het [bedrijf] .
Het bedrijf is gevestigd aan de [adres 1] in Oudenbosch.
Vanavond op 13 december 2013 was ik alleen aanwezig in het kantoorpand. Mijn broer was net vertrokken. Het was ongeveer 17.30 uur. Ik hoorde de deurbel van het kantoorpand gaan. Ik zag door het raam iemand met een doosje in zijn handen staan.
Ik deed de deur open.
Ik zag een persoon voor de deur staan en ik zag dat die persoon direct naar binnen kwam gelopen. Ik zag dat het een man betrof. Ik werd direct naar achter gemanoeuvreerd door de man. Hij liep gewoon op mij af. Ik liep naar achter tot ik in het voorportaal stond. Ik hoorde de man zeggen “waar is je geld”. Ik begon op dat moment te gillen. Ik voelde en zag dat de man begon te duwen. Als reactie hierop begon ik de man terug te duwen. De man heeft mij geslagen. Ik hoorde dat de man nogmaals vroeg “waar is je geld”. Ik zag dat de man een pistool vast had. Ik zag dat de man dit pistool richting mijn hoofd richtte. Ik hoorde dat de man zei dat ik stil moest wezen, dat ik mijn mond moest houden. Ik zag een klein wapen, donkergrijs van kleur, tegen het zwarte aan. Ik keek in de loop van dit pistool. Ik dacht op dat moment alleen maar: ik moet rustig blijven. Ik moet meewerken, want ik weet niet wat er anders gebeurt. Ik dacht aan mijn man en aan mijn kinderen en aan mijn vader. Wat er zou gebeuren als ik neergeschoten zou worden.
Op een gegeven moment ben ik op de grond gevallen.
Ik voelde dat ik op mijn rug op de grond lag. Ik voelde dat hij op me kwam zitten. Hij hield mij tegen de grond aan gedrukt. Ik voelde dat de man mij met mijn rechterwang tegen de grond gedrukt hield en met zijn knie op mijn linkerwang drukte. Ik hoorde de man nogmaals zeggen “waar is het geld”.
De man sprak Nederlands, maar met een accent. Ik hoorde een Antilliaans accent. Ik herken dit zo goed, omdat er Antilliaanse mensen in dienst zijn bij mij.
De man heeft de gehele tijd dat hij op mij zat en tegen de grond gedrukt hield het wapen op mijn hoofd gedrukt gehouden. Dit tegen de linkerzijde van mijn hoofd. Ik voelde de loop van het pistool tegen mijn hoofd. Ik dacht heel de tijd: ik geef maar gewoon wat ze moeten hebben, dan zijn ze pleite.
De man heeft denk ik driekwart van de tijd dat ik op de grond heb gelegen op mij gezeten. Ik hoorde op een gegeven moment voetstappen. Dit was al vrij in het begin. Ik wist toen dat er nog een persoon was. Ik heb deze persoon niet gezien. Ik hoorde toen ik op de grond lag glasgerinkel en ik hoorde dat er kasten opengebroken werden. Ik had net alles afgesloten om naar huis te gaan. Ik hoorde dat er dingen overhoop werden gehaald. Ik hoorde een slijptol.
Ik hoorde dat de man op een gegeven moment tegen de andere persoon zei “we moeten haar vastbinden”. Ik voelde vervolgens dat ik vastgebonden werd. Ik voelde dat ik vast getapet werd. Ik voelde dat mijn benen vastgebonden werden met de tape bij mijn enkels. Ik voelde toen dat ik op mijn buik werd gerold. Ik voelde dat mijn handen, ter hoogte van mijn polsen vast werden gebonden. Dit boven mijn hoofd. Vervolgens voelde ik dat mijn hoofd getapet werd. Ik voelde dat de tape over mijn ogen werd gebonden. Ik kon op dat moment niets meer zien.
Vervolgens heb ik gehoord dat men in de ruimte op de begane grond bij de kluis bezig is geweest. Dit maakte een hoop kabaal. Ik hoorde toen een man zeggen “waar zijn de sleutels van de kluis”. Ik herkende deze stem. Ik herkende deze stem van een ex-werknemer. Ik weet dit 100 procent zeker. Deze man heet: [verdachte] . [verdachte] is bij ons komen werken toen hij 18 of 19 jaar oud was. Toen hij ongeveer 27 jaar oud was is hij weer terug komen werken bij ons. Zijn oom werkt ook bij ons. [verdachte] kwam op een gegeven moment gewoon niet meer opdagen. Dit was ongeveer half april. Privé hebben we hem altijd geholpen. [verdachte] kent het bedrijf en weet waar de kluis stond.
Ik heb gehoord dat ze de kluis op de begane grond open hebben geslepen. Dit met een slijptol. Ik hoorde dat men aan papier aan het trekken was, of aan het verfrommelen.
Ik hoorde dat de andere persoon naar mijn werkplek liep. Ik hoorde de persoon in mijn la graaien. Ik had eerder tegen hen gezegd dat er een oranje blikje in mijn lade lag met geld erin.
Het geld zat bovenin de kluis. Ik zag dat ze de onderkant hebben opengeslepen. In het oranje
blikje zat ongeveer een paar honderd euro.
Ook hebben ze mijn telefoon meegenomen. Dit zag ik later.
Ik hoorde op een gegeven moment ook de andere persoon weglopen richting de deur. Ik hoorde vervolgens een auto met piepende banden wegrijden.
Ik ben opgestaan en heb een stukje tape van mijn ogen af geschoven. Ik heb al die tijd
in het voorportaal gelegen. Ik had de tape nog om mijn polsen en enkels zitten. Ik ben vervolgens naar een telefoon op een bureau gesprongen en heb 112 gebeld. Ik heb omstreeks 18.15 uur 112 gebeld.
Hierbij werd het goed, zoals genoemd op de bijlage weggenomen goederen, weggenomen. [2]

2. De bijlage weggenomen goederen, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Gestolen goed
Object : Telefoon
Merk/type : Samsung Galaxy S3
Eigenaar : [benadeelde 1] [3]

3. De verklaring van [benadeelde 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

V: Waar ben je als de deurbel gaat?
A: Ik was in de keuken. Ik loop naar de voordeur. Ik zie iemand met een getint uiterlijk met een witte doos in zijn handen voor de deur staan. Hij had de doos met twee handen vast. Hij zei dat hij een pakketje kwam afgeven.
V: Als de man u naar binnen manoeuvreert, dan komen jullie in?
A: het voorportaal.
V: U probeert de man van u af te slaan en u valt op de grond?
A: Ik raak in gevecht. Op een gegeven moment lig ik op de grond. Toen ik op de grond lag zat hij op mij.
V: Op welk moment besef je dat er meer mensen in het pand zijn?
A: Dat ik op de grond lig. Ja, ik lig op de grond; er werd gezegd dat ik mijn mond moest houden. Hij vraagt waar het geld is. Ik zeg bij mijn bureau. En dan hoor ik dat er iemand naar binnen loopt. Ik lag nog maar net op de grond. Ik lag op mijn rug en hij zat met zijn knie op mijn wang en zijn hand voor mijn ogen.
V: Hij heeft gevraagd waar het geld was, wat antwoordde u?
A: In mijn bureau zit een oranje bakje en daarin zit geld. Toen hoorde ik al iemand voorbij lopen.
V: Hoe wisten ze welk bureau ze moesten hebben?
A: Degene van wie ik gezegd heb wie het is, die weet wat mijn bureau is. Ik heb gezegd mijn bureau tweede lade. Ik heb niet gezegd welk bureau van mij is.
V; Hoeveel bureaus staan er?
A: Totaal 6 bureaus. In 1 ruimte 4 bureaus en in de andere ruimte 2 en 1 daarvan is van mij. De ruimte van de 4 bureaus was dicht maar niet op slot.
V: Er is op een gegeven moment de vraag gesteld waar de sleutels van de kluis waren. Heb je daar antwoord op gegeven?
A: Ja. Ik was toen al vastgebonden aan handen, voeten en mijn ogen afgeplakt. Ze hebben mijn sleutels uit mijn kontzak gehaald. Daar waren ze mee aan het rommelen. Daarna vroegen ze waar de sleutel van de kluis was. Toen heb ik gezegd dat ik die niet had, maar dat mijn broer die had. Ik wilde redelijk rustig blijven, en bij geest blijven.
V: Is er gevraagd naar de kluis?
A: Ja door de man die op mij zat, vroeg aan mij, toen hij nog op mij zat waar de kluis was. Toen ze de kluis vonden, werd ik bang omdat ik gelogen had, ik had gezegd dat er geen kluis was. De kluis staat in de ruimte naast de keuken.
V: Met hoeveel personen waren ze?
A: Met twee.
V: Waren er nog meer?
A: Nee, de persoon die op mij zat sprak direct tegen de andere persoon.
V: Wat zei hij dan?
A: Jo we moeten opschieten, jo we moeten ze vastmaken.
V: Waar kwam de tape vandaan?
A: Van mijn bureau.
V: In de aangifte staat dat men op de begane grond met de kluis bezig is. Waren ze toen met z’n tweeën?
A: Ja, ik lag getapet. De man is van mij afgegaan en ze zijn met twee man met de kluis bezig geweest. Toen die ene op mij zat is die ander naar mijn bureau gelopen. Die is verder gelopen en heeft bij het tweede kantoor de ruit kapot gemaakt en daarna hoorde ik een deur intrappen en een slijptol. Daarna ben ik vastgebonden en zijn ze samen aan het klooien geweest, daarna is aan mij gevraagd waar de sleutel van de kluis is.
V: De persoon die je hebt herkend aan zijn stem. Wat wordt er gezegd?
A: Er wordt gevraagd waar de sleutel van de kluis is. Hij vroeg “waar is de kluissleutel”. Ik herken hem aan de stem. Ik herken hem als [verdachte] .
V: Hoe lang heeft hij bij jullie gewerkt?
A: Hij zal 18, 19 jaar geweest zijn. Hij heeft ongeveer 1 tot 1,5 jaar bij ons gewerkt. Zijn oom werkt bij ons, [betrokkene 1] . Ik zag [verdachte] , die kwam effe kletsen. We hadden het druk en we hadden handjes nodig dus is hem werk aangeboden. Dat was augustus, september 2012. Hij heeft gewerkt tot april dit jaar. Hij werkte minimaal 40 uur per week bij ons. Ik of mijn broer hebben aan [verdachte] gevraagd of hij wil komen werken. [verdachte] werd aangenomen voor het productieproces.
V: In welke ruimtes komt [verdachte] niet?
De ruimte van de kluis is altijd op slot. Die deur moet met een sleutel opengemaakt worden. Het archief van 2011 en 2012 staat er ook, dus het kan af en toe zo zijn dat de deur wel eens open is. Er zijn nog meer ruimten op slot. Het rattenhokje, een klein hokje daar staat voorraad die is ook altijd op slot.
V: Hoeveel geld is er weg?
A: Genoeg. Ze hadden de kluis op z’n kop gezet en het geld was eruit.
V: Wat heb je gehoord wat er allemaal geopend is, toen ze jouw bureau opende? Werden er meerdere bureaus geopend?
A: Nee, naar mijn beleving niet. Mijn zus, [betrokkene 2] , heeft de dag erna opgeruimd en zag dat er geen enkel laatje open stond of overhoop was gehaald. Als je mijn lade opent, zie je het oranje kistje niet direct, er liggen papieren bovenop. We hebben metalen kastjes die aan het bureau kunnen hangen. Die hoor je open gaan. Ik heb 2 of 3 keer het geluid gehoord van het openen van een metalen bureaulade. Voor mijn gevoel is geen enkel andere bureaulade geopend dan alleen de mijne.
V: Op het moment dat je getapet wordt, door wie wordt dat gedaan?
A: Door [verdachte] , de ander zit nog steeds op mij en dekt met zijn hand mijn ogen af.
V: Wanneer werd er om de kluissleutel gevraagd?
A: Tijdens het slijpen. Slijpen, vragen, slijpen. Ik hoorde papieren frommelen.
O: Aangeefster wijst foto aan met rode deur.
A: Dat is de deur van het rattenhok van de jongens (foto rode deur met schade rond de klink met gele kozijnen). Alleen jongens die bij ons werken weten dat achter die deur, dus in het rattenhok voorraad ligt en gereedschap. De slijptol die gebruikt is om de kluis open te slijpen komt uit het rattenhok. Deze deur is altijd op slot. Als ze in dat hok willen moeten ze aan mij of mijn broer [getuige] de sleutel vragen. Soms loop ik mee, soms doen ze hem zelf open en krijg ik de sleutel later terug.
Er zijn totaal 3 deuren kapot gemaakt. Deur waar het glas van in is geslagen, deur van het rattenhok en deur van het archief waar de kluis staat. [4]

4. De verklaring van [benadeelde 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 13 december 2013 ben ik overvallen door 2 personen toen ik mijn werkzaamheden aan het doen was op het [bedrijf] .
De eerste overvaller, die zich voordeed als pakketbezorger, kende ik niet. Ik heb zijn gezicht en lengte goed kunnen waarnemen, aangezien ik met hem gevochten heb. De overvaller heeft zijn hand pas op mijn ogen gelegd toen ik op de grond lag.
Ik herkende de tweede overvaller als [verdachte] . Ik hoorde dat er een tweede overvaller was omdat ik hele zachte voetstappen hoorde, terwijl de andere overvaller bovenop mij zat.
Hij had toen zijn hand al voor mijn ogen. Die vent heeft ongeveer 30 minuten bovenop mij gezeten. Een kwartier later zijn ze samen ergens bezig geweest.
De persoon die mij vroeg waar de sleutel van de kluis was, heeft hier bij [bedrijf] gewerkt, vandaar dat ik hem aan zijn stem herkende.
Ze hebben mij gezamenlijk getapet, eerst mijn benen, daarna mijn handen en vervolgens mijn ogen. De persoon die op mij zat had constant één hand voor mijn ogen en in zijn andere hand had hij zijn pistool vast.
De bezorger had een wit doosje met twee handen vast. Hij duwde mij vervolgens met zijn lijf naar achteren, waardoor we bij de tweede deurpost uitkomen.
Op het moment dat we bij de tweede deurpost stonden, had hij een vuurwapen op mij gericht. [5]

5. De verklaring van [benadeelde 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

U vraagt mij naar de periode voor 13 december 2013. Ik ben, en was dat toen ook, samen met mijn broer eigenaar van [bedrijf] . We zijn allebei directeur.
U vraagt mij of het klopt dat ik in eerste instantie één man heb gezien. Dat klopt. U vraagt mij op welk moment ik een tweede man ben gewaar geworden. Toen ik de andere persoon hoorde, lag ik al op de grond. Ik hoorde voetstappen. Toen wist ik: er is nog iemand. U vraagt mij of ik weet hoeveel personen er binnen zijn geweest. Dat waren er twee, dat weet ik zeker. Op het moment dat ik op de grond lag heb ik mezelf rustig gemaakt, zodat ik alles kon horen en begrijpen. De man die als eerste aan de deur kwam had zijn hand op mijn gezicht toen ik op de grond lag. Die hand bedekte mijn hele gezicht. Ik kon niets zien. Wat ik mij herinner is dat ik eerste instantie heb staan schoppen, slaan en gillen. Ik werd naar achteren gemanoeuvreerd met een doos. Tussen het moment dat ik met mijn rug in het portaal stond en het moment dat ik op de grond lig met die man op mij zit er een gat in mijn herinnering. Ik weet niet meer hoe ik op de grond ben terechtgekomen, maar ik ben niet iemand die zomaar gaat liggen. Toen ik op de grond lag hoorde ik iemand anders erbij komen. Een man zit op mij en dekt mijn ogen af. Het klopt dat ik op dat moment niets zag. Ik heb niets meer gezien, de hele tijd dat hij op mij zat en aansluitend mijn ogen waren bedekt met tape.
Er is gezegd: we moeten haar vastbinden. Het was de man die op mij zat die dat zei. Hij had daarvoor ook al dingen gezegd. Hij had gevraagd: waar is het geld en de kluis. De stem van de man die op mij zat was dezelfde stem als van de man die als eerste binnenkwam.
U merkt op dat [verdachte] voor mijn bedrijf heeft gewerkt en vraagt mij hoe lang dat was. De eerste keer was het één a twee jaar, meer dan een jaar, een jaar of twee. De tweede keer was van pak hem beet, van september tot april.
Ze haalden mijn sleutelbos uit mijn kontzak. Daarmee waren ze daarna aan het rommelen. Daarna vroegen ze waar de sleutel van de kluis was. Er was één persoon die die vraag stelde en dat was [verdachte] . Het was een andere man dan degene van wie ik tot dan toe de stem had gehoord.
U vraagt mij of ik weet hoeveel geld er is weggenomen. In de kluis zat kasgeld van [bedrijf] en van [bedrijf] . [6]

6. Het proces-verbaal sporenonderzoek, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 13 december 2013 werd door ons verbalisanten als forensisch onderzoekers een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een gekwalificeerde diefstal met geweld uit een bedrijf.
Het onderzoek is verricht in het bedrijfspand aan de [adres 1] , [postcode] Oudenbosch, binnen de gemeente Halderberge. Het pand was gelegen op een industrieterrein. De voorzijde van het pand was vanaf de openbare weg vrij te bereiken. De toegangsdeur aan de voorzijde was in het midden van het pand gesitueerd. De voordeur gaf toegang tot een tochthalletje en vervolgens tot een ontvangsthal. Links van deze hal waren twee kantoorruimten gelegen welke vanuit deze hal te bereiken waren. Aan de achterzijde van de hal gaf een tussendeur toegang tot een centraal in het pand gelegen gang. Deze gang liep van de linker tot de rechterzijde door het midden van het pand. Via deze gang waren diverse andere ruimten in het pand te bereiken, waaronder een kluisruimte en een washok/keukentje, welke recht tegenover de tussendeur gelegen waren.
Aan de linkerachterzijde van deze gang gaf een deur met een ruit aan de linkerzijde toegang tot de aan de voorzijde gelegen kantoorruimten. Een gangetje aan de rechterzijde gaf toegang tot een kantoortje en tot de industriehal. In de industriehal was een afgesloten ruimte gesitueerd die fungeerde als gereedschapshok.
Onderzoek plaats delict
In het tochthalletje stond een witte doos.
In de kantoorruimte, links naast de hal, werd van het tweede bureau alle inhoud uit de lades en kasten gehaald en op de grond gegooid.
Aan de linkerachterzijde van de kantoorruimte was van een tussendeur naar de achtergelegen centrale gang de ruit ingeslagen. Deze deur was afgesloten.
Vermoedelijk is één van de daders via de ingeslagen ruit van de deur de gang ingegaan naar een aldaar gelegen kantoortje van de eigenaar. Vanuit het kantoortje werden meerdere sleutels weggenomen. De kluis stond in een ruimte gelegen aan de centrale gang. De deur van de kluisruimte was afgesloten. Deze werd opengebroken met een in de centrale gang aanwezige stoeptegel. De kluis werd vanuit de kluisruimte verplaatst naar de gang. De achterzijde van de kluis werd met behulp van twee slijptollen open geslepen.
Om de inhoud uit de kluis te krijgen werd de kluis op zijn kop gekeerd en werden de opengeslepen delen naar buiten omgebogen.
In een rek in de centrale gang, tegenover de kluisruimte, lag een rol geel/zwarte tape met de opdruk van het bedrijf. Vermoedelijk is deze gebruikt om het slachtoffer mee te knevelen.
De deur van dit gereedschapshok was afgesloten en werd opengebroken.
De daders hebben het pand verlaten via de weg van binnenkomst. [7]

7. De verklaring van [getuige] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik ben samen met mijn zus [benadeelde 1] eigenaar van het [bedrijf] gevestigd aan de [adres 1] in Oudenbosch.
Vanavond, 13 december 2013, werd ik op de thuis telefoon gebeld door mijn moeder. Zij vertelde dat mijn zus [benadeelde 1] op het bedrijf was overvallen. Ik ben direct naar het bedrijf gegaan. Toen ik daar aankwam was de politie ook aanwezig. Mijn zus vertelde dat ze overvallen was en dat ze een pistool op haar hoofd had gehad. Ze vertelde dat ze de deur had geopend nadat er iemand had aangebeld en dat ze een van de daders had herkend als [verdachte] (het hof begrijpt telkens: [verdachte] ). [benadeelde 1] vertelde mij heel stellig dat [verdachte] een van de daders was.
[verdachte] is een oud-werknemer die eerder dit jaar een korte periode bij ons heeft gewerkt. Ik weet dat hij [achternaam verdachte] met zijn achternaam heet.
In de periode dat [verdachte] hier gewerkt heeft heb ik dagelijks met hem gewerkt. We hebben hem met raad en daad bijgestaan.
[verdachte] werkte hij ons in de productie en had al eerder bij ons gewerkt, dit was ergens in 2011.
[verdachte] weet dus de weg bij ons in het pand en hoe de procedures zijn bij ons in het bedrijf.
Ik ben, nadat de technische recherche klaar was met het onderzoek, door het bedrijfspand gelopen. De ruimtes waar de daders zijn geweest zijn ruimtes waar je bekend moet zijn en waarvan je moet weten wat er ligt.
Er is van een sleutelkastje in mijn kantoortje een sleutelbos aan een keycord weggenomen. Deze sleutelbos heb ik bij de kluis zien liggen die ze open geslepen hebben. Voor het openslijpen van de kluis hebben ze een aantal slijptollen uit het bedrijf gebruikt. Twee kleinere slijptollen komen uit een gereedschapskast die tegenover mijn kantoor staat. Ik heb gezien dat de kast geopend is en dat er een paar gereedschapskisten uit zijn gehaald. In de productiehal is ook een ruimte waarin allerlei gereedschap ligt. Deze deur is ook geforceerd. De grote slijptol is uit deze ruimte weggenomen. Je moet dus weten waar deze ruimtes zijn en wat er in deze ruimtes ligt. In de gang naar mijn kantoortje zijn er diverse deuren die allemaal op slot zitten. Deze deuren zijn allemaal nog dicht en intact. De kluis, die opengeslepen is, is verplaatst vanuit een afgesloten ruimte naar de gang. De kluis is met de slijptollen van het bedrijf opengeslepen. De kluis staat op zijn kop. Alle spullen zijn via de opengeslepen achterkant uit de kluis gehaald. [8]

8. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 14 december 2013 omstreeks 08:30 uur heb ik telefonisch contact gehad met de broer van de aangeefster [benadeelde 1] , [getuige] genaamd.
Hij vertelde dat de stem van [verdachte] was herkend door zijn zus en dat deze [verdachte] gebruik zou maken van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
In zijn verklaring op 16 december 2013 heeft hij verklaard dat hij deze informatie had gekregen van de oom van [verdachte] , [betrokkene 1] genaamd. [9]

9. De verklaring van [getuige] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Opmerking verbalisanten: U heeft afgelopen zaterdagmorgen telefonisch bij een collega van ons gemeld dat u gegevens heeft van de persoon die u verdenkt betrokken te zijn bij de overval op uw bedrijf.
V = Wie is die persoon?
A = Dat is [verdachte] . Dat is een jongen die bij ons bedrijf heeft gewerkt, een aantal jaren geleden. Hij is een tijd niet bij ons bedrijf geweest. Ik kwam hem opnieuw tegen en raakte met hem in gesprek. Ik besloot hem een nieuwe start te gunnen en nam hem weer in dienst. Hij heeft toen ruim een half jaar bij ons gewerkt. Voor de Kerstdagen is hij toen bij ons begonnen en hij heeft bij ons bedrijf gewerkt tot de zomervakantie.
Ik heb een aantal nummers van [verdachte] in mijn telefoon staan. Ik heb nog één telefoonnummer wat niet in mijn telefoon staat. Dat nummer is het laatste nieuwe wat van [verdachte] is. Ik heb dat nummer ook afgelopen zaterdag aan uw collega gemeld.
V = Via wie heeft u het laatste nummer van [verdachte] ?
A = Van de oom van [verdachte] , [betrokkene 1] .
V = Sinds wanneer heeft u het laatst bekende telefoonnummer van [verdachte] ?
A = Afgelopen zaterdag (het hof begrijpt: 14 december 2013).
V = Welke zaken zijn er die u nog wil bespreken?
A = Er is een slijptol gebruikt bij de overval. Je moet echt weten op welke plek de slijptol in het bedrijf ligt, anders vind je die niet. Ook de locatie van de kluis is niet bij veel mensen bekend. Alleen de deuren waar deze voorwerpen zijn, werden bij de overval aangetast.
V = Wist [verdachte] van de locatie van deze spullen, zoals de kluis?
A = In die ruimte staan ook ordners en daarom was de deur wel eens open. Je komt langs die kamer om de radio aan te zetten. Mogelijk dat de kluis toen is opgevallen.
V = En de slijptollen?
A = De slijptollen hebben we puur voor onderhoud aan onze eigen machinerie. [verdachte] gebruikte die ook wel eens. [10]

10. De verklaring van [getuige] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Die vrijdagavond, vrijdag de 13e, werd ik gebeld door mijn moeder, dat mijn zus was overvallen. Ik ben naar [bedrijf] gereden. Ik trof mijn zus aan. Ik pakte haar vast. Ze zei, ik ben overvallen. Ze zei, het is [verdachte] , het is [verdachte] , een van hen is [verdachte] . Dat was toen ik haar vasthield.
Mij wordt gevraagd of ik aan mijn zus heb gevraagd hoe zij wist dat het [verdachte] was of dat zij mij dat heeft verteld. Volgens mij zei zij: “zijn stem”. Ze zei tegen mij: “Het is [verdachte] ”. Ik weet het 100% zeker, zei ze. [11]

11. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 13 december 2013 vond er een gewapende overval plaats, gepleegd op een [bedrijf] , gevestigd aan de [adres 1] te Oudenbosch.
Na onderzoek in de omgeving van de [adres 1] werd vastgesteld dat er op het [adres 1] bij het bedrijf [bedrijf] camera’s aanwezig waren. Uit de beelden bleek tevens dat het adres [adres 1] te Oudenbosch binnen het bereik van deze camerabeelden viel. Op camerabeelden werden de navolgende waarnemingen gedaan:
  • 17.32.10 (…) het voertuig (…), komt aangereden vanuit de richting van de Molenstraat. Voertuig slaat linksaf open terrein gelegen naast [adres 1] op.
  • 17.32.31 (…) het voertuig (…), wordt geparkeerd met de voorzijde in de richting van hekwerk (Molenstraat).
  • 17.33.52 te zien is dat er 1 persoon vanuit de richting van het geparkeerde voertuig in de richting van het adres [adres 1] loopt. Deze persoon draagt een wit(licht)kleurig op een vierkant voorwerp gelijkend voorwerp bij zich.
  • 17.33.58 eerste persoon die met voorwerp naar het adres [adres 1] loopt, komt aan bij de voordeur;
  • 17.34.06 tweede persoon loopt vanaf geparkeerde auto richting [adres 1] ;
  • 17.34.50 tweede persoon gaat binnen bij pand [adres 1] ;
  • 18.14.03 en 18.14.05 verlaten (…) (personen) rustig het pand [adres 1] . Beide personen lopen in de richting van geparkeerde auto. Blijven nog even stilstaan bij de auto en stappen hierna rustig in.
  • 18.14.50 auto met (…) (personen) rijdt weg en rijdt richting de Molenstraat.

12. Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 13 december 2013, tussen 17:30 uur en 18:15 uur vond er een overval plaats op het [bedrijf] gevestigd aan de [straat] te Oudenbosch. Naar aanleiding van deze overval werd een opsporingsonderzoek gestart. Als verdachte kon worden aangemerkt:
Voornamen : [voornamen verdachte]
Naam : [achternaam verdachte]
Geboren op/te : [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] .
Uit het opsporingsonderzoek kwam naar voren dat [verdachte] gebruik maakt van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] .
De historische telecomgegevens werden geanalyseerd. Hieruit bleek dat het genoemde telefoonnummer ten tijde van het plegen van het delict in Oudenbosch, vlakbij de plaats delict aanstraalde op de zendmasten aldaar. Tevens bleek dat het telefoonnummer vlak na de overval diverse zendmasten aanstraalde in zowel Zevenbergen, Dordrecht, Hendrik Ido inbacht, Ridderkerk, Vlaardingen en Delft.
Hieronder zijn de telefooncontacten beschreven die zijn gemaakt met het telefoonnummer [telefoonnummer] op 13 december 2013.
  • Het laatste contact voor de overval vond plaats om 13.42 uur. Hierbij werd de zendmast aan de Hellendoornstraat te Schiedam aangestraald.
  • Om 17.59, 18.09 en 18.16 uur waren er inkomende contacten. Hier werd de zendmast aan de Markt 59 te Oudenbosch aangestraald. Dit is hemelsbreed circa 600 meter vanaf de plaats delict.
  • Om 18.18 uur was er een inkomend contact. Hierbij werd de zendmast aan de Pagnevaartweg 82 te Oudenbosch aangestraald. Dit is hemelsbreed circa 1,1 kilometer gelegen vanaf de plaats delict.
  • Om 18.27 uur is er een inkomend contact. Hierbij wordt de zendmast aan de Rijksweg A17 ter hoogte van parkeerplaats Bazius aangestraald.
  • Op 18.33 uur is er een inkomend contact. Hier werd de zendmast aan de Rijksstraatweg 134 te Dordrecht aangestraald.
  • Op 18.43, 18.44 en 18.45 uur zijn er een inkomend en uitgaande contacten. Hierbij wordt aangestraald op de zendmast gelegen aan de De Plaats 1 te Hendrik Ido Ambacht.
  • Op 18.46 uur is er een uitgaand contact. Hierbij wordt aangestraald op de Vlasstraat 1 te Ridderkerk.
  • Op 19.18 uur is er een uitgaand contact. Hierbij wordt aangestraald op de zendmast gelegen aan de Aalscholverlaan 160 te Vlaardingen. Dit adres ligt circa 300 meter verwijderd vanaf het adres van de ex-vriendin van [verdachte] , zijnde de [adres 2] te Vlaardingen. De ex-vriendin van [verdachte] betreft [betrokkene 3] , welke samen met [verdachte] twee kinderen heeft.
  • Op 21.01 en 21.02 zijn er inkomende en uitgaande contacten waarbij de zendmast aan de Schrobbelaarstraat 2 te Delft worden aangestraald. Het adres [adres 3] te Delft betreft de woning van de ex-schoonmoeder van [verdachte] , tevens de moeder van de eerder genoemde [betrokkene 3] . Uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat [verdachte] nog steeds geregeld op het [adres 3] te Delft komt en dat hij regelmatig contact heeft met zijn ex-vriendin [betrokkene 3] .

13. De onderzoeksrapportage van ir. R. Pluijmers, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 13 december 2013 tussen 17:30 uur en 18:15 uur vond er een overval plaats op het poedercoatingbedrijf [bedrijf] , gevestigd op [adres 1] in Oudenbosch. Naar aanleiding van deze overval is door de politie onderzoek gedaan.
Uit het opsporingsonderzoek is naar voren gekomen dat [verdachte] gebruik maakte van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] (hierna aangeduid als [telefoonnummer] ).
A. Plaats delict: [adres 1] , Oudenbosch
Dekkingsgebied van de geregistreerde cellen
Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat het [telefoonnummer] ten tijde van het plegen van het delict zendmasten in Oudenbosch aanstraalde met CellID’s 45699 en 12970. CellID 45699 bevindt zich op het KPN-opstelpunt op Markt 59 in Oudenbosch. CellID 12970 bevindt zich op het KPN-opstelpunt op Pagnevaartweg 82 in Oudenbosch.
Bij KPN Security zijn de gegevens opgevraagd van de situatie op deze opstelpunten in december 2013, alsmede de huidige situatie. De antennehoogtes en antennerichtingen in december 2013 zijn gelijk aan die in februari 2016. Daarmee is de huidige situatie representatief voor die in 2013.
Van KPN Security is een ‘Best Server Area plot’ van de huidige situatie ontvangen. Deze is gebaseerd op een computermodel en geeft weer welke cellen in welk gebied de grootste kans hebben om serving cell zijn.
Cel 45699 is best server ten zuidwesten van het opstelpunt aan de Markt. Het bedrijfspand van [bedrijf] aan de [adres 1] in Oudenbosch ligt ook in dit gebied. Cel 12970 is best server (Serving Cell: de dominante cel op een bepaalde positie. Deze cel heeft de grootste kans om door een mobiele telefoon geselecteerd te worden voor het opbouwen van een verbinding) ten westen van het opstelpunt aan de Pagnevaartweg. Ook buiten deze twee aaneengesloten gebieden zijn plaatsen te vinden waar cel 45699 of 12970 dominant zijn.
In het GSM-systeem kan aan de hand van de CellID alleen een globale locatie worden bepaald. Er kan slechts een indicatie worden gegeven waar de telefoon zich heeft bevonden: in het dekkingsgebied van de geregistreerde cel.
Op 25 februari 2016 heeft met medewerking van [bedrijf] een meting in het bedrijfspand aan de [adres 1] in Oudenbosch plaatsgevonden met TEMS. Daarbij is gemeten in de kantoorruimte, de gang daarachter, ter hoogte van de kluisruimte en in de productiehal ter hoogte van de deur naar de gang. Op de meeste plaatsen was cel 45699 serving cell en cel 12970 de sterkste neighbor. In de productiehal ter hoogte van de deur naar de gang was cel 12970 enige tijd serving. Analyse van de TEMS-logfile met TEMS Investigation bevestigt dat zowel RXLEV als C2 op die plaats ongeveer even hoog zijn, waardoor beide cellen daar een even grote kans hebben om door de mobiele telefoon geselecteerd te worden.
Bij een meting buitenshuis ter hoogte van het bedrijfspand van [bedrijf] bleek dat cel 45699 serving was. Het verschil met cel 12970 is daar aanzienlijk. Cel 12970 wordt serving cell aan het begin van de [straat] , op de hoek met de Molenstraat en de Vaartweg.
Hoewel slechts een globale indicatie van de positie van de mobiele telefoon kan worden gegeven, kan de mobiele telefoon zich ten tijde van het delict in het pand of in de directe omgeving van [adres 1] in Oudenbosch hebben bevonden.
Aard van de communicatie
Om 17:59:02 ontvangt [telefoonnummer] een gesprek. Dit gesprek duurt 25 s. De verbinding wordt opgebouwd via het basisstation aan de Markt 59 in Oudenbosch met CellID 45699.
Om 18:09:05 ontvangt [telefoonnummer] een gesprek. Dit gesprek duurt 60 s. De verbinding wordt opgebouwd via het basisstation aan de Markt 59 in Oudenbosch met CellID 45699.
Om 18:16:10 ontvangt [telefoonnummer] een gesprek. Dit gesprek duurt 1 minuut en 21 s. De verbinding wordt opgebouwd via het basisstation aan de Markt 59 in Oudenbosch met CellID 45699.
Om 18:18:17 ontvangt [telefoonnummer] een gesprek. Dit gesprek duurt 16 s. De verbinding wordt opgebouwd via het basisstation aan de Pagnevaartweg 82 in Oudenbosch met CellID 12970.
B. Verplaatsing richting Vlaardingen
Het telefoonnummer met [telefoonnummer] straalde na de overval achtereenvolgens zendmasten aan in Zevenbergen, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk, Vlaardingen en Delft.
Er kan hieruit een verplaatsing van de telefoon met [telefoonnummer] worden vastgesteld in een tijdsbestek van ca. 50 minuten van Zevenbergen naar Vlaardingen, waarschijnlijk via de A17 en A16.
C. Vlaardingen
De mobiele telefoon met [telefoonnummer] straalde om 19:18 uur het basisstation aan de Aalscholverlaan 160-278 in Vlaardingen aan met CellID 52415. De antennerichting van deze cel is 50° volgens de gegevens die verstrekt zijn door de politie.
Op basis van geografische analyse wordt een ruime indicatie gegeven van het dekkingsgebied van cel 52415: globaal het gebied ten noordoosten van het KPN-opstelpunt aan de Aalscholverlaan in Vlaardingen.
Er kan slechts een indicatie worden gegeven waar de telefoon zich heeft bevonden: in het dekkingsgebied van de geregistreerde cel.
Gezien de zendrichting van cel 52415 en een afstand tussen het adres [adres 2] te Vlaardingen en het KPN-opstelpunt van ca. 220 m ligt dit adres waarschijnlijk in het dekkingsgebied van cel 52415.
D. Delft
Dekkingsgebied van de geregistreerde cel
De mobiele telefoon met [telefoonnummer] straalde om 21:01 uur en 21:02 uur het basisstation aan de Schrobbelaarstraat 2-6 in Delft aan met CellID 12170. De antennerichting van deze cel is 120° volgens de gegevens die verstrekt zijn door de politie.
Op basis van geografische analyse wordt een ruime indicatie gegeven van het dekkingsgebied van cel 12170: globaal het gebied ten zuidoosten van het KPN-opstelpunt aan de Schrobbelaarstraat in Delft.
Er kan slechts een indicatie worden gegeven waar de telefoon zich heeft bevonden: in het dekkingsgebied van de geregistreerde cel. [14]

14. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 29 juni 2016, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik heb gewerkt bij [bedrijf] in Oudenbosch.
Ik ken [benadeelde 1] . Dat is een van de directeuren van het bedrijf. Zij heeft van alles voor mij heeft geregeld. Als ik problemen had, dan kwam ik bij haar of haar broer. Ik zag haar elke dag in het bedrijf. Ik heb gesprekken met haar gehad.
Mijn ex-schoonmoeder woont in Delft.
In december 2013 was ik aan het klussen in het huis van mijn ex-vriendin in Vlaardingen.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 1. ten laste gelegde, aangezien tegenover de stellige ontkenning van verdachte voldoende wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Daartoe is aangevoerd dat:
  • de herkenning van de stem van verdachte door [benadeelde 1] het dragende bewijsmiddel zou vormen, terwijl niet kan worden uitgesloten dat deze herkenning is beïnvloed door de omstandigheid dat [bedrijf] een aantal maanden eerder door de politie was benaderd over de betrokkenheid van verdachte bij een overval op een tankstation;
  • de stemherkenning onvoldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen,
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Naar het oordeel van het hof zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [benadeelde 1] dat zij verdachte aan zijn stem herkende toen deze vroeg “waar zijn de sleutels van de kluis”, zou moeten worden getwijfeld. Hetgeen de verdediging dienaangaande heeft aangevoerd doet aan het oordeel van het hof niet af.
Bij zijn oordeel heeft het hof allereerst acht geslagen op de omstandigheden waaronder deze herkenning heeft plaatsgevonden, in het bijzonder dat [benadeelde 1] , toen zij op de grond lag en niets kon zien, zich rustig heeft gehouden zodat zij alles kon horen en begrijpen. [benadeelde 1] heeft verklaard er zeker van te zijn dat het de stem van verdachte is geweest die zij heeft gehoord. Daarnaast heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte gedurende een periode van één jaar tot anderhalf jaar en een periode van ruim zes maanden heeft gewerkt bij het [bedrijf] waarvan [benadeelde 1] een van de directeuren was en dat hij in die periode gesprekken met [benadeelde 1] heeft gehad. Uit de omstandigheid dat verdachte naar [benadeelde 1] of haar broer ging als hij problemen had, blijkt ook dat deze gesprekken niet enkel betrekking hadden op het werk. De stemherkenning is dus gebaseerd op een relatief intensief mondeling contact met de verdachte. Dat bij deze herkenning niet het Antilliaanse accent van verdachte distinctief is geweest, volgt uit de verklaring van [benadeelde 1] dat ook de eerste man Nederlands sprak met een Antilliaans accent en dat ze dit zo goed herkent, omdat er Antilliaanse mensen in dienst zijn bij haar.
Naar het oordeel van het hof vindt de verklaring van [benadeelde 1] dat zij verdachte aan zijn stem herkende als een van de plegers van de overval steun in de overige bewijsmiddelen. Bij dat oordeel heeft het hof het navolgende in aanmerking genomen.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 14 december 2013 van [betrokkene 1] , de oom van verdachte, heeft vernomen dat verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer] .
De mobiele telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] straalde op 13 december 2013, terwijl de twee plegers van de overval zich in het pand aan de [adres 1] in Oudenbosch bevonden, een zendmast in Oudenbosch aan. Gebleken is dat de mobiele telefoon zich ten tijde van de overval in het pand of in de directe omgeving van [adres 1] in Oudenbosch kan hebben bevonden.
Op 13 december 2013 om 18.14.50 uur is de auto met daarin de twee overvallers (uit de camerabeelden blijkt namelijk dat twee personen uit het pand terugkeerden naar hun auto), vertrokken vanaf de [adres 1] in Oudenbosch. Blijkens de zendmastgegevens verplaatst de mobiele telefoon zich vanaf 18.27 uur in een tijdsbestek van ca. 50 minuten van Zevenbergen langs Zevenbergen, Dordrecht, Hendrik Ido Ambacht, Ridderkerk en naar Vlaardingen.
De telefoon straalde om 19.18 uur de zendmast gelegen aan de Aalscholverlaan 160 te Vlaardingen aan. Het adres van de ex-vriendin van verdachte, [adres 2] te Vlaardingen, ligt blijkens de onderzoeksrapportage van ir. Pluijmers waarschijnlijk in het dekkingsgebied van deze zendmast. Verdachte heeft verklaard dat hij in december 2013 aan het klussen was in de woning van zijn ex-vriendin in Vlaardingen.
Vervolgens straalt de mobiele telefoon op 13 december 2013 om 21.01 uur en 21.02 uur de zendmast aan de Schrobbelaarstraat 2-6 in Delft aan. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen kwam verdachte regelmatig bij zijn ex-schoonmoeder in Delft.
Het hof trekt uit het vorenstaande allereerst de conclusie dat de mobiele telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] op 13 december 2013 in gebruik was bij verdachte.
Voorts leidt het hof uit het vorenstaande af dat:
  • de mobiele telefoon van verdachte ten tijde van de overval zendmasten in Oudenbosch aanstraalde en zich in het pand of in de directe omgeving van [adres 1] in Oudenbosch kan hebben bevonden;
  • de mobiele telefoon van verdachte zich verplaatst van Oudenbosch naar Vlaardingen nadat de overvallers zijn vertrokken vanaf de [adres 1] in Oudenbosch.
Deze omstandigheden zijn, bezien in samenhang met de overige feiten en omstandigheden zoals die uit de gebezigde bewijsmiddelen naar voren komen, in hoge mate redengevend voor het bewijs, mede vanwege de omstandigheid dat verdachte voor deze omstandigheden geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
Voorts stelt het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat verdachte gedurende twee periodes heeft gewerkt bij het [bedrijf] , terwijl voorts ten minste één van de twee overvallers bekend was met het bedrijf. Daarbij heeft het hof in aanmerking genomen dat blijkens de gebezigde bewijsmiddelen:
  • nadat [benadeelde 1] had gezegd dat in de lade van haar bureau geld lag, zonder aan te duiden om welk bureau het ging, de tweede dader, zijnde de dader waarvan [benadeelde 1] de stem heeft herkend, haar bureau heeft doorzocht en de overige vijf bureaus in het bedrijf kennelijk niet zijn doorzocht;
  • ten minste één van de overvallers kennelijk wist waar de kluis stond;
  • ten minste één van de overvallers kennelijk wist waar de slijptollen die zijn gebruikt voor het openen van de kluis zich in het bedrijf bevonden;
  • ten minste één van de overvallers kennelijk de weg wist in het bedrijf, aangezien slechts drie specifieke deuren zijn opengebroken.
Ten slotte acht het hof van belang dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat [benadeelde 1] de dader die zich voordeed als pakketbezorger en die als eerste het pand betrad kennelijk wel mocht zien, gelet op de omstandigheid dat deze (eerste) dader zich blijkens de gebezigde bewijsmiddelen niet onherkenbaar heeft gemaakt. Daaruit leidt het hof af dat de eerste dader niet de verwachting had dat hij door [benadeelde 1] zou worden herkend. Daarentegen mocht [benadeelde 1] de dader die als tweede het pand betrad – wiens stem later door [benadeelde 1] werd herkend als de stem van verdachte – kennelijk niet zien, gelet op de omstandigheid dat de eerste dader met zijn hand de ogen van [benadeelde 1] heeft bedekt en bedekt gehouden vanaf het moment dat zij op de grond lag totdat de ogen van [benadeelde 1] met tape waren afgeplakt, derhalve gedurende de tijd dat de tweede dader zich in het pand heeft bevonden.
Gelet op het vorenstaande acht het hof de verklaring van [benadeelde 1] dat zij verdachte aan zijn stem herkende als de tweede pleger van de overval betrouwbaar. Het hof bezigt deze verklaring dan ook tot het bewijs. Op grond daarvan, bezien in onderlinge samenhang en (tijds)verband met de overige bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan.
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het gaat om een brutale overval door verdachte en zijn mededader waarbij verdachte en/of zijn mededader onder meer hebben gedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en [benadeelde 1] onder bedwang hebben gehouden door op haar te zitten en haar vervolgens te tapen;
  • het feit dat verdachte en zijn mededader de overval hebben gepleegd op een bedrijf waarin verdachte zelf werkzaam is geweest en verdachte kennelijk wist dat op het moment van de overval nog iemand in het bedrijf aanwezig zou zijn;
  • de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van een feit als het bewezen verklaarde nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid, hetgeen ook naar voren komt uit de slachtofferverklaring die ter terechtzitting van 29 juni 2016 namens [benadeelde 1] is afgelegd;
  • de omstandigheid dat door een gewelddadig feit als bewezen verklaard de rechtsorde ernstig is geschokt en dat dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid te weeg brengen;
  • de mate waarin het bewezen verklaarde heeft geleid tot financiële schade;
Verdachte heeft kennelijk slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
  • de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 18 april 2016, eerder ter zake van een soortgelijk feit onherroepelijk door de strafrechter is veroordeeld;
  • de inhoud van het hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 23 juni 2014 van Reclassering Nederland;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Evenals de rechtbank en conform de vordering van de advocaat-generaal zal het hof verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
Vorderingen van de benadeelde partijen
1. De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend in totaal ten bedrage van € 4.211,11, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van rechtsbijstand. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
De vordering is inhoudelijk niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte en zijn mededader toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op het gevorderde bedrag van € 3.500,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 711,00. De vordering zal ook in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De benadeelde partij heeft ter zake kosten van rechtsbijstand primair een bedrag van € 8.430,50 gevorderd, welk bedrag mede betrekking heeft op de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] . Gelet op het kantonliquidatietarief alsmede het liquidatietarief voor gerechtshoven begroot het hof de door de benadeelde partij gemaakte en nog te maken kosten op een bedrag van € 1.248,00.
2. De [benadeelde 2] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 64.379,85, te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten van rechtsbijstand. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 17.637,26, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering en haar vordering vermeerderd met een bedrag van € 1.266,20. Voor wat betreft het meer gevorderde zal het hof bepalen dat de benadeelde partij daarin niet ontvankelijk is, omdat een vermeerdering van eis in hoger beroep niet op de wet is gegrond.
De vordering is betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden. Dat betreft allereerst de volgende posten:
Kleine kas
€ 120,04
Kluis
€ 2.962,89
[post]
€ 1.461,87
[post]
€ 291,61
[post]
€ 112,39
[post]
€ 750,00
[post]
€ 973,72
Arbeidsloon
€ 1.260,00
Totaal:
€ 7.932,52
Het hof is voorts met de rechtbank van oordeel dat de gevorderde schade geleden door de uitval van [benadeelde 1] voor vergoeding in aanmerking komt. Dat betreft 340 uren à
€ 48,70, zijnde in totaal € 16.558,00.
De materiële schade bedraagt in totaal (€ 7.932,52 + € 16.558,00 =) € 24.490,52. Op dit bedrag zal het door de verzekering vergoede bedrag van € 5.593,26 in mindering worden gebracht. De vordering zal derhalve worden toegewezen tot een bedrag van (€ 24.490,52 -
€ 5.593,26 =) € 18.897,26, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 maart 2015, zijnde de datum waarop de benadeelde partij zich in de strafzaak heeft gevoegd, tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van voormelde vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten. De benadeelde partij heeft ter zake kosten van rechtsbijstand een bedrag van € 8.430,50 gevorderd, welk bedrag mede betrekking heeft op de vordering van [benadeelde 1] . Gelet op het liquidatietarief voor rechtbanken en gerechtshoven begroot het hof de door de benadeelde partij gemaakte en nog te maken kosten op een bedrag van € 2.019,00.
Maatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
1. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 1] als gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden tot een bedrag van € 4.211,00.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hierboven vermelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 4.211,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
2. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 2] als gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden tot een bedrag van € 18.897,26.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hierboven vermelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 18.897,26 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
En ten aanzien van elk van de bovenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en vorderingen:
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de
benadeelde partij [benadeelde 1]ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 4.211,00 (vierduizend tweehonderdelf euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijstde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 1.248,00 (duizend tweehonderdachtenveertig euro).
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de
[benadeelde 2]ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 18.897,26 (achttienduizend achthonderdzevenennegentig euro en zesentwintig cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaartde benadeelde partij niet-ontvankelijk ten aanzien van de vermeerdering in hoger beroep van de vordering ad
€ 1.266,20.
Verklaartde benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijstde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 2.019,00 (tweeduizend negentien euro).
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 4.211,00 (vierduizend tweehonderdelf euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
52 (tweeënvijftig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 13 december 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 18.897,26 (achttienduizend achthonderdzevenennegentig euro en zesentwintig cent),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
129 (honderdnegenentwintig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde vorderingen en schadevergoedingsmaatregelen:
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans, voorzitter,
mr. N.J.M. Ruyters en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 13 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N.J.M. Ruyters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt (voor zover niet anders vermeld) verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van politie, eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienr.
2.Het proces-verbaal aangifte, proces-verbaalnr. PL201K-2013247918-1, d.d. 13 december 2013, dossierpagina’s 389-392.
3.De bijlage weggenomen goederen, d.d. 13 december 2013, p. 393.
4.Het proces-verbaal verhoor aangeefster, proces-verbaalnr. PL201M-2013247918-14, d.d. 18 december 2013, dossierpagina’s 395-400.
5.Het proces-verbaal verhoor aangeefster, proces-verbaalnr. PL201M-2013247918-22, d.d. 6 februari 2014, dossierpagina’s 405-406.
6.Het proces-verbaal van verhoor, d.d. 18 september 2014, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
7.Het proces-verbaal sporenonderzoek, proces-verbaalnr. PL206C-2013247918-5, d.d. 14 december 2013, dossierpagina’s 408-409.
8.Het proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL201M-2013247918-6, d.d. 13 december 2013, dossierpagina’s 418-419.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL201M-2013247918-21, d.d. 28 januari 2014, dossierpagina 394.
10.Het proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL201M-2013247918-8, d.d. 16 december 2013, dossierpagina’s 427-432.
11.Het proces-verbaal van verhoor, d.d. 28 november 2014, opgemaakt door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
12.Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL201M-2013247918-13, d.d. 12 februari 2014, dossierpagina’s 496-497.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL201M-2013247918-53, d.d. 18 maart 2014, dossierpagina’s 517-518.
14.De onderzoeksrapportage van het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau, d.d. 16 maart 2016, opgemaakt door ir. R. Pluijmers.