ECLI:NL:GHSHE:2016:2878

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
13 juli 2016
Zaaknummer
20-003815-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd op 25 juni 2012 te Oss. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft het vonnis van de politierechter op onderdelen vernietigd. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde feit, namelijk het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een persoon genaamd [benadeelde]. De verdachte heeft samen met een medeverdachte de benadeelde mishandeld door hem te schoppen terwijl hij op de grond lag. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden en 2 weken, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij van €750,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting is overschreden, wat heeft geleid tot strafvermindering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003815-13
Uitspraak : 13 juli 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 25 november 2013 in de strafzaak met parketnummer
01-255422-12 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte voor het onder 1. primair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
De verdediging heeft bepleit:
  • primair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
  • subsidiair dat aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd;
  • ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij:
primair dat de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard;
subsidiair dat slechts een gedeelte van de vordering zal worden toegewezen en de vordering voor het overige zal worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en aldus mede gericht tegen de vrijspraak door de rechtbank van hetgeen aan de verdachte onder 2. ten laste werd gelegd. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Oss tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] een of meermalen tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt terwijl die [benadeelde] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 juni 2012 te Oss tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde] ) heeft geschopt en/of geslagen, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 juni 2012 te Oss tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde] meermalen tegen het hoofd en lichaam heeft geschopt terwijl die [benadeelde] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijs [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hier bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.

1. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 25 juni 2012 omstreeks 00.35 uur kregen wij een melding van de regionale meldkamer om naar de [adres] (hof: te Oss) te gaan. Aldaar zou een man mishandeld zijn.
Ter plaatse werden wij binnengelaten door [getuige] . In de woning was ook ene [benadeelde] aanwezig. Deze vertelde ons dat er wat onenigheid was ontstaan over een betaling van de koop van een hond.
[getuige] vertelde ons dat [medeverdachte] en [verdachte] aan de voordeur van het appartementencomplex stonden om geld te komen halen voor de hond. [getuige] vertelde ons dat ze de deur niet open deed. [benadeelde] vertelde dat [verdachte] binnen in de woning was geweest en hem had mishandeld. [verdachte] had hem geslagen en tegen zijn hoofd geschopt. Wij zagen dat [benadeelde] enkele rode plekken op zijn gezicht had en dat zijn rechter oor bloedde. [2]

2. De aangifte van [benadeelde] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik woon aan de [adres] te Oss.
Op 25 juni 2012 omstreeks 00.15 uur werd er aangebeld bij mijn huis. Ik deed niet open. Er werd nog 5 maal aangebeld. Ik hoorde dat er steentjes tegen mijn ramen aan werden gegooid.
Ik woon op de begane grond.
Ik opende mijn balkondeur en zag dat [medeverdachte] en diens zoon [verdachte] op het grindpad achter mijn balkon stonden. Ik zag dat [verdachte] over de afscheiding van mijn balkon sprong. Ik zag dat [medeverdachte] ook over mijn balkonafscheiding was gesprongen. Ik voelde ineens een klap in mijn gezicht. Ik voelde dat de klap op mijn rechteroog werd gegeven. Ik zag dat de gebalde vuist van [medeverdachte] naar mijn gezicht toe kwam. Ik was te laat om de vuist te ontwijken. Ik voelde dat ik even suf werd. Ik voelde me draaierig. Ik voelde en zag dat ik door [verdachte] via mijn balkondeur naar binnen werd geduwd. Ik duwde [verdachte] terug naar buiten. Buiten werd ik weer aangevallen. Ik voelde dat ik van de achterkant werd aangevallen door [medeverdachte] . Ik voelde pijn in mijn nek. Ik voelde dat ik naar de grond toe werd geduwd. Ik voelde dat ik met mijn hoofd naar de vloer werd geduwd. Ik beschermde mijn hoofd met beide handen en armen. Ik voelde dat ik aan de linkerkant van mijn lichaam werd geschopt. Ik voelde dat ik twee maal tegen mijn zij werd geschopt. Ik voelde tegelijkertijd dat ik tegen mijn hoofd werd geschopt. Ik voelde stekende pijn in mijn hoofd. Ik voelde een brandend gevoel in mijn hoofd. Ik hoorde dat [getuige] zei dat ze politie had gebeld. Ik hoorde [medeverdachte] tegen [verdachte] zeggen: “Kom, we moeten weg hier”! Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] over de balkonafscheiding sprongen. [3]

3. De verklaring van [benadeelde] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik hoor van u dat u mij wilt horen als getuige over een incident op 25 juni 2012. Dat was bij mij thuis, in Oss waar ik toen woonde. Het klopt dat ik over dat incident waar ik nu over zal verklaren destijds bij de politie aangifte heb gedaan. Ik heb toen naar waarheid verklaard. Ik blijf bij de inhoud ervan. Bij dat incident waren [medeverdachte] en [verdachte] betrokken; vader en zoon. Die kende ik al langer.
In de betreffende nacht op 25 juni 2012 werd er meermalen gebeld bij mij aan het appartement. Ik deed niet open. Er werden steentjes tegen de ruiten gegooid. Dat bleken [medeverdachte] en [verdachte] te zijn. Ik deed de balkondeur open om te vragen wat zij moesten. Toen zijn zij beiden bij mij binnengedrongen. Het ging om die betaling van de aankoopbedrag van dat hondje. Ik ben erin geslaagd om [verdachte] naar buiten te duwen; toen ik dat had gedaan is [medeverdachte] mij op de nek gesprongen. Hij wist mij aldus tegen de grond te werken. Toen ik op de grond lag, op een balkon, ben ik zowel door [verdachte] als [medeverdachte] geschopt. Dat deed veel pijn. Op enig moment hield [medeverdachte] op en hij wist [verdachte] ook op te laten houden. Bij mij in mijn appartement bevond zich ook mijn toenmalige vriendin mevrouw [getuige] . [4]

4. De verklaring van [getuige] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 25 juni 2012 omstreeks 00.30 uur bevond ik mij in de woning van [benadeelde] te Oss. Ik hoorde dat er zeker vijf keer aangebeld werd. Wij hebben niet opengedaan. Ik hoorde een tikkend geluid aan de achterzijde van de woning. Ik zag twee mannen voor het balkon van [benadeelde] staan. Ik herkende de twee mannen als [medeverdachte] en [verdachte] . Ik zag dat [medeverdachte] over het balkon klom. Ik zag dat [medeverdachte] [benadeelde] in zijn gezicht sloeg met zijn gebalde vuist. Ik zag dat de vuist van [medeverdachte] net onder het rechteroog van [benadeelde] terecht kwam. Ik hoorde een luide klap toen [medeverdachte] [benadeelde] sloeg.
Ik zag dat [benadeelde] naar binnen, zijn woning in, geduwd werd door [medeverdachte] en [verdachte] . Ik hoorde klappende geluiden. Ik zag dat [benadeelde] weer het balkon op kwam. Ik zag dat [benadeelde] [verdachte] naar buiten duwde. Ik zag dat [medeverdachte] richting [benadeelde] en [verdachte] liep. Ik zag [benadeelde] op de grond vallen. Ik heb op dat moment 112 gebeld en gevraagd om politiebijstand. Ik zag dat [medeverdachte] achter [benadeelde] stond. Ik zag dat [medeverdachte] [benadeelde] drie keer trapte terwijl [benadeelde] op de grond lag. Ik zag dat twee trappen [benadeelde] op zijn rug raakte. Ik zag dat één trap [benadeelde] tegen zijn hoofd raakte. Ik zag dat [verdachte] voor [benadeelde] stond. Ik zag dat [verdachte] [benadeelde] tegen zijn hoofd en in zijn zij schopte. Ik zag dat [verdachte] [benadeelde] bleef trappen terwijl [benadeelde] op de grond lag. Ik hoorde [medeverdachte] zeggen “stop, stop, we moeten weg, ze heeft de politie al gebeld”. Ik zag dat [verdachte] toen stopte met schoppen. [5]

5. De verklaring van [getuige] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik heb indertijd tegenover de politie een verklaring afgelegd. Ik heb toen naar waarheid verklaard.
[verdachte] en [medeverdachte] zijn boven op [benadeelde] gedoken. Ze hebben op hem ingetrapt en ze hielden niet op. Ze hebben hem geraakt op zijn buik, zijn rug en zijn hoofd. Er kwam bloed uit zijn oor en van zijn lip. Ze bleven maar trappen en trappen. Ik kon ze ook niet stoppen. We stonden op het balkon, toen zijn ze over de reling gekomen. Voordat ik weet vlogen ze naar binnen, daarna zijn ze weer naar buiten gevlogen.
Voordat ik het wist waren ze over de reling geklommen en vielen er klappen. [6]

6. Het specialistenbericht, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Uw patiënt [benadeelde] kwam op de spoedeisende hulp op 25/06/2012.
Hoofdbehandelaar was [chirurg]
(Voorlopige) diagnose: multipele contusies. [7]

7. Het specialistenbericht, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

[benadeelde]
[adres]
Oss
Datum verzenden: 06-07-2012
Ik heb patiënt nog eens gezien.
Patiënt blijft klagen over een brandend gevoel in beide ogen en visusklachten. Ver weg gaat het wel goed, maar kleine letters ziet hij toch wat minder scherp. Pijnlijke plek achter het rechter oog.
De gevoelige plekken zijn inderdaad drukpijnlijk.
[neuroloog] [8]

8. De verklaring van [medeverdachte] , voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

U zegt mij dat ik op 25 juni 2012 omstreeks 00.15 uur samen met mijn zoon [verdachte] ben gezien in de bewonerstuin van [straat] . Ik kan u zeggen dat ik daar inderdaad ben geweest op die dag en rond dat tijdstip. Ik belde aan bij [benadeelde] . Ik heb een hondje verkocht aan [benadeelde] en daar wilde ik 250 euro van komen ophalen omdat [benadeelde] deze nog niet had betaald. Er werd na herhaaldelijk aanbellen niet opengedaan. Ik ben toen naar de achterzijde van de flats gegaan en liep naar het balkon van [benadeelde] toe. Ik gooide daar steentjes tegen het achterraam zodat hij naar buiten zou komen. Toen zag ik dat [benadeelde] samen met een vrouw naar buiten kwam lopen.
Ik sprong het balkon op de begane grond op. Ik ben achter [benadeelde] aangegaan. [9]

9. De verklaring van verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

V – Waar was jij 25 juni 2012 omstreeks 00.15 uur?
A – Ik ben daar geweest samen met mijn vader [medeverdachte] (het hof begrijpt: [medeverdachte] ). Ik wist dat ons pap geld tegoed had van [benadeelde] . Dit ging over een hondje dat wij hadden verkocht maar waar nog niet voor was betaald. We gingen daar met z’n tweeën heen. We belden aan maar er werd niet open gedaan. Ons pap liep naar de achterzijde van de flat. [10]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 1. ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven en op gronden als in de pleitnota verwoord – dat verdachte persisteert bij zijn eerdere stelling dat hij weliswaar bij de woning van de heer [benadeelde] is geweest, maar dat hij aan de voorzijde van de woning is blijven wachten en niet met zijn vader naar de achterzijde van de woning is gegaan. Hij heeft aan de voorzijde van de woning gewacht op zijn vader (medeverdachte [medeverdachte] ). De belastende verklaringen van [benadeelde] en [getuige] zijn onbetrouwbaar, zodat deze niet tot het bewijs kunnen dienen en er overigens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Naar het oordeel van het hof zijn geen omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde] en [getuige] , zoals gebezigd tot het bewijs, zou moeten worden getwijfeld. Voorts zijn deze verklaringen in de kern consistent en vinden zij in voldoende mate steun in de overige bewijsmiddelen. [benadeelde] en [getuige] hebben deze verklaringen bovendien herhaald ten overstaan van de raadsheer-commissaris. Het hof bezigt de verklaringen van [benadeelde] en [getuige] dan ook tot het bewijs.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van poging tot zware mishandeling

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
i.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat verdachte en zijn mededader gedurende de nachtelijke uren de woning van het slachtoffer zijn binnengedrongen en op een gewelddadige wijze hebben getracht een geldschuld te innen;
  • de mate waarin door het bewezen verklaarde feit pijn en letsel is toegebracht aan het slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
  • de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze ter terechtzitting naar voren zijn gebracht.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een andere straf dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming meebrengt.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als richtlijn voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van schoppen/trappen tegen het hoofd. Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf in het geval van het voltooide misdrijf, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Gelet echter op de omstandigheid dat het hof geen voltooide zware mishandeling, maar een poging daartoe heeft bewezen verklaard, zal het overeenkomstig het bepaalde bij artikel 45, tweede lid, dit uitgangspunt met één derde verlagen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is, behoudens hetgeen hierna zal overwogen met betrekking tot de redelijke termijn, niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de politierechter en gevorderd door de advocaat-generaal dan wel een straf als bepleit door de verdediging, omdat daarin de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking komt.
ii.
De inhoud van het procesdossier geeft het hof aanleiding te onderzoeken of in de onderhavige zaak het recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden.
Het hof stelt dienaangaande voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De verdachte heeft op 25 november 2013 hoger beroep ingesteld. Het hof doet uitspraak meer dan 31 maanden na de datum waarop hoger beroep is ingesteld, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die een zo langdurig tijdsverloop rechtvaardigen. Bij dat oordeel heeft het hof in het bijzonder in aanmerking genomen dat, hoewel een deel van het tijdsverloop zijn oorzaak vindt in het op verzoek van de verdediging verrichte onderzoek (getuigenverhoor), niet het gehele tijdsverloop daaruit kan worden verklaard.
Een en ander brengt met zich mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM is overschreden, hetgeen in casu moet leiden tot strafvermindering.
Bij dit oordeel heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het ten laste gelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
Het hof ziet in de hiervoor geconstateerde schending van het recht van de verdachte op een openbare behandeling van de zaak binnen een redelijke termijn aanleiding een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en 2 weken op te leggen.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
De vordering is betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte en zijn mededader toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade vooralsnog worden begroot op het bedrag van € 750,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van voormelde vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde] als gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden tot een bedrag van € 750,00.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hierboven vermelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 750,00 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaartde verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2. ten laste gelegde.
Vernietigthet vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden en2 (twee) weken.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaartde benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijstde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door
mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. F.P.E. Wiemans, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 13 juli 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. N.J.M. Ruyters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt (onder meer) verwezen naar dossierpagina’s van ambtsedige processen-verbaal van politie, opgenomen in het proces-verbaal van politieregio Brabant-Noord, registratienr. PL21Y1 2012066101.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL21Y1 2012066101-2, d.d. 25 juni 2012, dossierpagina 4.
3.Het proces-verbaal aangifte, proces-verbaalnr. PL21YS 2012066101-1, d.d. 25 juni 2012, dossierpagina’s 6-7.
4.Het proces-verbaal van verhoor, d.d. 2 oktober 2015, opgemaakt door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
5.Het proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL21YS 2012066101-6, d.d. 27 juni 2012, dossierpagina’s 16-17.
6.Het proces-verbaal van verhoor, d.d. 14 oktober 2014, opgemaakt door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.
7.Het specialistenbericht, als bijlage 3 gevoegd bij het Schadeopgaveformulier Misdrijven van [benadeelde] .
8.Het specialistenbericht, als bijlage 4 gevoegd bij het Schadeopgaveformulier Misdrijven van [benadeelde] .
9.Het proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL21Y1 2012066101-9, d.d. 10 augustus 2012, dossierpagina 19.
10.Het proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL21Y1 2012066101-10, d.d. 10 augustus 2012, dossierpagina 19.