4.1.Het gaat in de verschillende tussen partijen reeds spelende procedures, zakelijk weergegeven, om het volgende.
- Tussen [appellant] en [appellante] (als kopers) enerzijds en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] (als
verkopers) anderzijds is sprake van een geschil met betrekking tot de koop van een woning staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] , aan de [adres] alsmede een drietal percelen, kadastraal bekend als Gemeente [plaats] , [sectieletter] , nummers [sectienummer 1] , [sectienummer 2] en [sectienummer 3] . [appellant] en [appellante] stellen dat er sprake is van een non-conformiteit die tot schade zal leiden nu de woning niet beschikt over een op alle punten toereikende bouwvergunning. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn echter van mening dat van enige schade geen sprake is en dat het intreden van de schade in de toekomst ook niet aannemelijk is zodat er geen plaats is voor een ontbinding van de verkoopovereenkomst, vernietiging op grond van dwaling of een schadevergoeding.
- [appellant] en [appellante] hebben op 26 juli 2014 hun intrek in voornoemde, van [geïntimeerde 1]
en [geïntimeerde 2] , bij koopovereenkomst d.d. 14 juli 2014 gekochte, woning genomen nadat in aanvulling op een zogenaamde Sleutelverklaring (hierna: de Sleutelverklaring) mondeling overeengekomen was dat [appellant] en [appellante] vanaf 26 juli 2014 tot aan de datum van het notarieel transport de woning mochten bewonen tegen de in de Sleutelverklaring overeengekomen vergoeding van € 350,00 per week. In de Sleutelverklaring was overeengekomen dat [appellant] en [appellante] de overeengekomen gebruiksvergoeding pas bij levering hoefden te betalen.
[appellant] en [appellante] weigeren, nadat zij bekend zijn geworden met een groot aantal gebreken aan de woning, met name het feit dat een toereikende bouwvergunning ontbreekt, om medewerking aan het transport van de woning te verlenen en om voornoemde wekelijkse vergoeding aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te voldoen.
- [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben [appellant] en [appellante] in kort geding
gedagvaard met het (primaire) verzoek hen, op straffe van een dwangsom, te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan het notarieel transport van de betreffende woning. Deze vordering en een subsidiaire vordering zijn bij vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 6 februari 2015 afgewezen.
- [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn van dit vonnis in hoger beroep gekomen waarbij zij hun
eis hebben vermeerderd door (subsidiair) onder meer te verzoeken dat [appellant] en [appellante] worden veroordeeld tot het betalen van een vergoeding (ten bedrage van € 1.516, 65 per maand) voor het verblijf in de woning. Bij arrest van 28 juli 2015 heeft het gerechtshof het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigd (namelijk voor zover de (subsidiaire vordering daarbij was afgewezen) en, opnieuw rechtdoende, de (subsidiaire) vordering toegewezen in die zin dat [appellant] en [appellante] zijn veroordeeld om, zolang het gebruik van het huis onder de Sleutelverklaring voortduurt, ingaande 1 augustus 2015 maandelijks een bedrag van € 1.516,66 aan [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te betalen bij wijze van voorschot op wat in artikel 1 van de Sleutelverklaring is overeengekomen en voor het overige het bestreden vonnis bekrachtigd.
- [appellant] en [appellante] zijn evenwel van mening dat het uitsluitend aan [geïntimeerde 1]
en [geïntimeerde 2] te wijten is dat de levering niet op de overeengekomen datum plaats heeft kunnen vinden. In een bodemprocedure vorderen [appellant] en [appellante] (naast gehele of gedeeltelijke ontbinding van de koopovereenkomst) vermindering van de te betalen gebruiksvergoeding tot nihil, althans tot een door de rechtbank in goede justitie te bepalen vergoeding, zulks op grond van onvoorziene omstandigheden dan wel dwaling dan wel de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid. Eventuele toewijzing van het gevorderde zal moeten leiden tot terugbetaling door [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aan [appellant] en [appellante] van de alsdan door de laatsten onverschuldigd betaalde gebruiksvergoeding.
- [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben terzake hun vordering op [appellant] en [appellante]
- van € 1.516,66 per maand met ingang van 1 augustus 2015 zolang het gebruik van de woning voortduurt, welke vordering zij hebben uit hoofde van de Sleutelverklaring en op basis van het arrest van het hof van 28 juli 2015 - executoriaal beslag gelegd.
- [appellant] en [appellante] hebben vervolgens bij de voorzieningenrechter twee verzoekschriften tot het leggen van beslag (beslag onder zichzelf en conservatoir derdenbeslag) ingediend. Terzijde wordt opgemerkt dat het, na verkregen verlof, gelegde conservatoir derdenbeslag voor [appellant] en [appellante] niet tot een positief resultaat heeft geleid.
De kwestie van het beslag onder de schuldeisers zelf ligt thans aan het hof voor (zie hiervoor 4.2. e.v.).