3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Nettorama is met ingang van 15 november 1986 een winkelruimte aan de [adres] te [vestigingsplaats 2] gaan huren van N.V. Pensioenverzekeringsmaatschappij “Metallicus”. Het gehuurde is in de considerans van de overeenkomst omschreven als, voor zover thans van belang:
“Een bedrijfsruimte ter grootte van ca. 2850 m2, gelegen te [vestigingsplaats 2] , in het koopcentrum aan de [adres] (…)”.
Artikel 3 van de huurovereenkomst bepaalt onder meer het volgende:
“1. De huurprijs voor het eerste huurjaar bedraagt f 377.397,= (…) exclusief B.T.W. en exclusief service- en stookkosten (…).
2. Huurder en verhuurder komen overeen, dat jaarlijks op 1 mei, voor het eerst op 1 mei 1987, de huurprijs zal worden aangepast op basis van het totaal prijsindexcijfer voor gezinsconsumptie (…)
(…)
5. Alle betalingen die huurder krachtens deze overeenkomst aan verhuurder verschuldigd is, zullen door hem in wettig nederlands betaalmiddel en zonder compensatie of korting uitsluitend worden betaald aan verhuurder.
6. Indien huurder achterstallig is met het betalen van huurpenningen of andere bedragen die hij krachtens deze overeenkomst verschuldigd is of te eniger tijd zal zijn, is hij aan verhuurder een rente verschuldigd van 1% per maand over het achterstallig bedrag (…)
7. Indien de werkelijke grootte van het gehuurde afwijkt van de overeengekomen grootte, zal de huurprijs pro rata worden aangepast.”
Bij akte van statutenwijziging van 4 maart 1988 is de naam van N.V. Pensioenverzekeringsmaatschappij “Metallicus” gewijzigd in N.V. Ohra Pensioenverzekeringen.
Bij koopovereenkomst van 25 juni 1993 heeft N.V. Ohra Pensioenverzekeringen de winkelruimte verkocht aan [appellant] . Bij notariële akte van 30 september 1993 heeft NV Ohra Pensioenverzekeringen de economische eigendom van de winkelruimte aan [appellant] geleverd. In artikel 14.1 sub d van de overeenkomst heeft N.V. Ohra Pensioenverzekeringen [appellant] onherroepelijk gemachtigd om met betrekking tot de winkelruimte alle beheers- en beschikkingsdagen of andere handelingen van welke aard ook te verrichten, als [appellant] zou kunnen verrichten indien hij de juridische eigendom van de winkelruimte zou hebben.
Bij notariële akte van 6 december 1993 heeft [appellant] , kort gezegd, de helft van de economische eigendom overgedragen aan [appellante] . Het hof zal in het vervolg van deze feitenopsomming kortheidshalve spreken van [appellant] , ook als daarmee [appellant] en [appellante] worden bedoeld.
[appellant] en Nettorama hebben diverse geschillen gehad, waaronder een geschil over het bedrag aan huur dat Nettorama verschuldigd is. De partijen hadden daarbij een verschil van mening over het aantal vierkante meters aan oppervlakte van het gehuurde. In verband met dat geschil hebben de partijen op of omstreeks 22 december 2004 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“2. Nettorama betaalt tot en met 31 december 2004 de huidige huurprijs. Met ingang van 1 januari 2005 bedraagt de huurprijs € 104,37 per m2 per jaar. De huurprijs wordt van 2006 tot en met 2015 elk jaar voor de eerste maal per 1 januari 2006 met € 2,27 per m2 verhoogd, naast de gebruikelijke contractuele indexering.
(…)
4. [appellant] zal DTZ Winkels opdracht geven om de juiste winkeloppervlakte van de door Nettorama binnenspands gehuurde en bij haar in gebruik zijnde winkel op te meten volgens de meest gebruikelijke en geavanceerde methode. (…) Mocht Nettorama zich met de uitkomst daarvan niet kunnen verenigen, dan zal zij zelf een deskundige inschakelen die zal trachten samen met DTZ Winkels tot een eenduidige vaststelling te komen, bij gebreke waarvan de beide deskundigen gezamenlijk een derde deskundige zullen aanwijzen wiens stem doorslaggevend zal zijn.
(…)
10. (…) [appellant] zal zo spoedig mogelijk een reclamezuil laten plaatsen. Nettorama heeft recht op de bovenste plaats op de zuil. [appellant] zal Nettorama daarvoor geen vergoeding in rekening brengen.
(…)
12. Deze vaststellingsovereenkomst wordt als tweede allonge gehecht aan het bestaande huurcontract en maakt daarvan samen met de beheersovereenkomst onlosmakelijk onderdeel uit.
13. Partijen verklaren over en weer alle goede en kwade kansen en gevolgen van de onderhavige minnelijke regeling te aanvaarden en uitdrukkelijk afstand te doen van iedere rechtsvordering op grond van en van ieder beroep op aan hen al dan niet bekende reeds bestaande of toekomstige feiten en/of omstandigheden, (…) noch kan vernietiging of ontbinding van deze overeenkomst worden gevorderd wegens enige uit de wet voortvloeiende grond van vernietiging of ontbinding (…)”.
[appellant] heeft aan Nettorama in de jaren 2005 tot en met 2009 huurnota’s gezonden die door Nettorama tijdig zijn betaald. Op elk van deze nota’s was vermeld dat het een voorlopige huurnota betrof.
[appellant] heeft de oppervlakte van de winkelruimte begin 2010 laten opmeten door RPS [RPS] . RPS is daarbij gekomen tot een oppervlakte van 2737 m2. De meetstaat van RPS [RPS] is bij brief van 26 januari 2010 aan Nettorama toegezonden, tezamen met een nota ‘naverrekening huur’ welke sloot op een door Nettorama te betalen bedrag van € 277.272,17.
Bij brief van 19 februari 2010 heeft Nettorama aan [appellant] meegedeeld dat Nettorama de uitkomsten waar RPS toe gekomen is betwist, en gevraagd waarom [appellant] zoveel tijd heeft laten verstrijken en niet DTZ heeft ingeschakeld. Nettorama heeft in deze brief voorts enkele andere gegevens opgevraagd en voorts het volgende meegedeeld:
“4. wij zullen dan onze expert inschakelen teneinde met uw aanspreekpunt bij RPS te komen tot een eenduidige instelling;
5. eerst indien de uitkomst definitief vast staat, kan de naverrekening worden opgemaakt.”
[appellant] heeft het rapport van RPS bij e-mail van 22 februari 2010 aan Nettorama gemaild en vervolgens bij brief van 2 maart 2010 nog enkele vragen van Nettorama beantwoord en meegedeeld te vertrouwen op een snelle afwikkeling.
Bij brief van 5 maart 2012 heeft [appellant] aan Nettorama een overzicht gezonden van de per 31 januari 2012 onbetaald gebleven huurbedragen, welk overzicht uitkomt op een openstaand bedrag van € 430.130,59. Verder staat in de brief dat aan het verzoek van Nettorama van 19 februari 2010 is voldaan bij schrijven van 2 maart 2010 maar dat sindsdien niets meer is vernomen. Nettorama wordt in de brief gesommeerd de achterstallige huur binnen 8 dagen te betalen, bij gebreke waarvan rechtsmaatregelen in het vooruitzicht worden gesteld en aanspraak wordt gemaakt op wettelijke rente.
Bij brief van 9 maart 2012 heeft Nettorama aan [appellant] meegedeeld dat een impasse is ontstaan doordat [appellant] ten onrechte vasthoudt aan het meetrapport van RPS. Nettorama heeft in de brief voorgesteld om uit te gaan van een door [expertisebureau] opgesteld metingsrapport, dat uitgaat van een oppervlakte van 2584 m2.
Bij brief van 13 maart 2012 heeft [appellant] aan Nettorama meegedeeld dat DTZ de meting van RPS zal controleren en beoordelen en daarbij het rapport van [expertisebureau] zal betrekken.
Bij brief van 5 juni 2012 heeft DTZ aan [appellant] meegedeeld dat zij op basis van marginale toetsing concludeert dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van het rapport van RPS.
Bij brief van 25 juni 2012 heeft [appellant] aan Nettorama de brief van DTZ van 5 juni 2012 gezonden en Nettorama verzocht om per omgaande tot betaling conform de brief van 5 maart 2012 over te gaan.
Op 1 augustus 2012 heeft er in Houten een bespreking plaatsgevonden tussen de partijen. De partijen hebben toen afgesproken dat uitgegaan zou worden van een oppervlakte van het gehuurde van 2608 m2. Bij brief van 2 augustus 2012 heeft Nettorama de gemaakte afspraken aan [appellant] bevestigd. In die brief staat onder meer het volgende:
“Punt 4
Van de vaststellingsovereenkomst m.b.t. het aantal gehuurde meters is door partijen vastgesteld op 2608 m2. Dit is het uitgangspunt voor de financiële berekeningen. De berekeningen worden door [appellant] opgesteld en ter goedkeuring aan Nettorama verzonden.
Punt 10
De heer [appellant] neemt contact op met Lidl, waarna er overleg zal zijn tussen Lidl en Nettorama over de aanvraag bij gemeente [vestigingsplaats 2] voor het plaatsen van een reclamezuil en (…). De bovenste aanduidingen van de reclamezuil, twee blokken, zullen door Nettorama in gebruik genomen worden.”
Tussen partijen staat vast dat Nettorama, als uitgegaan wordt van de oppervlakte van 2608 m2 en de in artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst gemaakte huurprijsafspraken, over de periode van 2005 tot en met september 2012 € 349.825,59 te weinig aan huur had betaald.
Op 9 november 2012 heeft Nettorama aan [appellant] € 299.825,59 overgemaakt onder vermelding van “Huurafrekening onder inhouding van EUR 50.000 i.v.m. reclameobjecten minus onze openstaande”.
Bij brief van 20 december 2012 heeft de advocaat van [appellant] Nettorama gesommeerd tot betaling van genoemd bedrag van € 50.000,-- vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en tot betaling van € 182.847,92 aan contractuele rente over de huur die ter zake de periode van 2005 tot en met september 2012 te laat is betaald.
Op 25 mei 2013 heeft Nettorama het eerder ingehouden bedrag van € 50.000,-- alsnog aan [appellant] betaald.
Op 13 december 2013 hebben [appellant] en [appellante] de juridische eigendom van het gehuurde verkregen.
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderden [appellant] en [appellante] in eerste aanleg, na hun eis te hebben vermeerderd, primair:
veroordeling van Nettorama tot betaling van € 182.847,92 ter zake contractuele rente berekend tot en met 9 november 2012 over de achterstallige huur over de periode 2005 t/m september 2012, te vermeerderen met de contractuele boeterente althans de wettelijke rente over het bedrag van € 182.847,92 vanaf 10 november 2012;
veroordeling van Nettorama tot betaling van de contractuele boeterente van 1% per maand of gedeelte van een maand over de – ten onrechte ingehouden – achterstallige huur ad € 50.000,-- vanaf 10 november 2012;
met veroordeling van Nettorama tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten en met veroordeling van Nettorama in de proceskosten. [appellant] en [appellante] hebben in eerste aanleg ook subsidiaire vorderingen ingesteld. Die vorderingen komen in het navolgende voor zover nodig nog aan de orde.
3.2.2.Aan de genoemde primaire vorderingen hebben [appellant] en [appellante] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
In de vaststellingsovereenkomst van 22 december 2004 zijn de partijen overeengekomen dat Nettorama met ingang van 1 januari 2005 een huurprijs per m2 verschuldigd zou zijn welke huurprijs zou worden berekend overeenkomstig artikel 2 van die vaststellingsovereenkomst. De partijen zijn uiteindelijk op 1 augustus 2012 overeengekomen dat uitgegaan moet worden van een oppervlakte van het gehuurde van 2608 m2. Daarvan uitgaande heeft Nettorama over de periode van 2005 tot en met september 2012 € 349.825,59 te weinig aan huur betaald. Over dat bedrag is Nettorama de contractuele rente verschuldigd over de periode tot en met 9 november 2012 (de datum waarop Nettorama in mindering op het bedrag van € 349.825,59 een bedrag van € 299.825,59 aan [appellant] heeft betaald). Deze contractuele rente beloopt € 182.847,92.
Over het op 9 november 2012 nog ingehouden bedrag van € 50.000,--, dat Nettorama uiteindelijk pas op 25 mei 2013 heeft betaald, is Nettorama voorts de contractuele rente verschuldigd over de periode vanaf 10 november 2012 tot de dag van betaling, zijnde 25 mei 2013.
Op hetgeen aan de subsidiaire vorderingen ten grondslag is gelegd, zal het hof in het navolgende voor zover nodig nog ingaan.
3.2.3.Nettorama heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het tussenvonnis van 7 augustus 2013 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast.
3.2.5.In het eindvonnis van 12 februari 2014 heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld:
Omdat [appellant] Nettorama pas bij brief van 5 maart 2012 in gebreke heeft gesteld ter zake de te weinig betaalde huur, is Nettorama pas na het verstrijken van de in die brief genoemde termijn van 8 dagen in verzuim geraakt. Nettorama is daarom gehouden rente te vergoeden over de periode van 14 maart 2012 tot 9 november 2012 over het bedrag dat zij te weinig aan huur heeft betaald (rov. 3.6).
Het betreffende bedrag aan verschuldigde rente moet worden berekend op basis van de wettelijke handelsrente (rov. 3.7).
De gevorderde rente ter zake het door Nettorama opgeschorte bedrag van € 50.000,-- is niet toewijsbaar, omdat Nettorama zich rechtsgeldig op opschorting van betaling van dat bedrag heeft beroepen (rov. 3.12).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter Nettorama veroordeeld om aan [appellant] en [appellante] het bedrag te betalen dat het resultaat is van de berekening zoals weergegeven in de voorlaatste zin van rov. 3.6 van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 10 november 2012, met dien verstande dat de gevorderde wettelijke handelsrente over de verschenen rente op grond van artikel 6:119 lid 2 BW verschuldigd is voor zover Nettorama de verschenen rente over een vol jaar verschuldigd is.
De kantonrechter heeft de proceskosten tussen de partijen gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Wijziging van eis en omvang rechtsstrijd in principaal en incidenteel hoger beroep
3.3.1.[appellant] en [appellante] hebben in principaal hoger beroep hun eis gewijzigd. Zij vorderen nu:
primair: veroordeling van Nettorama tot betaling van € 182.847,92 ter zake contractuele rente tot en met 9 november 2012 over de achterstallige huur over de periode 2005 t/m september 2012, te vermeerderen met de samengestelde contractuele rente althans de samengestelde wettelijke handelsrente althans de samengestelde wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 november 2012;
subsidiair: veroordeling van Nettorama tot betaling van de samengestelde contractuele rente, althans de samengestelde wettelijke handelsrente, althans de samengestelde wettelijke rente, over de vanaf 1 januari 2005 te weinig betaalde huur, uitgaande van:
een huurprijs van € 104,37 m2 vanaf 1 januari 2005 verhoogd met de contractuele indexeringen per 1 april van elk jaar en met de initiële verhogingen ad € 2,27 per m2 per 1 januari van elk jaar, en
een huuroppervlakte van primair 2608 m2, subsidiair 2584 m2, meer subsidiair 2425 m2;
vanaf de vervaldata van de respectievelijke huurtermijnen, althans vanaf (een) door het hof in goede justitie te bepalen datum/data, tot aan de dag van voldoening zijnde 9 november 2012;
zowel primair als subsidiair:
veroordeling van Nettorama tot betaling van de samengestelde contractuele rente van 1% per maand of gedeelte van een maand, althans de samengestelde wettelijke handelsrente, althans de samengestelde wettelijke rente, over de – ten onrechte ingehouden – achterstallige huur ad € 50.000,-- vanaf 10 november 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeling van Nettorama tot betaling van € 1.275,-- ter zake buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van Nettorama in de proceskosten.
3.3.2.Deze eiswijziging heeft tijdig plaatsgevonden en is toelaatbaar. Na behandeling van de grieven zal blijken in hoeverre de gewijzigde eis toewijsbaar is.
3.3.3.[appellant] en [appellante] hebben in principaal hoger beroep acht grieven aangevoerd. Zij hebben in principaal hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van hun gewijzigde vorderingen.
3.3.4.Nettorama heeft in incidenteel hoger beroep twee grieven aangevoerd. Zij heeft in incidenteel hoger beroep geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en tot het alsnog geheel afwijzen van de vorderingen van [appellant] en [appellante] .
De ontvankelijkheid van het incidenteel hoger beroep
3.4.1.[appellant] en [appellante] hebben in hun memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep (paragrafen 3.5 en 4.1) betoogd dat Nettorama haar memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, alleen heeft gericht tegen [appellant] en [appellante] voor zichzelf, en niet tegen [appellant] en [appellante] in de andere hoedanigheden waarin zij de vorderingen hebben ingesteld. [appellant] en [appellante] hebben in dit verband gesteld dat de vorderingen aan hen toekomen in hun genoemde andere hoedanigheden, en dat Nettorama daarom geen belang heeft bij, en niet kan worden ontvangen in, haar alleen tegen [appellant] en [appellante] voor zichzelf gerichte incidenteel hoger beroep.
3.4.2.Het hof verwerpt dat betoog. De door Nettorama genomen memorie van antwoord in principaal hoger beroep, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, is volgens het gestelde op de eerste pagina van die memorie gericht tegen [appellant] en [appellante] , die in dat verband tevens zijn aangeduid als eisers in principaal hoger beroep. Mede gelet op de inhoud van de memorie, moet deze aanduiding naar het oordeel van het hof aldus worden uitgelegd dat de memorie is gericht tegen [appellant] en [appellante] in al de hoedanigheden waarin zij hoger beroep hebben ingesteld en de memorie van grieven hebben genomen. Dat betreft zowel [appellant] en [appellante] optredend voor zichzelf, als [appellant] en [appellante] in de andere hoedanigheden die op de eerste bladzijde van het onderhavige arrest zijn vermeld. Dat Nettorama zou hebben bedoeld de memorie alleen te richten tegen [appellant] en [appellante] optredend voor zichzelf, is uit de memorie in het geheel niet af te leiden. Het hof verwerpt daarom het in rov. 3.4.1 weergegeven standpunt van Nettorama.
Naar aanleiding van grief I in incidenteel hoger beroep
3.5.1.Nettorama heeft door middel van grief I in incidenteel hoger beroep het volgende aangevoerd:
[appellant] en [appellante] , die aanvankelijk de economische eigendom van het gehuurde hadden, hebben op 13 december 2013 (ook) de juridische eigendom van het gehuurde verkregen.
De in geschil zijnde rentevordering – voor zover die bestaat – is verkregen vóór 13 december 2013. Er is niet gesteld of gebleken dat die vordering door Stichting Fonds NutsOhra aan [appellant] en [appellante] is gecedeerd.
Nettorama heeft geconcludeerd dat [appellant] en [appellante] niet bevoegd zijn de vordering in te stellen en dat de vordering daarom alsnog geheel moeten worden afgewezen.
3.5.2.Deze grief kan om de hierna te melden redenen geen doel treffen. Het begrip economische eigendom moet in het burgerlijk recht worden opgevat als een samenvattende benaming zonder zelfstandige betekenis van de rechtsverhouding tussen partijen die de "economische eigendom" in het leven hebben geroepen (HR 3-11-2006, ECLI:NL:HR:2006:AX8838). Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] en [appellante] ten tijde van de aanvang van de onderhavige procedure bevoegd waren om de in geding zijnde vordering als economische eigenaars op grond van de hen gegeven volmachten in te stellen en dat zij in hun hoedanigheid van economische eigenaars belang hadden bij die vordering. In de overdracht van de economische eigendom die in 1993 heeft plaatsgevonden, ligt besloten dat de lusten van het pand (huurvorderingen, en de inningsbevoegdheid daarvan) sedertdien reeds aan [appellant] (en [appellante] ) toekomen, waarvan destijds ook mededeling is gedaan aan Nettorama. De wettelijke rente over de aan [appellant] verschuldigde huur komt eveneens aan [appellant] toe. Dat [appellant] en [appellante] inmiddels de juridische eigendom van het gehuurde hebben verkregen, brengt mee dat hun economische eigendom inmiddels is opgegaan in hun juridische eigendom. Hun belang bij de vordering is daardoor niet vervallen. Bij deze stand van zaken valt niet in te zien dat nog een cessie van de rentevordering door Stichting Fonds NutsOhra aan [appellant] en [appellante] had moeten plaatsvinden. Naar aanleiding van de grieven in principaal hoger beroep