ECLI:NL:GHSHE:2016:2806

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2016
Publicatiedatum
12 juli 2016
Zaaknummer
200.149.213_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar de geschiktheid van HR++ glas geplaatst door een vennootschap in de woning van een appellant

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een vennootschap over de geschiktheid van HR++ glas dat door de vennootschap in de woning van de appellant is geplaatst. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 23 februari 2016, waarin het hof partijen in de gelegenheid heeft gesteld om deskundigen te benoemen en vragen te formuleren over de kwaliteit en veiligheid van het geplaatste glas. De appellant heeft voorgesteld om een deskundige te benoemen en heeft zes aanvullende vragen geformuleerd die betrekking hebben op de kwaliteit, veiligheidsnormen en risico's van het glas. De vennootschap heeft aangegeven dat zij geen voorkeur heeft voor een specifieke deskundige, maar dat zij het hof verzoekt om een deskundige aan te wijzen. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de heer mr. P. (Piet) Bosma van Lengkeek Expertises als deskundige te benoemen. Het hof heeft de deskundige gevraagd om gemotiveerd antwoord te geven op een aantal vragen met betrekking tot de geschiktheid van het glas, de risico's van thermische breuk en de noodzaak van herstel of vervanging. De kosten van het deskundigenonderzoek komen ten laste van de appellant. Het hof heeft verder bepaald dat de zaak op 15 november 2016 opnieuw op de rol komt in afwachting van het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.149.213/01
arrest van 12 juli 2016
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: aanvankelijk mr. P.P.J. van der Rijt te Bergen op Zoom,
thans zijn kantoorgenoot mr. B.R. Kleij te Spijkenisse,
tegen
[de vennootschap],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.S. de Haas te Raamsdonksveer,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 23 februari 2016 in het hoger beroep van de door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Bergen op Zoom, onder zaaknummer 2171340 CV EXPL 13-3702 gewezen vonnissen van 28 augustus 2013 en 12 februari 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 februari 2016;
  • de akte uitlaten van [appellant] van 5 april 2016;
  • de akte uitlating van [de vennootschap] van 5 april 2016;
  • de akte uitlaten van [appellant] van 3 mei 2016.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
In het tussenarrest van 23 februari 2016 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige(n) en de daaraan voor te leggen vragen zoals vermeld in r.o. 3.11.3 van het tussenarrest.
6.2.
[appellant] heeft in zijn akte van 5 april 2016 aangegeven dat één deskundige volgens hem voldoende is. Hij heeft voorgesteld om als deskundige te benoemen:
a. Lengkeek Laarman & de Hosson te [kantoorplaats] , of
b. Hanselman Groep B.V. te [kantoorplaats] .
[appellant] heeft in zijn akte van 5 april 2016 verder aangegeven dat hij, in aanvulling op de vier vragen van het hof, zes aanvullende vragen aan de deskundige heeft:
1. Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de destijds door [de vennootschap] in 2007-2008 in de processtukken als nummers 2, 3, 4, 7 en 8 geplaatste ruiten, alsmede de ruit in de als meerwerk geleverde aluminium gevelpui (zie meerwerkofferte [de vennootschap] d.d. 24 augustus 2007) en de kwaliteit van de plaatsing van de betreffende ruiten in de kozijnen?
2. Voldoen de geplaatste ruiten 2, 3, 4, 7 en 8, alsmede de ruit in de als meerwerk geleverde aluminium gevelpui (zie meerwerkofferte [de vennootschap] d.d. 24 augustus 2007) aan de toepasselijke veiligheidsnormen voor HR++ glas? Zo nee, aan welke veiligheidsnormen wordt niet voldaan?
3. Bestaat er ten aanzien van de ruiten 2, 3, 4, 7 en 8 alsmede de ruit in de als meerwerk geleverde aluminium gevelpui (zie meerwerkofferte [de vennootschap] d.d. 24 augustus 2007) risico op breuk- en/of scheurvorming, gelet op het feit dat is geconstateerd dat twee van de ruiten 3 in het verleden zijn gescheurd vanwege een thermische breuk als gevolg van slagschaduwwerking? Zo ja, hoe groot acht u het risico op breuk- en/of scheurvorming ten aanzien van de thans nog aanwezige ruiten?
4. Hoe beoordeelt u de veiligheid van de geplaatste ruiten 2, 3, 4, 7 en 8, alsmede de ruit in de als meerwerk geleverde aluminium gevelpui (zie meerwerkofferte [de vennootschap] d.d. 24 augustus 2007) op het aspect van doorvalveiligheid in de concrete praktische situatie waarin deze zijn geplaatst?
5. Worden er met betrekking tot de doorvalveiligheid bijzonder[e] eisen gesteld wanneer een ruit direct op de erfafscheiding en grenzende aan de openbare weg wordt geplaatst? De laatste situatie betreft de ruit in de als meerwerk geleverde aluminium gevelpui (zie meerwerkofferte [de vennootschap] d.d. 24 augustus 2007)?
6. Hoe beoordeelt u gelet op de voornoemde vragen en in de gegeven ter plaatste waargenomen omstandigheden de algehele veiligheid en geschiktheid van de door [de vennootschap] in 2007-2008 geplaatste ruiten 2, 3, 4, 7 en 8, alsmede de ruit in de als meerwerk geleverde aluminium gevelpui (zie meerwerkofferte [de vennootschap] d.d. 24 augustus 2007)?
6.3.
[de vennootschap] heeft in zijn akte van 5 april 2016 eveneens aangegeven dat hij één deskundige voldoende acht ter uitvoering van het onderzoek, die over alle kennis met betrekking tot HR++ glas beschikt. [de vennootschap] heeft geen voorkeur voor de persoon van de deskundige en hij verzoekt het hof een deskundige aan te wijzen. Hij kan zich vinden in de door het hof in r.o. 3.11.3 van het tussenarrest gestelde vragen.
6.4.
[appellant] heeft daarop bij akte van 3 mei 2016 aangegeven dat hij niets heeft aan te merken op de akte van [de vennootschap] van 5 april 2016. Hij verzoekt het hof over te gaan tot het benoemen van de deskundige en tot het definitief formuleren van de te stellen vragen.
6.5.
[de vennootschap] heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen nadere akte genomen op de rolzitting van 3 mei 2016. Hij heeft geen bezwaren geuit tegen de door [appellant] geformuleerde zes aanvullende vragen en voorgestelde deskundigen.
6.6.
Het hof zal de door [appellant] onder 1. en 2. geformuleerde vragen toevoegen aan de door het hof geformuleerde vraag 1a), in die zin dat de deskundige bij de beantwoording van die vraag aandacht kan besteden aan de door [appellant] genoemde kwaliteitsaspecten van het HR++ glas en de plaatsing daarvan, alsmede de bij dat glas toepasselijke veiligheidsnormen.
De door [appellant] onder 3. geformuleerde vraag is gelijk aan de door het hof geformuleerde vragen 2d) en 3a) tot en met 3c), zodat deze vraag niet hoeft te worden toegevoegd.
6.7.
Het hof overweegt verder dat in r.o. 3.10.1 van het tussenarrest is overwogen en beslist dat de vraag of [de vennootschap] [appellant] heeft gewaarschuwd voor risico’s op doorval (en/of letsel) in deze procedure niet relevant is, omdat het gaat om een vordering tot schadevergoeding wegens breuk en/of scheurvorming van het door [de vennootschap] geplaatste HR++ glas en niet om een vordering tot schadevergoeding als gevolg van doorval (en/of letsel). Dit betekent dat het hof de door [appellant] onder 4. en 5. genoemde vragen niet zal toevoegen, omdat de antwoorden op die vragen niet relevant zijn in deze procedure. De door [appellant] onder 6. geformuleerde vraag zal evenmin aan de deskundige worden voorgelegd, nu deze vraag, voor zover relevant, in deze procedure al wordt beantwoord door de overige vragen.
6.8.
Overeenkomstig de standpunten van partijen kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. [appellant] heeft twee voorstellen gedaan voor een te benoemen deskundige, waartegen [de vennootschap] zich niet heeft verzet. Het hof zal daarom, overeenkomstig het onder 6.2.a. genoemde voorstel van [appellant] , de heer mr. P. (Piet) Bosma van Lengkeek Expertises te [kantoorplaats] , een vestiging van Lengkeek Laarman & de Hosson, als deskundige benoemen.
6.9.
Het hof bepaalt dat de deskundige gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dient te geven op de volgende vragen:
1a) was het door [de vennootschap] in 2007-2008 geplaatste HR++ glas destijds geschikt om te worden aangebracht in de woning van [appellant] ? Wilt u bij beantwoording van deze vraag de kwaliteit van het geplaatste HR++ glas en de plaatsing daarvan, alsmede de toepasselijke veiligheidsnormen bij HR++ glas betrekken.
1b) zo nee, wat is hiervoor een verklaring?
2a) vormde thermische breuk als gevolg van slagschaduwwerking in 2007-2008 een risico ten aanzien van het door [de vennootschap] aangebrachte HR++ glas?
2b) zo ja, wat is hiervoor een verklaring? en
2c) in welke mate was het risico op thermische breukvorming destijds aanwezig, op welke termijn kon dat risico zich verwezenlijken en was dit te voorzien?
2d) in welke mate is het risico op thermische breukvorming nu nog, in welke mate en in welke kozijnen aanwezig?
3a) dient herstel of vervanging van het aanwezige HR++ glas plaats te vinden?
3b) zo ja, in welke kozijnen, wat is de reden daarvoor, op welke wijze dient dit plaats te vinden en wat zijn de daarmee gemoeide kosten?
3c) zo nee, wat is de eventuele schade in geval van het bestaan van het risico op thermische breukvorming?
4) heeft u voor het overige nog opmerkingen die met oog op bovenstaande vragen van belang zijn?
6.10.
De deskundige heeft in een e-mail van 13 juni 2016 aan de griffier van het hof zijn kosten begroot op € 3.350,00. De deskundige heeft daarbij aangegeven:
“(…)
Voor het onderzoek worden beide partijen uitgenodigd en van de rapportage wordt een concept aan beide partijen ter beoordeling voorgelegd. Werkwijze conform "Leidraad Deskundigen in Civiele Zaken".
Door Lengkeek Expertises wordt in dergelijke zaken een uurtarief ad € 160,= exclusief 6% kantoorkosten en exclusief BTW per uur gehanteerd. Daarnaast worden gereden kilometers in rekening gebracht voor € 0,50 exclusief 6% kantoorkosten en exclusief BTW per kilometer. Overige administratieve kosten zijn in het uurtarief inbegrepen. Bij aanbieding van eindrapport in definitieve vorm alsmede declaratie worden de in rekening gebrachte werkzaamheden gespecificeerd.
We schatten vooralsnog een tijdsbesteding in ad circa 16 uren. Dat brengt een depotbedrag ad circa € 3.350,00 inclusief BTW met zich mee. De declaratie van de deskundige wordt gebaseerd op de werkelijk bestede tijd, ook indien minder tijd is besteed dan voorafgaand wordt ingeschat.
De werkzaamheden van Lengkeek Expertises/de deskundige worden uitgevoerd op basis van de Algemene Voorwaarden AV 2012-1 waarvan u in bijlage een ingescand exemplaar aantreft. Overigens zij voor de Algemene Voorwaarden verwezen naar de website [website]
Bij benoeming van een deskundige van Lengkeek Expertises worden beide partijen geacht bekend te zijn met de uitvoering van de werkzaamheden op basis van genoemde voorwaarden. (…)”.
Zonder tegenbericht binnen veertien dagen na deze uitspraak neemt het hof aan dat partijen deze algemene voorwaarden aanvaarden.
6.11.
In navolging van hetgeen het hof in het tussenarrest onder r.o. 3.11.4 heeft overwogen, komt het voorschot op de kosten van de deskundige ten laste van [appellant] .
6.12.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

7.De uitspraak

Het hof:
7.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 6.9 van dit arrest geformuleerde vragen;
7.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
Lengkeek Expertises, de heer mr. P. (Piet) Bosma NIVRE-re
[adres] , [postcode] [kantoorplaats]
postbus [postbus] , [postcode]
telefoon [netnnummer + telefoonnummer] , mobiel [mobielnummer] , fax [netnummer + faximilenummer]
[e-mailadres] , [website] .
7.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest
en van de algemene voorwaarden van de deskundigeaan de deskundige en aan partijen toezendt en dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
7.4.
bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
7.5.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van de conceptrapportage– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
7.6.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
7.7.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op
drie maandennadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
7.8.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 3.350,00 inclusief btw, tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak
bij brief aan de griffier van dit hofmet afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij)tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
7.9.
bepaalt dat [appellant] laatstgenoemd bedrag zal overmaken na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
7.10.
verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
7.11.
benoemt mr. M.E. Smorenburg tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
7.12.
verwijst de zaak naar de rol van 15 november 2016 in afwachting van het deskundigenbericht;
7.13.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenbericht naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] ;
7.14.
bepaalt dat de datum en tijd waarop de deskundige ter plaatse onderzoek zal verrichten, door de deskundige zal worden vastgesteld in overleg met de advocaten van partijen; partijen en hun eventuele adviseurs dienen in de gelegenheid te worden gesteld bij het onderzoek aanwezig te zijn;
7.15.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, M. van Ham en M.E. Smorenburg en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 juli 2016.
griffier rolraadsheer