ECLI:NL:GHSHE:2016:28

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
12 januari 2016
Zaaknummer
HD 200.124.682_01 en HD 200.125.430_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadeplichtigheid wegens levering van Vibrio besmette biggen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de aansprakelijkheid en schadeplichtigheid van een varkenshandelaar en een varkensvermeerderaar wegens de levering van biggen die besmet waren met Vibrio. De hoofdzaak betreft een varkensbedrijf dat biggen heeft ontvangen van de varkenshandelaar, die op zijn beurt de biggen van de varkensvermeerderaar had verkregen. De procedure is een vervolg op eerdere tussenarresten waarin deskundigenonderzoek is bevolen naar de besmetting van de biggen. Het hof heeft in eerdere arresten vastgesteld dat de biggen mogelijk besmet waren met Vibrio, maar de vraag is of deze besmetting heeft plaatsgevonden bij de varkensvermeerderaar of op een later moment. De deskundige, dr. P. van der Wolf, heeft in zijn rapportage aangegeven dat het moeilijk is om met zekerheid vast te stellen waar en wanneer de besmetting heeft plaatsgevonden, gezien de incubatietijd van de ziekte en de vele mogelijke besmettingsbronnen. Het hof heeft de partijen in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren, waaronder getuigenverklaringen, om de stellingen over de besmetting te onderbouwen. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal op een later moment opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummers HD 200.124.682/01 en HD 200.125.430/01
arrest van 12 januari 2016
in de gevoegde zaken van
in de hoofdzaak (zaaknummer HD 200.124.682/01)

1.Varkensbedrijf [varkensbedrijf] v.o.f.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
[appellant 2 in de hoofdzaak],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante 3 in de hoofdzaak],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep, geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s. in de hoofdzaak] ,
advocaat: mr. G.R.A.G. Goorts te Deurne,
tegen
Internationale Varkenshandel [varkenshandel] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep, appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geintimeerde in de hoofdzaak] ,
advocaat: Th.J.H.M. Linssen te Tilburg,
en
in de vrijwaring (zaaknummer HD 200.125.430/01)
Internationale Varkenshandel [varkenshandel] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep, geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellante in vrijwaring] ,
advocaat: Th.J.H.M. Linssen te Tilburg,
tegen

1.[geintimeerde 1 in vrijwaring] ,gevestigd te Sint Anthonis,

2.
[geintimeerde 2 in vrijwaring],
wonende te Sint Anthonis,
3.
[geintimeerde 3 in vrijwaring],
gevestigd te Sint Anthonis,
geïntimeerden in principaal hoger beroep, appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geintimeerden c.s. in vrijwaring] ,
advocaat: mr. R.G.P. Snel te Nijmegen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 27 januari 2015 in de gevoegde zaken met zaaknummers HD 200.124.682/01 en HD 200.125.430/01 in het hoger beroep in de hoofdzaak van het vonnis van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, sector civiel recht, van 5 december 2012
en
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 26 mei 2015 in de zaak met zaaknummer HD 200.125.430/01 in het hoger beroep in de vrijwaring van het vonnis van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, sector civiel recht, van 5 december 2012.

8.Het verdere verloop van de procedure

Het verloop van de procedure in de hoofdzaak blijkt uit:
- het tussenarrest van 27 januari 2015;
- de aktes van [appellanten c.s. in de hoofdzaak] en [geintimeerde in de hoofdzaak] van 28 juli 2015, waarbij zij beide hebben verzocht de zaak nader aan te houden in afwachting van bewijslevering in de vrijwaringszaak.
Het verloop van de procedure in de vrijwaring blijkt uit:
- het tussenarrest van 26 mei 2015;
- het deskundigenbericht van 28 augustus 2015;
- de memorie na deskundigenbericht van [geintimeerden c.s. in vrijwaring] van 29 september 2015;
- de antwoordmemorie na deskundigenbericht van [geintimeerde in de hoofdzaak] van 3 november 2015.
Arrest is bepaald op heden.

9.De verdere beoordeling

in de vrijwaring
9.1.
Bij het tussenarrest van 26 mei 2015 heeft het hof bepaald dat naar de in rov. 6.4 van dat arrest geformuleerde vragen een deskundigenonderzoek wordt verricht en dr. P. van der Wolf benoemd tot deskundige ter beantwoording van deze vragen. De deskundige heeft deze vragen in zijn deskundigenbericht van 28 augustus 2015 beantwoord.
9.2.
Het deskundigenbericht heeft betrekking op de bij het tussenarrest van 27 januari 2015 aan [geintimeerden c.s. in vrijwaring] verstrekte tegenbewijsopdracht. Bij dat tussenarrest heeft het hof [geintimeerden c.s. in vrijwaring] toegelaten tegenbewijs te leveren tegen
  • de voorshands bewezen geachte stelling dat de biggen die [geintimeerden c.s. in vrijwaring] op 26 januari 2010 en 2 februari 2010 aan [geintimeerde in de hoofdzaak] heeft geleverd en die [geintimeerde in de hoofdzaak] op dezelfde dagen (26 januari 2010 en 2 februari 2010) aan [appellanten c.s. in de hoofdzaak] heeft geleverd, besmet waren met Vibrio, en
  • de voorshands bewezen geachte stelling dat leegstand in de stal van [appellanten c.s. in de hoofdzaak] aangewezen was om van de infectie met Vibrio af te komen.
9.3.
In zijn akte na het tussenarrest van 27 januari 2015 heeft [geintimeerden c.s. in vrijwaring] te kennen gegeven in dat stadium gebruik te willen maken van de gelegenheid om tegenbewijs te leveren middels een deskundigenbericht. In haar antwoordakte heeft [geintimeerde in de hoofdzaak] naar voren gebracht dat het in haar visie meer voor de hand ligt dat bewijslevering plaatsvindt door middel van het horen van getuigen. In het tussenarrest van 26 mei 2015 heeft het hof overwogen dat het een deskundige zal benoemen omdat het behoefte heeft aan nadere deskundige voorlichting ten aanzien van besmetting van varkens met Vibrio en de bestrijding van de infectie met Vibrio bij varkens, en dat partijen in een later stadium zullen kunnen bezien of zij ook bewijslevering door getuigen wensen.
9.4.
[geintimeerden c.s. in vrijwaring] heeft in zijn de memorie na deskundigenbericht geconcludeerd dat hij geslaagd is in het tegenbewijs tegen de hiervoor in rov. 9.2 voorshands bewezen geachte stellingen. Gezien haar antwoordmemorie na deskundigenbericht is [geintimeerde in de hoofdzaak] daarentegen van oordeel dat het deskundigenbericht van dr. P. van der Wolf onvoldoende tegenbewijs oplevert tegen deze stellingen.
9.5.
Het hof zal eerst de stelling bespreken dat de biggen die [geintimeerden c.s. in vrijwaring] op 26 januari 2010 en 2 februari 2010 aan [geintimeerde in de hoofdzaak] heeft geleverd en die [geintimeerde in de hoofdzaak] op dezelfde dagen (26 januari 2010 en 2 februari 2010) aan [appellanten c.s. in de hoofdzaak] heeft geleverd, besmet waren met Vibrio. Het hof heeft deze stelling in het tussenarrest van 27 januari 2015 voorshands bewezen geacht op grond van de verklaring van de in rov. 3.1.1 van dat tussenarrest weergegeven verklaring van de dierenarts [dierenarts] en het verslag van het onderzoek naar de mestmonsters. Voor zover hier relevant, luidt rov. 3.1.1 van het tussenarrest als volgt:
“3.5. Volgens zijn verklaring van 8 juli 2010 heeft de dierenarts [dierenarts] op 8
februari 2010 een bezoek gebracht aan het bedrijf van [appellanten c.s. in de hoofdzaak] en geconstateerd dat er
sprake was van een infectie met Brachyspira Hyodysenteriae (Vibrio). Van ruim 18 varkens
verdeeld over verschillende afdelingen zijn mestmonsters verzameld.
[dierenarts] heeft hierbij opgemerkt dat de biggen de infectie al hadden opgelopen voordat zij
op het bedrijf van [appellanten c.s. in de hoofdzaak] kwamen. De incubatietijd van Vibrio is 10 tot 14 dagen en
tijdens de rondgang waren er al een aantal biggen die nog geen 1 tot 1,5 week lagen en
kliniek vertoonden. De afdelingen waar de biggen in kwamen hebben enkele weken tot
maanden leeg gestaan en zijn in tussentijd behandeld met een coating. Dat betekent dat de
kiem zeker niet aanwezig was in de afdelingen waar de dieren zijn opgelegd. (…).
3.6.
Uit een onderzoeksverslag van 10 februari 2010 blijkt dat van de onderzochte
mestmonsters 15 van de 18 monsters een positief resultaat gaven op besmetting met
Hyodysenteriae.”
9.6.
Het hof merkt op dat volgens het deskundigenbericht beantwoording van de vragen heeft plaatsgevonden op basis van kennis, ervaring en literatuurstudie van de documenten genoemd in de literatuurlijst, en niet (ook) op basis van onderzoek ter plaatse. Dit laatste zou in het bijzonder bij vraag m (zijn de afdelingen in de stallen volledig gecoat en hoe?) aan de orde kunnen zijn. De deskundige heeft gemotiveerd aangegeven dat hij vijf jaar na de gebeurtenissen waar deze zaak op betrekking hebben niet meer kan vaststellen of de coating toentertijd daadwerkelijk aanwezig was en of er in de tussentijd niet opnieuw coatings zijn aangebracht. [geintimeerden c.s. in vrijwaring] noch [geintimeerde in de hoofdzaak] heeft bezwaar gemaakt tegen de werkwijze van de deskundige en evenmin tegen de wijze van totstandkoming en de inhoud van het deskundigenbericht. Ook het hof heeft daarbij geen bedenkingen. Het hof neemt de bevindingen en de conclusies van de deskundige over.
9.7.
Het hof deelt in zoverre de conclusie van [geintimeerden c.s. in vrijwaring] in zijn memorie van deskundigenbericht dat gezien het deskundigenbericht, ondanks de verklaring van de dierenarts [dierenarts] en het verslag van het onderzoek naar de mestmonsters, niet meer als vaststaand kan worden beschouwd dat de biggen die [geintimeerden c.s. in vrijwaring] op 26 januari 2010 en 2 februari 2010 aan [geintimeerde in de hoofdzaak] heeft geleverd en die [geintimeerde in de hoofdzaak] op dezelfde dagen (26 januari 2010 en 2 februari 2010) aan [appellanten c.s. in de hoofdzaak] heeft geleverd, besmet waren met Vibrio. Ter toelichting dient het volgende.
9.8.
Dierenarts [dierenarts] is uitgegaan van een incubatietijd van Vibrio is 10 tot 14 dagen, terwijl deze volgens de deskundige varieert van 3 dagen tot 3 maanden (antwoord op vraag b). Gelet op de incubatietijd kan de infectie zowel voor als na het moment van levering zijn opgetreden (antwoord op p). In het algemeen heeft de deskundige uiteengezet (antwoord op vraag e) dat vrijwel nooit met zekerheid gezegd kan worden waar en wanneer een besmetting met Vibrio is opgelopen omdat aan de ene kant de incubatieperiode zeer wisselend is en aan de andere kant er zeer veel mogelijke bronnen van infectie zijn, zoals bijvoorbeeld de zeug, de kraamstal, andere gespeende biggen, de gespeende biggenstal, de vrachtwagen waarin de varkens vervoerd zijn, het erf waar de varkens overheen lopen, de stal waarin de varkens terecht komen, andere varkens in die stal, in die stal aanwezig muizen of ander ongedierte, contact met andere dieren zoals muizen, ratten, honden, vogels of de uitwerpselen van die dieren zowel direct als indirect (overgebracht door een vector zoals de mens aan bijvoorbeeld zijn/haar laarzen). Gelet op de incubatietijd en de veelheid aan mogelijke besmettingsbronnen, is het hof van oordeel dat (vooralsnog) niet vast staat dat de besmetting met Vibrio van de biggen in kwestie heeft plaatsgevonden bij [geintimeerden c.s. in vrijwaring] Daarbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat volgens zijn verklaring dierenarts [dierenarts] tijdens zijn rondgang bij een bezoek aan het bedrijf van [appellanten c.s. in de hoofdzaak] heeft geconstateerd dat er sprake was van een infectie met Brachyspira Hyodysenteriae (Vibrio), terwijl uit het deskundigenbericht kan worden afgeleid dat dit slechts door laboratoriumonderzoek kan worden vastgesteld. Alleen op basis van kliniek kan geen diagnose worden gesteld, aldus de deskundige (antwoord op vraag q). Het vaststellen van de symptomen van Vibrio kan leiden tot het vermoeden van besmetting met Vibrio, maar dit kan niet worden gezien als het stellen van een diagnose (antwoord op vraag d). Ook indien de afdelingen waarin de biggen lagen voordien hebben leeggestaan en deze zijn gecoat, leidt dit niet tot een ander (voorlopig) oordeel, nu volgens het deskundigenbericht (antwoorden op vraag a en k) ook dan in de stal van Verbakel ziektekiemen (inclusief Vibrio) konden voorkomen.
9.8.
[geintimeerde in de hoofdzaak] heeft bij haar antwoordmemorie na deskundigenbericht zijn bewijsaanbod onverkort gehandhaafd (zie bijvoorbeeld ook haar antwoordakte van 17 maart 2015 onder 4). Zij heeft herhaald dat er meerdere getuigen zijn die onder ede kunnen verklaren dat [geintimeerde 2 in vrijwaring] heeft erkend dat er Vibrio in zijn stallen heerste en/of dat zij in dezelfde periode (eind 2009/begin 2010) van [geintimeerden c.s. in vrijwaring] met Vibrio besmette biggen geleverd hebben gekregen. Het hof zal [geintimeerde in de hoofdzaak] overeenkomstig haar aanbod tot bewijslevering toelaten.
9.9.
Gelet op het antwoord van de deskundige op vraag e, kan in een concreet geval naast door het horen van getuigen bijvoorbeeld op basis van bedrijfslogboeken van het zeugenbedrijf, medicijnrekeningen van de dierenarts en laboratoriumuitslagen worden onderzocht of er sprake was Brachyspira op het zeugenbedrijf. Het hof beveelt [geintimeerden c.s. in vrijwaring] op grond van artikel 22 Rv de desbetreffende gegevens -indien aanwezig- met betrekking tot eind 2009/begin 2010 voor zover die betrekking hebben op de af- of aanwezigheid van Brachyspira Hyodysenteriae (Vibrio) op zijn bedrijf als in het dictum vermeld bij akte in het geding te brengen.
9.10.
In afwachting van de (nadere) bewijslevering zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in de hoofdzaak
9.11.
De zaak zal naar de rol worden verwezen naar 26 juli 2016 voor akte uitlating voortprocederen zijdens beide partijen. In afwachting van de (nadere) bewijslevering in de vrijwaring zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

10.De uitspraak

Het hof:
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 26 juli 2016 voor akte uitlating voortprocederen zijdens beide partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de vrijwaring
laat [geintimeerde in de hoofdzaak] toe feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de biggen die [geintimeerden c.s. in vrijwaring] op 26 januari 2010 en 2 februari 2010 aan [geintimeerde in de hoofdzaak] heeft geleverd en die [geintimeerde in de hoofdzaak] op dezelfde dagen (26 januari 2010 en 2 februari 2010) aan [appellanten c.s. in de hoofdzaak] heeft geleverd, besmet waren met Vibrio;
bepaalt, voor het geval [geintimeerde in de hoofdzaak] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. J.P. de Haan als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 26 januari 2016 voor het bij akte in het geding brengen van de in rov. 9.9 genoemde stukken en voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [geintimeerde in de hoofdzaak] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M.G.W.M. Stienissen en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 12 januari 2016.
griffier rolraadsheer