ECLI:NL:GHSHE:2016:2722

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
6 juli 2016
Zaaknummer
200.185.665_01 en 200.185.675_01 H
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling op eerder arrest inzake uitvoerbaarheid bij voorraad in civiele procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juli 2016 een aanvulling gegeven op een eerder arrest van 10 maart 2016. De zaak betreft een hoger beroep in een kort geding tussen Brova B.V. en Brova Retail Services B.V. (hierna: Brova c.s.) en ING Bank N.V. De appellanten, vertegenwoordigd door mr. S.V.M. Stevens, stelden dat er een kennelijke fout in het dictum van het eerdere arrest was, omdat de veroordeling van de Bank om een ten onrechte geïncasseerde declaratie terug te betalen niet uitvoerbaar bij voorraad was verklaard, terwijl dit wel was gevorderd. De advocaat van de Bank, mr. I. Spinath, heeft niet gereageerd op de mogelijkheid om zijn mening over deze kwestie te geven.

Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake was van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), maar heeft wel vastgesteld dat het hof abusievelijk had verzuimd te oordelen over de uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het hof heeft daarom besloten het eerdere arrest aan te vullen door de veroordeling van de Bank uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Deze aanvulling is gedaan in het belang van de rechtszekerheid en om te waarborgen dat de appellanten hun vordering kunnen effectueren. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 juli 2016.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

afdeling civiel recht
zaaknummers HD 200.185.665/01 en HD 200.185.675/01
arrest van 5 juli 2016 strekkende tot AANVULLING in de zin van artikel 32 Rv van het arrest, gewezen op 10 maart 2016
in de procedure in hoger beroep die bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch aanhangig is geweest in de gevoegde zaken van
HD 200.185.665/01

1.Brova B.V.

2.
Brova Retail Services B.V.
3.
[intermode] -Intermode B.V.,
4.
[HB] B.V.,
5.
[mode] Mode B.V.,
allen gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten, hierna te noemen Brova c.s.,
advocaat: mr. S.V.M. Stevens te Nijmegen,
tegen
ING Bank N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde, hierna de Bank,
advocaat: mr. I. Spinath te Amsterdam,
en HD 200.185.675/01

1.Brova B.V.

2.
Brova Retail Services B.V.
3.
[intermode] -Intermode B.V.,
4.
[HB] B.V.,
5.
[mode] Mode B.V.,
allen gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellanten, hierna te noemen Brova c.s.,
advocaat: mr. S.V.M. Stevens te Nijmegen,
tegen
ING Bank N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde, hierna de Bank,
advocaat: mr. I. Spinath te Amsterdam,
1. Bij brief van 15 maart 2016 heeft mr. Stevens aan het hof bericht dat het hem voorkomt dat het dictum van het arrest een kennelijke fout bevat die zich voor eenvoudig herstel leent in de zin van art. 31 Rv. De fout is volgens mr. Stevens gelegen in het feit dat de veroordeling van de Bank om de ten onrechte zonder enig overleg geïncasseerde declaratie van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] aan Brova c.s. terug te betalen niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, terwijl dit wel is gevorderd.
2. Bij brief van 24 maart 2016 is mr. Spinath in de gelegenheid gesteld namens de Bank zijn mening hierover aan het hof kenbaar te maken. Mr. Spinath heeft niet van die mogelijkheid gebruik gemaakt.
3. Het hof is van oordeel dat mr. Stevens ten onrechte heeft geconcludeerd dat sprake is van een kennelijke fout in de zin van art. 31 Rv. Wel staat vast dat het hof abusievelijk heeft verzuimd te oordelen over de door Brova c.s. wel gevorderde uitvoerbaarverklaring bij voorraad, die betrekking had op al hetgeen zij hebben gevorderd, en welke uitvoerbaar bij voorraadverklaring niet door de Bank is weersproken.
Het hof zal dan ook het arrest op de volgende wijze aanvullen.
De uitspraak
Het hof:
vult het dictum van het tussen bovenvermelde partijen gewezen arrest van 10 maart 2016 aldus aan dat in zaak 200.185.665/01 onder de zin “veroordeelt de Bank de ten onrechte zonder enig overleg geïncasseerde declaratie van [schuldeiser 1] en [schuldeiser 2] aan Brova c.s. terug te betalen” wordt toegevoegd:
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, R.R.M. de Moor en J.R. Sijmonsma en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 juli 2016.
griffier rolraadsheer