Uit de brief van de Deken blijkt dat de klacht van [geïntimeerde] tegen mr. Bouman erop neerkomt dat deze zich niet als behoorlijk advocaat heeft gedragen door zonder opdracht of instemming van [geïntimeerde] incidenteel appel in te stellen en dat de vereiste communicatie heeft ontbroken. Ook heeft mr. Bouman geen gevolg gegeven aan het verzoek het hoger beroep in te trekken en aan [geïntimeerde] geschreven dat als zij het hoger beroep wilde intrekken, zij € 460.000,= aan Interpolis zou moeten betalen.
De Deken heeft hierover onder meer het volgende geoordeeld:
Mevrouw [geïntimeerde] dient zich te realiseren dat de verplichting op grond van de polisvoorwaarden om alle medewerking te verlenen aan de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst, een vergaande verplichting is. Daaronder valt mijn inziens ook dat zij verplicht is om mee te werken aan hoger beroep, indien de materiële procespartij (Interpolis) van oordeel is dat er goede gronden zijn om - in het onderhavige geval via een incidenteel appel - hoger beroep in te stellen. Het alternatief zou inderdaad zijn dat het appel niet wordt ingesteld c.q. wordt ingetrokken, maar in dat geval kan Interpolis op grond van die polisvoorwaarden de eis stellen dat mevrouw [geïntimeerde] in dat geval het reeds op basis van het vonnis van de Rechtbank Breda door Interpolis uitgekeerde bedrag aan haar
- Interpolis - vergoedt. Dat voorstel is ook door mevrouw mr. Bouman gedaan. Dit is een zakelijk voorstel en ik zie niet in wat daar laakbaar aan is. In feite is ook het belang van haar formele cliënte (mevrouw [geïntimeerde] ) voor mr. Bouman ermee gediend om de oorzaak van de brand in een hoger beroep procedure nog eens ter discussie te stellen. Dat dit hoger beroep mogelijk vervelende consequenties kan hebben voor de broer van mevrouw [geïntimeerde] moge zo zijn, maar is uiteraard voor mevrouw mr. Bouman niet bepalend.
Op grond van het bovenstaande meen ik derhalve dat advocaten die in feite optreden voor de verzekeringsmaatschappij veel ruimte moeten hebben om de procedure zodanig te voeren dat het belang van de verzekeringsmaatschappij daarmee wordt gediend. Het is immers de verzekeringsmaatschappij die in het voorkomende geval de schade dient te betalen.
Niettemin ben ik anderzijds van oordeel, dat mevrouw mr. Bouman uit het oog heeft verloren dat mevrouw [geïntimeerde] wel degelijk haar formele cliënte was. In de procedure heeft zij voor en ten behoeve van mevrouw [geïntimeerde] opgetreden, zij het dat bij de invulling van de procedure de belangen van de verzekeringsmaatschappij een belangrijke rol hebben gespeeld.
Op grond van het feit dat mevrouw [geïntimeerde] de formele procespartij is geweest, had het op de weg van mevrouw mr. Bouman gelegen om haar duidelijker te informeren omtrent haar bijzondere positie. Mevrouw mr. Bouman had met mevrouw [geïntimeerde] moeten communiceren dat zij uiteindelijk de inhoud van de processtukken zou bepalen en dat daarin het standpunt van de verzekeringsmaatschappij een voorname rol zou spelen.
Met betrekking tot het beleid in de procedure acht de Deken de klacht ongegrond, wat betreft het ontbreken van voldoende communicatie gegrond. De Deken heeft in de brief nog vermeld dat het klachtdossier desgewenst kan worden doorgeleid naar de Raad van Discipline. Gesteld noch gebleken is dat van die mogelijkheid gebruik is gemaakt.