Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
6.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 18 augustus 2015;
- het proces-verbaal van de enquête van 11 november 2015;
- het proces-verbaal van de contra-enquête van 3 februari 2016;
- de memorie na enquête van [Bouwbedrijf] ;
- de antwoordmemorie na enquête van [Beheermaatschappij] met producties.
7.De verdere beoordeling
“… en dat ik toen heb gezegd of hij helemaal besodemieterd was om een bonus te vragen bij zo’n verlies. Met andere woorden: ik heb nooit een bonus toegezegd of toegekend.”. Dat gesprek heeft volgens [aandeelhouder Beheer] enkele weken voorafgaand aan de verlening van surseance van betaling plaatsgevonden. Aan [aandeelhouder Beheer] is het standpunt van [Beheermaatschappij] in deze procedure voorgehouden, te weten dat al begin 2012 bij de bespreking van de concept-jaarrekening van 2011 is ingestemd met toekenning van de bonus. De reactie daarop van [aandeelhouder Beheer] was:
“.. dat dat niet zo is, dat is gelogen en dat weet ik zeker. Zo is het niet gegaan, want ik moest telkens geld in het bedrijf stoppen zodat de rekeningen betaald konden worden en dat was vanaf het begin al zo.”.
“.. dat die bonus niet eerder in mijn bijzijn aan de orde is geweest, omdat ik die bonus heb gezien in de grootboekkaarten en in de administratie en die kreeg ik pas later. Het lijkt mij ook niet logisch dat die bonus eerder aan de orde is geweest, omdat die bonus afhankelijk was van het resultaat en daarvoor moesten er eerst cijfers gepresenteerd worden. De jaarcijfers van 2011 werden pas in concept gepresenteerd in 2012. Of er eerder cijfers beschikbaar waren, weet ik niet. Als er eerder cijfers beschikbaar zijn geweest dan zouden die mijns inziens nog nietszeggend zijn over wat betreft het resultaat, omdat bij een bouwbedrijf de waardering van het onderhanden werk niet slechts kan plaatsvinden op basis van opbrengst minus kosten van een tussentijds moment.”Ook aan [accountant] is het standpunt van [Beheermaatschappij] in deze procedure voorgehouden, te weten dat begin 2012 bij de bespreking van de concept-jaarrekening van 2011 is ingestemd met toekenning van de bonus. De reactie daarop van [accountant] was:
“Dat klopt in mijn beleving niet. U vraagt mij of [aandeelhouder Beheer] ooit heeft ingestemd of toegestemd met betaling van de bonus. Mijn antwoord daarop is dat dat niet het geval is geweest, althans niet dat ik weet, niet waar ik bij ben geweest.”.
“Ik kan mij niet herinneren dat dit zo aan de orde is geweest”.[Beheermaatschappij] heeft als getuige verklaard dat [aandeelhouder Beheer] wel eens zo iets tegen hem heeft gezegd, maar dat dit pas na de bouwvakvakantie was, zo’n zeven á acht maanden na het gesprek over de concept jaarrekening en de bonus. Dat komt ook overeen met de verklaring van [aandeelhouder Beheer] zelf. Hij heeft verklaard dat het gesprek waarin hij zich op die manier heeft uitgelaten, heeft plaatsgevonden enkele weken voorafgaand aan de verlening van de surseance van betaling, zodat dit enkele weken voor 19 september 2012 moet zijn geweest (r.o. 3.1.3 van het tussenarrest). De verklaring van [aandeelhouder Beheer] is verder niet specifiek. Hij heeft slechts bij herhaling verklaard dat hij nooit heeft toegestemd of ingestemd, maar over de inhoud en de tijdstippen van besprekingen wist hij zich weinig te herinneren.
“Ik verklaar daarover wat ik hiervoor al heb aangegeven over de overeenkomst en dat er geen sprake was van verlies maar van winst. Ik hoor u zeggen dat het er om gaat wat ik mij kan herinneren over wat er is gezegd. Ik verklaar daarover dat de verklaring van [aandeelhouder Beheer] mij niets zegt. Dan had ik nooit op 20 februari deze mail gestuurd. Op deze mail is nimmer een reactie gekomen.”
“Niet specifiek iedere post is aan de orde geweest. De managementfee was opgenomen in het concept. Mijn accountant heeft daarover in het gesprek gezegd dat ik volgens de stukken recht heb op die bonus en dat het daarom in de stukken is verwerkt. [accountant] heeft toen wel gezegd dat hij het onderhanden werk wilde controleren, maar tijdens dat gesprek is geen voorbehoud gemaakt voor de managementfee. Het onderhanden werk is daarna ook door [accountant] gecontroleerd en de cijfers zijn compleet gemaakt en dat was het. En dat is ook zo bevestigd richting [aandeelhouder Beheer] door [getuige] . (…) U houdt mij ook de verklaring voor van [accountant] die heeft verklaard dat in zijn bijzijn de bonus niet aan de orde is geweest. Mijn reactie daarop is dat dit niet juist is, die bonus is wel aan de orde geweest tijdens het voornoemde gesprek. U vraagt mij of niet is gezegd dat er even moest worden gewacht hoe het resultaat zou uitpakken. Mijn reactie daarop is nee, dat is zo niet aan de orde geweest. De fee is tijdens het gesprek geen discussiepunt geweest. [getuige] had gezegd dat ik er recht op had en daarop is geen ja of geen nee gezegd. Het was gewoon geen discussiepunt. (…).”.
nietis ingestemd. [Beheermaatschappij] hoeft niet te bewijzen dat
welis ingestemd.