1.3niet dicht zijn 20
2 open verbindingen tussen
gevelspouw en dak(spouw) 70
-------------------------------------------
100
Als nadere toelichting heeft de deskundige aan de hand van een semi kwantitatieve analyse nog opgemerkt dat
“(…) het reëel lijkt te zijn dat condensatie een grotere bijdrage aan de vochttoestand heeft bewerkstelligd dan de instroming via de dakopstanden. Op basis daarvan hebben wij de bijdrage van het foutaspect “niet afgedekte opstanden” enigszins ook arbitrair gesteld op 30%.
Partijen hebben geen relevante opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag IIb:
Stel dat de schade is ontstaan door oorzaak d), heeft het eventueel overstromen van de dakranden dan nog invloed gehad op het schadeproces?
De deskundige heeft het volgende geantwoord:
“Indien de dakbedekking volledig adequaat zou zijn geweest, dan zou oorzaak (d) de aanwezigheid van open verbindingen tussen gevelspouw en dak(spouw) ook tot onderhavige problematiek hebben geleid, maar op een later tijdstip. Beide fenomenen hebben bijgedragen aan de aanwezigheid van vocht in de dakdoos en het manifest worden van schimmel. Oorzaak d) is een vrij continu proces. Het overstromen van de dakrand komt in verhouding weinig voor, maar als het voor komt blijft het vocht langdurig in de dakdoos en draagt dan bij aan rot en aantasting. In onze optiek heeft dat enige invloed op het schade proces kunnen betekenen. Wij schatten dat arbitrair in op 30%.”
Partijen hebben geen relevante opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag IIIa:
Was de vochtproblematiek voor een redelijk bekwaam dakdekker ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden voorzienbaar? Zo ja, in welke mate?
De deskundige heeft het volgende geantwoord:
“het ombouwen van een niet geïsoleerd plat dak naar een geïsoleerd warm dak heeft bouwfysische consequenties die ook van invloed kunnen zijn op de wering van vocht van binnen. (…)
Aan dakdekkers of de dakdekbranche per 2000 kunnen niet geheel dezelfde eisen worden gesteld als nu. Kennis over de effecten van isolatie op vochthuishouding was toen ook aanwezig bij de gemiddelde dakdekker, maar niet in die mate van nu. Arbitrair gesteld ka worden dat in die tijd wellicht 6 van de 10 dakdekkers het probleem hadden herkend.
Wij vinden overigens dat ook de aannemer die bij het werk betrokken is geweest daarin een rol zou moeten hebben gehad. (…)
Samenvattend: we vinden dat er een redelijke kans was dat een gemiddelde dakdekker in 2000 bij het na-isoleren het condensatieprobleem had herkend en ook de opdrachtgever had geattendeerd op de noodzaak openingen in scheidingen dicht te maken.”
Partijen hebben geen relevante opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag IIIb: Maakt het voor uw antwoord op deze vraag uit of de werkzaamheden eind 1999 of begin 2000 zijn uitgevoerd?
De deskundige heeft deze vraag met “
nee” beantwoord.
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag IV:
Aangenomen dat [geïntimeerde] enkel op zich heeft genomen de vervanging van de dakbedekking en het daaronder aanbrengen van de isolatie:
(a) Diende een redelijk handelend en redelijk bekwaam dakdekker ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden - in aanmerking genomen de omvang van deze werkzaamheden en uw antwoord op de vragen I en III - eigener beweging maatregelen te nemen tegen de onder vraag I genoemde oorzaken? Zo ja, welke maatregelen?
(b) Had een redelijk handelend en redelijk bekwaam dakdekker ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden moeten voorzien dat het uitvoeren van de opdracht zoals door [geïntimeerde] gedaan tot vochtproblemen zou leiden?
De deskundige heeft op IV(a) het volgende geantwoord:
“De belangrijkste maatregel die de dakdekker had moeten nemen is het beoordelen of de opdrachtgever zich van het probleem bewust is en of het eindresultaat wel of niet adequaat is. Daarbij menen wij dat in 2000 gemiddeld 5 van de 10 dakdekkers de problematiek zouden hebben herkend en de opdrachtgever erop hadden kunnen attenderen. Ik vind het teveel gevraagd van een dakdekker om zelfstandig de aansluiting gevel/dakdoos bouwfysisch adequaat af te werken. Dat was de taak van de aannemer. Het signaleren van risicovolle details is wel een taak.”
De deskundige heeft op IVb geantwoord “
dat de afwerking van de dakrand (voordat de daklijst werd aangebracht) niet adequaat was had wel kunnen worden gezien. Zie verder IIIa”
[appellante] heeft ter zake geen relevante opmerkingen gemaakt.
[geïntimeerde] voert aan dat het feit dat 50% van de dakdekkers het condensprobleem onderkend zouden hebben, stellig onvoldoende is om tot de conclusie te komen dat een waarschuwingsplicht is geschonden. De deskundige heeft, aldus [geïntimeerde], geen redenen gegeven waarom juist zij niet tot die gemiddelde dakdekkers zou behoren die niet hoefden te onderkennen dat de openingen er zijn geweest en dat die openingen tot condensproblemen zouden leiden. Zij herhaalt hierbij dat zij niet de dakconstructie heeft gebouwd en voert verder aan dat zij niet tot taak had om destructief onderzoek te verrichten.
[geïntimeerde] miskent met haar opmerkingen allereerst dat de deskundige niet is gevraagd om te oordelen wat de specifieke kwaliteiten van [geïntimeerde] zijn noch of zij tot de 50% zou behoren die het probleem van te voren zouden hebben onderkend. Hem is gevraagd wat in dezen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam dakdekker mocht worden verwacht. Gelet daarop begrijpt het hof uit het antwoord van de deskundige dat de helft van de redelijk handelende en redelijk bekwame dakdekkers uit eigener beweging maatregelen zou hebben genomen tegen de onder vraag I genoemde oorzaken én ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden zou hebben voorzien dat het uitvoeren van de opdracht zoals door [geïntimeerde] gedaan tot vochtproblemen zou leiden. De andere helft van de redelijk handelend en redelijk bekwame dakdekkers niet. Het hof begrijpt dat de deskundige van mening is dat nog steeds sprake kan zijn van een redelijk handelend en redelijk bekwaam dakdekker ook als hij de desbetreffende maatregelen niet heeft genomen. Met deze verhoudingen kan niet tot het oordeel worden gekomen dat [geïntimeerde] wat dit betreft toerekenbaar is tekort geschoten. De conclusie is dus wat dit betreft dat van [geïntimeerde] niet verwacht hoefde te worden dat zij ten tijde van het uitvoeren van de werkzaamheden uit eigener beweging maatregelen diende te nemen tegen de onder vraag Ia, b en d genoemde oorzaken. Zij hoefde evenmin bij de uitvoering van de werkzaamheden zoals zij heeft gedaan te voorzien dat dit tot vochtproblemen zou leiden.
Vraag V:
Word(t)(en) uw antwoorden op vraag IV anders indien wordt aangenomen dat [geïntimeerde] het dakbeschot van de serre en van de overkapping van het dakterras heeft aangebracht én over het volledige dak de dakbedekking heeft vervangen en daaronder de isolatie aangebracht? Zo ja, in welke zin?
De deskundige heeft op vraag V het volgende geantwoord:
“indien [geïntimeerde] ook het beschot had aangebracht zou op [geïntimeerde] een sterkere verantwoordelijkheid hebben gedrukt om de constructie die dan door het beschot wordt afgedekt, adequaat te dichten.
Volgens [geïntimeerde] heeft hij het dakbeschot wel geleverd, maar niet aangebracht.”
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt. Het hof trekt uit het door de deskundige gegeven antwoord de conclusie dat die sterkere verantwoordelijkheid niet zodanig is dat [geïntimeerde] daarmee vervolgens een en ander wel kan worden toegerekend.
Vraag VI:
In aanmerking genomen uw antwoorden op de vragen IV en V:
Kwalificeert de vochtproblematiek naar uw mening als lekkage in de door [geïntimeerde] aangebrachte dakbedekkingsconstructie die verband houdt met het niet op de juiste wijze aanbrengen van de horizontale dakisolatie of het niet op de juiste wijze aanbrengen van de dakbedekking?
De deskundige heeft op vraag VI het volgende geantwoord:
“Er zijn geen signalen dat de dakbedekking of de isolatie op zich niet goed zijn aangebracht.”
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag VII:
Indien het antwoord op vraag VI bevestigend luidt: i) Waarom kwalificeert u de vochtproblematiek als lekkage en ii) Hoe houden deze lekkage en het niet op de juiste wijze aanbrengen van de horizontale dakisolatie of dakbedekking precies verband?
De deskundige heeft op vraag VII geantwoord dat geen antwoord nodig was.
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag VIII:
Kwalificeert de vochtproblematiek naar uw mening als lekkage in de door [geïntimeerde] aangebrachte dakbedekkingsconstructie die verband houdt met een foutief ontwerp daarvan?
De deskundige heeft op vraag VIII het volgende geantwoord:
“in punt II is een afgewogen oordeel op dit punt gegeven. Lekkage is een oorzaak en condensatie is een oorzaak. Lekkage hangt samen met in het instromen van water over de niet waterdicht afgewerkte dakrand. Een niet goed afgewerkte dakrand geeft, indien de dakrand voldoende hoog is, een zeer kleine (maar wel bestaande) kans op lekkage. Een lage dakrand (zoals in dit geval) geeft een hogere kans op lekkage.”
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag IX:
Indien u vraag VIII bevestigend beantwoordt: i) Waarom kwalificeert u de vochtproblematiek als lekkage en ii) Hoe houden deze lekkage en het foutief ontwerp van de aangebrachte dakbedekkingsconstructie precies verband?
De deskundige heeft op vraag IX geantwoord dat geen antwoord nodig was, en heeft verwezen naar zijn antwoord op vraag II.
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
Vraag X:
Zijn er bijzonderheden op te merken die u in dit kader van belang acht?
De deskundige heeft vraag X met “
nee” beantwoord.
Partijen hebben geen opmerkingen gemaakt over dit antwoord.
Het hof volgt het antwoord van de deskundige nu de door de deskundige gebezigde motivering het hof overtuigend voorkomt.
20.3.1Voordat het hof tot verdere conclusies kan komen, dienen nog twee punten te worden beoordeeld. Het eerste is de vraag of het bezien in het licht van de antwoorden van de deskundige nog relevant is om te oordelen over de vraag of [geïntimeerde] [appellante] (lees “[betrokkene]”) heeft gewaarschuwd voor vochtproblemen als gevolg van het niet aansluiten van de dakrandstroken en dakopstanden. Zie wat dit betreft r.o. 12.5.2 van het tussenarrest van 6 november 2012, het dictum van dat arrest en het tussenarrest van 17 december 2013, r.o. 16.1.3. Hierbij moet voor “dakopstand” worden gelezen “dakrandopstand”. Het hof begrijpt verder dat feitelijk wordt bedoeld of de dakrandstroken de dakrandopstanden wel voldoende afdekten (zie pag. 5, punt 2.1 van het rapport van BDA Dakadvies B.V., productie 9 bij akte overlegging producties d.d. 8 april 2009). Het tweede punt is of het hof ook moet oordelen over de vraag of [geïntimeerde] al dan niet dakbeschot heeft aangelegd (r.o. 16.2.2 van het tussenarrest van 17 december 2013).
20.3.2Het hof begrijpt, mede aan de hand van de door de deskundige gegeven antwoorden en hetgeen [appellante] in de nrs. 9 tot en met 12 van haar akte d.d. 5 maart 2013 heeft vermeld, dat de vraag of [geïntimeerde] [betrokkene] heeft gewaarschuwd voor vochtproblemen als gevolg van het niet afdekken door de dakrandstroken van de dakrandopstanden in feite neerkomt op de vraag of [geïntimeerde] [betrokkene] heeft gewaarschuwd voor de kwaliteit van het door [geïntimeerde] te verrichten werk. Het is immers [geïntimeerde] die tot taak had om, kort gezegd, de dakrandopstanden voldoende af te dekken met de door haar aan te leggen dakrandstroken. Aldus geformuleerd is dit een vraag die buiten de orde valt omdat [geïntimeerde] haar verbintenis op de juiste wijze dient na te komen, zodat in de onderhavige zaak niet aan die vraag kan worden toegekomen.
20.3.3De vraag of [geïntimeerde] al dan niet dakbeschot heeft aangebracht, is onvoldoende relevant omdat het hof uit het antwoord van de deskundige op vraag V de conclusie heeft getrokken dat de sterkere verantwoordelijkheid waarvan sprake is indien [geïntimeerde] dakbeschot heeft aangebracht, niet zodanig is dat [geïntimeerde] een en ander wel kan worden toegerekend.