Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 11 februari 2016.
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 maart 2016;
- de op 13 mei 2016 gehouden mondelinge behandeling. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
3.De beoordeling
“(…). Hiermee bevestigen wij het gesprek van dinsdag 30 juni jl. met u, [facilitair manager van Snowworld] (Facility manager) en [HR manager van Snowworld] (HR manager).In dit gesprek bent u aangesproken op uw houding en gedrag de afgelopen periode.Van uw leidinggevende en collega’s hebben wij vernomen dat u zich oncollegiaal opstelt (…).(…) Op zondag 14 juni jl. had u dagdienst van 8 tot 16 uur. Rond 10 uur was er een storing in het pand en bleek dat u niet aanwezig was. (…). Om 11 uur kreeg de heer [facilitair manager van Snowworld] van u een berichtje dat u op Snowworld aanwezig was (…). Op de urenlijst heeft u geschreven dat u deze dag om 8.00 uur aanwezig was!In week 25 was uw leidinggevende, de heer [facilitair manager van Snowworld] , met vakantie. Deze kreeg na zijn vakantie te horen dat u in zijn vakantieweek dagelijks te laat op het werk was verschenen, zo rond 9.30 uur. Op de urenlijst heeft u geschreven dat u iedere ochtend om 8.00 uur aanwezig was.Wij hebben u verteld in bovengenoemd gesprek dat wij het niet opschrijven van juiste tijd zien als diefstal. (…) zullen we dit bij de eerstvolgende als diefstal zien en volgt er ontslag op staande voet.Vanaf heden vraagt u ook op normale wijze een verlofdag aan bij uw leidinggevende en niet een avond ervoor via Whatsapp. (…)”.
“Hiermee bevestigen wij het gesprek van hedenmorgen d.d. 28 juli 2015 om 8.20u met de heer [facilitair manager van Snowworld] en mevrouw [personeelsmanager van Snowworld] . Tijdens dat gesprek is u medegedeeld dat wij gistermiddag (27 juli 2015) hebben ontdekt dat u wederom niet de juiste werktijden heeft vermeld op de urenlijst van uw afdeling Technische Dienst. Op maandag 20 juli 2015 heeft u opgeschreven dat u werkzaam was van 08.00u tot 16.00u. Uit controle (mede door camerabeelden) is echter gebleken dat u reeds om 14.00u van het werk bent vertrokken.Daarnaast bent u er tijdens voormeld gesprek op aangesproken dat u vanochtend pas om 08.12u op het werk arriveerde, terwijl uw dienst om 08.00u aanvangt, zonder enige kennisgeving richting uw leidinggevende de heer [facilitair manager van Snowworld] . Ook bent u gisteren (27 juli 2015) al om 15.30u van het werk vertrokken, terwijl uw dienst pas om 16.00u eindigt. U heeft hiervoor geen toestemming aan uw leidinggevende gevraagd (…).(…). U bent reeds eerder aangesproken op het onjuist invullen van de urenlijsten. Per brief van 30 juni 2015 heeft u daarvoor ook een laatste waarschuwing gekregen. In die brief is vermeld dat uw excuses voor die ene keer zijn geaccepteerd, maar dat het opnieuw onjuist invullen van de urenlijsten zal leiden tot een ontslag op staande voet. Door het opnieuw onjuist invullen van de urenlijst, het opnieuw te laat op werk verschijnen en het opnieuw te vroeg van werk vertrekken, heeft u het vertrouwen dat SnowWorld Leisure N.V. in u moet kunnen stellen, zeker gelet op de eerder gegeven heldere en laatste waarschuwing, onherstelbaar beschadigd. De hierboven omschreven handelingen vormen, zowel ieder voor zich als in onderlinge samenhang beschouwd, voor SnowWorld Leisure N.V. een dringende reden om u met onmiddellijke ingang op staande voet te ontslaan. (…)”
€ 6.354,00 bruto wegens het niet in acht nemen van de opzegtermijn, alsmede vermeerderd met € 9.177,00 bruto aan transitievergoeding, en Snowworld te veroordelen in de kosten van de procedure.
“De auteur vraagt duidelijkheid over de vraag of met de «billijke vergoedingen» zoals opgenomen in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW hetzelfde type vergoeding is bedoeld als de vergoeding wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten zoals deze elders in het wetsvoorstel is opgenomen. Hierover bestaat in de literatuur discussie. Hierbij kan de regering bevestigen dat er sprake is van hetzelfde type vergoeding; in de artikelen 7:681 BW en 7:682, derde, vierde en vijfde lid, BW is er voor de daarin bedoelde specifieke gevallenreeds invulling gegeven aan de ernstige verwijtbaarheid.”(Kamerstukken I 2013/14, 33818, C, p. 113) [onderstreping hof].