ECLI:NL:GHSHE:2016:2503

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
200.184.272_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep met betrekking tot een verkoopovereenkomst en exoneratieclausule

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, met zaaknummer C/03/203909 HA ZA 15-164. De appellant, wonende in België en vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.H. Holthuijsen, heeft in het incident tot voeging gevorderd van de onderhavige zaak met een andere aanhangige zaak bij het hof, onder zaaknummer 200.183.018/01. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H.J.M. Stassen, heeft verweer gevoerd tegen deze vordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot voeging tijdig is ingesteld en dat er sprake is van verknochtheid tussen de zaken, aangezien de feitelijke en juridische geschilpunten in beide zaken identiek zijn. De rechtbank had beide zaken in eerste aanleg gelijktijdig behandeld, wat de noodzaak van een gelijktijdige beslissing door het hof onderstreept. De geïntimeerde heeft aangevoerd dat hij belang heeft bij het niet voegen van de zaken, maar het hof heeft overwogen dat een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige behandeling van de zaken.

Het hof heeft uiteindelijk de gevorderde voeging bevolen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 2 augustus 2016 voor memorie van grieven aan de zijde van de appellant, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden. Het arrest is uitgesproken op 21 juni 2016 door de rechters S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en A.J. Henzen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.184.272/01
arrest van 21 juni 2016
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] , België,
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. J.L.H. Holthuijsen te Maastricht,
tegen
[geïntimeerde] , h.o.d.n. [Makelaardij] Makelaardij,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. M.H.J.M. Stassen te Valkenburg aan de Geul,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 december 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 2 december 2015, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht gewezen tussen appellant – [appellant] – als eiser en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/203909 HA ZA 15-164)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie in het incident van [appellant] ;
  • de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[appellant] heeft voeging gevorderd van de onderhavige zaak met de eveneens bij het hof (onder zaaknummer 200.183.018/01) aanhangige zaak tussen [appellant] als geïntimeerde en [appellant in zaak 200.183.018/01] en [appellante in zaak 200.183.018/01] (hierna [appellanten in zaak 200.183.018/01] ) als appellanten.
3.2.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd tegen de incidentele vordering.
3.3.
Het hof stelt voorop dat de vordering tot voeging, gelet op het bepaalde in artikel 222 lid 2 jo. 220 lid 2 jo. 353 lid 1 Rv. tijdig is ingesteld.
3.2.
Ingevolge artikel 222 lid 1 jo. 353 lid 1 Rv kan in geval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, ook in hoger beroep de voeging van deze zaken worden gevorderd. Van verknochtheid in deze zin is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de zaken identiek zijn, dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is. Daaraan kan ook zijn voldaan bij zaken tussen verschillende partijen.
3.3.
In de onderhavige vrijwaringszaak vordert [appellant] veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van het bedrag waartoe hij in de hoofdzaak met zaaknummer 200.183.018/01 wordt veroordeeld. Daarmee is gegeven dat de zaken waarvan voeging wordt gevorderd met elkaar verknocht zijn. Ook de rechtbank heeft beide zaken in eerste aanleg gelijktijdig behandeld en beslist.
3.4.
[geïntimeerde] voert nog aan dat hij er belang bij heeft dat niet wordt gevoegd. Ter voorkoming van onnodige proceskosten wenst hij dat de onderhavige procedure op de ‘parkeerrol’ wordt geplaatst of voor onbepaalde tijd wordt aangehouden totdat er een beslissing is over de aansprakelijkheid van [appellant] in de hoofdzaak met nummer 200.183.018/01.
Het hof heeft hiervoor overwogen dat de zaken waarvan voeging wordt gevorderd met elkaar verknocht zijn. Een goede rechtsbedeling vraagt om een gelijktijdige behandeling en beslissing van deze zaken. Voorts is aanhouding van de onderhavige zaak zonder instemming van de wederpartij niet aan de orde.
3.5.
Voor zover [geïntimeerde] aanvoert dat een eventuele aansprakelijkheid van [appellant] in de hoofdzaak niet betekent dat hij toerekenbaar tekort is geschoten in zijn verhouding met [appellant] , is dit voor de beoordeling van de incidentele vordering niet van belang.
3.6.
Op grond van het voorgaande zal het hof de door [appellant] gevorderde voeging bevelen. De beslissing over de proceskosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.7.
De zaak wordt naar de rol van 2 augustus 2016 verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant] . Dit betreft de tweede en laatste termijn. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de bij dit hof aanhangige zaken met nummer 200.183.018/01 en 200.184.272/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 2 augustus 2016 voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant] , ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 juni 2016.
griffier rolraadsheer