ECLI:NL:GHSHE:2016:2501

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
200.183.018_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voeging van zaken in hoger beroep met betrekking tot gebreken bij woningverkoop en exoneratieclausule

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, met zaaknummer C/03/198617 HA ZA 14-66. De zaak is ingeleid door appellanten, die in de hoofdzaak als eisers in conventie optreden, en de geïntimeerde, die als gedaagde in conventie en eiser in reconventie fungeert. De procedure in hoger beroep is gestart op 22 december 2015 met een dagvaarding. De appellanten hebben verweer gevoerd tegen de incidentele vordering van de geïntimeerde, die voeging heeft gevorderd van deze zaak met een andere aanhangige zaak bij het hof, onder zaaknummer 200.184.272/01. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering tot voeging tijdig is ingesteld en dat er sprake is van verknochtheid tussen de zaken, aangezien de feitelijke en juridische geschilpunten identiek zijn of een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is.

Het hof heeft de vordering tot voeging van de geïntimeerde toegewezen en de beslissing over de proceskosten aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 2 augustus 2016 voor memorie van grieven aan de zijde van de appellanten. Het hof heeft in zijn arrest op 21 juni 2016 de voeging van de zaken bevolen en verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.183.018/01
arrest van 21 juni 2016
gewezen in het incident tot voeging ex artikel 222 Rv in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in de hoofdzaak,
verweerders in het incident,
advocaat: mr. S. Dassen te Maastricht,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , België,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. J.L.H. Holthuijsen te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 december 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 2 december 2015, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht tussen appellanten – [appellanten] – als eisers in conventie, verweerders in reconventie, en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/198617 HA ZA 14-66)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie in het incident van [geïntimeerde] ;
  • de antwoordmemorie in het incident van [appellanten] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[geïntimeerde] heeft voeging gevorderd van de onderhavige zaak met de eveneens bij het hof (onder zaaknummer 200.184.272/01) aanhangige zaak tussen [geïntimeerde] als appellant en [geïntimeerde in vrijwaring] , h.o.d.n. [Makelaardij] Makelaardij, (hierna [geïntimeerde in vrijwaring] ) als geïntimeerde.
3.2.
[appellanten] heeft verweer gevoerd tegen de incidentele vordering.
3.3.
Het hof stelt voorop dat de vordering tot voeging, gelet op het bepaalde in artikel 222 lid 2 jo. 220 lid 2 jo. 353 lid 1 Rv. tijdig is ingesteld.
3.2.
Ingevolge artikel 222 lid 1 jo. 353 lid 1 Rv kan in geval voor dezelfde rechter verknochte zaken aanhangig zijn, ook in hoger beroep de voeging van deze zaken worden gevorderd. Van verknochtheid in deze zin is sprake wanneer de feitelijke of juridische geschilpunten in de zaken identiek zijn, dan wel een zodanige samenhang vertonen dat consistentie van de uitspraken geboden is. Daaraan kan ook zijn voldaan bij zaken tussen verschillende partijen.
3.3.
In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg [geïntimeerde in vrijwaring] in vrijwaring opgeroepen. De zaak met zaaknummer 200.184.272/01 betreft het hoger beroep in deze vrijwaringszaak. In de vrijwaringszaak heeft [geïntimeerde] gevorderd dat [geïntimeerde in vrijwaring] wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waartoe hij in de onderhavige hoofdzaak wordt veroordeeld. Daarmee is gegeven dat de zaak met zaaknummer 200.184.272/01 en de onderhavige zaak verknocht zijn. Ook de rechtbank heeft beide zaken in eerste aanleg gelijktijdig behandeld en beslist.
3.4.
[appellanten] heeft nog aangevoerd dat de voeging van beide zaken leidt tot vertraging. Dit verweer is onvoldoende onderbouwd, mede gelet op het feit dat beide procedures zich in de hoofdzaak in dezelfde stand bevinden.
Voor zover [appellanten] aanvoert dat de vordering van [geïntimeerde] in de vrijwaringszaak weinig kans van slagen heeft, is dit voor de beoordeling van de onderhavige incidentele vordering niet van belang.
3.5.
Op grond van het voorgaande zal het hof de door [geïntimeerde] gevorderde voeging bevelen. De beslissing over de proceskosten van het incident zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.6.
De zaak wordt naar de rol van 2 augustus 2016 verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van [appellanten] . Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt de voeging van de bij dit hof aanhangige zaken met nummer 200.183.018/01 en 200.184.272/01;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 2 augustus 2016 voor memorie van grieven aan de zijde van [appellanten] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, C.N.M. Antens en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 juni 2016.
griffier rolraadsheer