ECLI:NL:GHSHE:2016:2482

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 juni 2016
Publicatiedatum
21 juni 2016
Zaaknummer
200.159.950_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake faillissement en vorderingen tussen curatoren

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep in een faillissementskwestie. De zaak is ingeleid door mr. H.E.C. Savelkoul, curator van de gefailleerde Bouw B.V., tegen mr. H.J.M. Stassen q.q. van Installatiebedrijf gefailleerde 2. De rechtbank Limburg had eerder een vonnis gewezen waarin de vordering van Installatiebedrijf gefailleerde 2 tot betaling van openstaande facturen was toegewezen, terwijl de reconventionele vordering van Bouw B.V. was afgewezen. Na het instellen van hoger beroep en een aantal processtappen, waaronder een royement en een verzoek tot verval van instantie, werd Bouw B.V. op 29 maart 2016 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. H.E.C. Savelkoul tot curator. Het hof oordeelt dat de procedure in conventie van rechtswege is geschorst op het moment van faillissement, en dat de curator in de reconventionele vordering moet worden opgeroepen. Het hof stelt de partijen in de gelegenheid om de curator in het geding te roepen en verwijst de zaak naar de rol van 19 juli 2016 voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.159.950/02
arrest van 21 juni 2016
in de zaak van
mr. H.E.C. Savelkoul,handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
[gefailleerde 1] Bouw B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
appellant,
hierna aan te duiden als curator van [gefailleerde 1] respectievelijk [gefailleerde 1] ,
advocaat: mr. A.J.L.J. Pfeil te Maastricht,
tegen:
mr. H.J.M. Stassen q.q., handelend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
Installatiebedrijf [gefailleerde 2],
gevestigd te Valkenburg en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als curator van [gefailleerde 2] respectievelijk [gefailleerde 2] ,
advocaat: mr. C.H.C. Hocks te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 22 oktober 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 23 juli 2014, door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht , gewezen tussen [gefailleerde 1] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en Installatiebedrijf [gefailleerde 2] als eiser in conventie en verweerder in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2412500/CV EXPL 13-8693)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • op de rolzitting van 3 februari 2015, bepaald voor de memorie van grieven, is door [gefailleerde 1] (eenstemmig) royement verzocht;
  • de brief van de advocaat van [gefailleerde 2] van 12 februari 2016 waarin is verzocht een roldatum te bepalen op een termijn van twee weken, te weten 1 maart 2016, waartegen verval van instantie kan worden gevorderd;
  • op de rolzitting van 1 maart 2016, heeft [gefailleerde 2] verval van instantie gevorderd;
  • de zaak is vervolgens op de rol van 12 april 2016 gezet voor memorie van grieven;
  • op de rolzitting van 12 april 2016 is geen memorie van grieven genomen en is de zaak op de rol van 10 mei 2016 gezet voor (ambtshalve peremptoir) memorie van grieven;
  • bij brief van 18 april 2016 heeft de advocaat van [gefailleerde 1] medegedeeld dat die onderneming bij vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 29 maart 2016 in staat van faillissement is verklaard, met benoeming van mr. H.E.C. Savelkoul tot curator;
  • op de rol van 10 mei 2015 is geconstateerd dat de memorie van grieven niet is genomen.
Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

3.1.
Bij het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering van [gefailleerde 2] in conventie, kort gezegd tot veroordeling van [gefailleerde 1] tot betaling van € 10.147,34 ter zake van openstaande facturen tot een totaal bedrag van € 4.734,74 toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten. Voorts heeft de rechtbank in conventie de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen. De vordering van [gefailleerde 1] in reconventie, strekkende tot vergoeding van de door [gefailleerde 1] gemaakte kosten van € 11.035,39 te vermeerderen met de wettelijke rente en kosten heeft de rechtbank afgewezen en [gefailleerde 1] veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.2.
Nadat [gefailleerde 1] hoger beroep had ingesteld, de zaak op 3 februari 2015 is geroyeerd, op 1 maart 2016 door de advocaat van [gefailleerde 2] opnieuw is geïntroduceerd en door het hof een termijn is gegeven voor memorie van grieven, is [gefailleerde 1] bij vonnis van de rechtbank Limburg van 29 maart 2016 in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. H.E.C. Savelkoul tot curator.
Ingevolge artikel 29 Fw is het geding in conventie (de vordering van [gefailleerde 2] tot betaling van de facturen, welke vordering thans strekt tot voldoening uit de faillissementsboedel) van rechtswege geschorst.
Gelet op het voorgaande wordt op de vordering van [gefailleerde 2] verval van instanties te verlenen ten aanzien van de vordering in conventie op de hierna te noemen wijze beslist.
3.3.
De vordering in reconventie is door [gefailleerde 1] ingesteld en betreft een door haar gepretendeerde aanspraak op vergoeding van gemaakte kosten. Mitsdien is sprake van door de schuldenaar ingestelde vordering als bedoeld in artikel 27 Fw.
Het hof stelt vast dat de curator niet is opgeroepen ex artikel 27 Fw met betrekking tot de vordering in reconventie. Gelet op het bepaalde in lid 1 van voornoemd artikel, zal het hof de procedure schorsen teneinde [gefailleerde 2] de gelegenheid te bieden de curator tot overneming van het geding op te roepen.

4.De uitspraak

Het hof:
verstaat dat de procedure in conventie van rechtswege is geschorst op 29 maart 2016;
stelt [gefailleerde 2] in de procedure in reconventie in de gelegenheid de curator in het geding te roepen en verwijst de zaak daartoe naar de rol van 19 juli 2016;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.N.M. Antens, P.P.M. Rousseau en A.J. Henzen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 juni 2016.
griffier rolraadsheer