In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 december 2015, waarin een omgangsregeling is vastgesteld voor haar kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.W. de Gruijl, verzoekt het hof om de beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen. De GI, Stichting Jeugdzorg Noord-Brabant, verzet zich tegen de verzoeken van de moeder en vraagt het hof om het hoger beroep af te wijzen.
De mondelinge behandeling vond plaats op 12 mei 2016, waarbij de moeder niet aanwezig was. Het hof heeft kennisgenomen van de standpunten van de GI en de Raad voor de Kinderbescherming, die beide adviseren om geen onbegeleide contactregeling vast te stellen zolang de moeder niet voldoet aan bepaalde voorwaarden, zoals het aanleveren van urinecontroles.
Het hof oordeelt dat de moeder onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor haar situatie en dat de huidige omgangsregeling in het belang van de minderjarige is. De moeder heeft niet kunnen aantonen dat zij de nodige stappen heeft ondernomen om haar situatie te verbeteren, en het hof ziet geen aanleiding om de bestaande regeling te wijzigen. De bestreden beschikking wordt dan ook bekrachtigd.