In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellante] voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder, op 4 april 2016, het verzoek van [appellante] afgewezen. Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank en de mondelinge behandeling die op 8 juni 2016 heeft plaatsgevonden. [appellante] had verzocht om de schuldsaneringsregeling op haar van toepassing te verklaren, maar de rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat zij te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek.
Het hof heeft de persoonlijke omstandigheden van [appellante] in overweging genomen, waaronder haar psychische overbelasting en de hulp die zij heeft gezocht bij een budgetcoach. Het hof oordeelde dat, hoewel de schulden aan het CJIB en de Belastingdienst in beginsel niet te goeder trouw waren ontstaan, [appellante] haar financiële situatie inmiddels onder controle heeft gekregen. Het hof honoreerde haar beroep op de hardheidsclausule ex artikel 288 lid 3 Fw, omdat er geen nieuwe schulden zijn ontstaan en zij haar zaken adequaat beheert. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde de schuldsaneringsregeling alsnog van toepassing op [appellante].