In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin werd bepaald dat het gezag over hun kind gezamenlijk door beide ouders zou worden uitgeoefend. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.L.I. de Vleesschauwer, is van mening dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, omdat er onvoldoende communicatie is met de vader, die door de moeder als manipulatief wordt ervaren. De vader, bijgestaan door mr. J. Schuttkowski, verzet zich tegen de bezwaren van de moeder en stelt dat hij al sinds de geboorte van het kind een actieve rol in de opvoeding speelt. Het hof heeft in twee mondelinge behandelingen, op 13 mei 2014 en 24 mei 2016, de standpunten van beide partijen gehoord en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure. Het hof concludeert dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en dat de communicatie tussen de ouders, hoewel verbeterd kan worden, niet zodanig gebrekkig is dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verzoekt de griffier om een afschrift van de uitspraak naar het centraal gezagsregister te sturen.