ECLI:NL:GHSHE:2016:2427

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
200.142.828_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over een kind na scheiding van ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin werd bepaald dat het gezag over hun kind gezamenlijk door beide ouders zou worden uitgeoefend. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.L.I. de Vleesschauwer, is van mening dat gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind is, omdat er onvoldoende communicatie is met de vader, die door de moeder als manipulatief wordt ervaren. De vader, bijgestaan door mr. J. Schuttkowski, verzet zich tegen de bezwaren van de moeder en stelt dat hij al sinds de geboorte van het kind een actieve rol in de opvoeding speelt. Het hof heeft in twee mondelinge behandelingen, op 13 mei 2014 en 24 mei 2016, de standpunten van beide partijen gehoord en de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure. Het hof concludeert dat er geen onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders en dat de communicatie tussen de ouders, hoewel verbeterd kan worden, niet zodanig gebrekkig is dat gezamenlijk gezag niet mogelijk is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en verzoekt de griffier om een afschrift van de uitspraak naar het centraal gezagsregister te sturen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 16 juni 2016
Zaaknummer: 200.142.828/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/12/265042/FA RK 13-3105
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. F.L.I. de Vleesschauwer,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. J. Schuttkowski.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 27 februari 2014, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover daarbij is bepaald dat het gezag over de hierna genoemde [het kind] voortaan door beide ouders zal worden uitgeoefend en – naar het hof begrijpt – het verzoek van de man tot gezamenlijk ouderlijk gezag alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 april 2014, heeft de vader verzocht het beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, derhalve te bepalen dat het gezag over [het kind] bij beide ouders blijft, zo nodig onder aanvulling van gronden.
2.3.
De (eerste) mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 mei 2014 in aanwezigheid van mr. E.L. Schaafsma-Beversluis, raadsheer, tevens voorzitter, mr.
C.E.M. Renckens en mr. E.H. Schijven-Bours, raadsheren, en mr. C.M.H.M. van Lent, griffier.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. De Vleesschauer;
-de vader, bijgestaan door mr. Schuttkowski;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 1] .
2.4.
Bij die mondelinge behandeling heeft het hof, nadat partijen in de gelegenheid zijn gesteld hun standpunten nader toe te lichten, bepaald dat partijen zich dienen aan te melden bij een professionele organisatie voor oudergesprekken over de inhoud en mogelijke invulling van (gezamenlijk) ouderlijk gezag. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak pro forma aangehouden, teneinde informatie van de advocaten van partijen over het verloop van de oudergesprekken af te wachten.
Van het verhandelde ter zitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt.
2.5.
Na verschillende uitstelverzoeken van partijen wegens - kort gezegd - voortgaande oudergesprekken bij Juzt in het kader van de module Ouderschap Blijft (d.d. 3 september 2014, 13 november 2014, 14 januari 2015, 17 juli 2015, 13 november 2015) te hebben gehonoreerd, heeft het hof na een nieuw uitstelverzoek partijen opgeroepen voor de (tweede) mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 24 mei 2016 in aanwezigheid van mr. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, raadsheer, tevens voorzitter, mr. C.D.M. Lamers en mr. E.L. Schaafsma-Beversluis, raadsheren, en mr. C.M.H.M. van Lent, griffier. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. De Vleesschauer;
- de vader, bijgestaan door mr. Schuttkowski;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 2] .
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de raad d.d. 11 maart 2014 waarin de raad bericht geen inhoudelijke bemoeienis te hebben gehad in deze zaak;
- de ter zitting van 13 mei 2014 door de advocaat van de moeder overgelegde pleitnotities;
- het V8-formulier met bijlage van de advocaat van de vader, ingekomen op 4 maart 2016;
- het aanhoudingsverzoek van Juzt d.d. 18 mei 2016;
- de brief van Juzt d.d. 23 mei 2016, zoals gecorrigeerd bij emailbericht d.d. 24 mei 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] [het kind] (hierna: [het kind] ) geboren.
De vader heeft [het kind] erkend. Tot de datum van de bestreden beschikking oefende de moeder van rechtswege het gezag over [het kind] uit. [het kind] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de vader en de moeder voortaan gezamenlijk het gezag over [het kind] uitoefenen.
3.3.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift - kort samengevat - het volgende aan.
Bij gezamenlijk gezag bestaat er een onaanvaardbaar risico dat [het kind] klem of verloren zal raken en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Er is nauwelijks communicatie over de zorg- en omgangsregeling met de vader mogelijk. Sedert de bestreden beschikking zijn de spanningen tussen partijen verder opgelopen en is de vader op geen enkele wijze bereid geweest om met de moeder omtrent belangrijke zaken betreffende [het kind] te communiceren.
De vader leeft in een fantasiewereld, waardoor hij in het verleden tegenover de moeder oneerlijk is geweest en haar manipuleerde en intimideerde. Het vertrouwen van de moeder in de vader is hierdoor ernstig geschaad. Tot 2013 heeft de vader nooit om gezamenlijke gezagsuitoefening gevraagd, omdat hij zich tot niets wilde verplichten. Nu de vader mede het gezag heeft, wenst hij naar Marokko af te reizen. De moeder vermoedt sterk dat de vader aldaar zonder haar toestemming en zonder medische noodzaak zal overgaan tot besnijdenis van [het kind] .
De vader is er enkel op uit om de moeder zoveel mogelijk dwars te zitten, hetgeen de belangen van [het kind] schaadt. Eenoudergezag zal meer rust brengen en staat de bestaande zorg- en contactregeling met de vader niet in de weg.
3.5.
De vader voert in het verweerschrift - kort samengevat - het volgende aan.
Er is geen sprake van dat bij toewijzing van het gezamenlijk gezag [het kind] klem of verloren dreigt te geraken. De vader neemt al sinds de geboorte van [het kind] een aanzienlijk deel van de opvoeding en verzorging van [het kind] op zich, waarbij [het kind] uitstekend gedijt en zich leeftijdsadequaat ontwikkelt. De afspraken in het kader van de contactregeling tussen de vader en [het kind] verlopen goed. De communicatie tussen partijen kan beter, maar dat betekent geenszins dat er sprake is van een dusdanig verstoorde communicatie c.q. onderlinge verhouding tussen partijen dat de belangen van [het kind] worden geschaad. Partijen zijn zeer wel in staat gebleken om belangrijke aangelegenheden aangaande [het kind] goed te regelen.
Voor de vader staat voorop dat [het kind] naar verantwoorde opvoedkundige normen van beide ouders wordt verzorgd en opgevoed. De besnijdenis van [het kind] is daarbij voor de vader geen issue en zal al helemaal niet zonder instemming van de moeder plaatsvinden.
De verhouding tussen partijen is altijd van dien aard geweest dat op een welhaast natuurlijke wijze gezamenlijke invulling werd gegeven aan het gezamenlijk ouderlijk gezag, waardoor een formele vaststelling ervan minder aan de orde leek. Het feit dat de moeder ruime tijd na beëindiging van de relatie van partijen eenzijdige beslissingen nam over [het kind] zonder enig overleg met de vader - waaronder het weigeren van toestemming voor een reis naar Marokko om [het kind] kennis te laten maken met zijn familieleden in Marokko -, was voor de vader aanleiding om het gezamenlijk ouderlijk gezag alsnog formeel te laten vaststellen.
3.6.
Uit voornoemd aanhoudingsverzoek van Juzt d.d. 18 mei 2016 blijkt dat het traject bij Juzt moeizaam is verlopen. In verband met ziekte en ontslag zijn wisselingen in de persoon van de ouderschapsbemiddelaar noodzakelijk geweest.
Uit voornoemde brief d.d. 23 mei, door Juzt gekwalificeerd als zorgafsluiting, blijkt - samengevat - voorts als volgt.
In de periode van september 2014 tot mei 2016 hebben er 21 gezamenlijke oudergesprekken plaatsgevonden. Tevens hebben er drie kindgesprekken plaatsgevonden met de kindercoach van de afdeling Hulp bij Scheiding.
De tussen de ouders bestaande communicatiepatronen blijken lastig te doorbreken. De communicatie tussen de ouders verloopt zeer moeizaam. Verwijten en boosheid bemoeilijken een gesprek op ouderniveau. Met name de vader lijkt het lastig te vinden zijn eigen ideeën van ondergeschikt belang te maken. De ouders hebben een verschillende visie over de opvoeding en over hetgeen voor [het kind] goed is. Dit zorgt voor onduidelijkheid bij [het kind] . [het kind] lijkt ambivalent in zijn meningen en gevoelens. Hij lijkt betrokken te raken bij zaken op ouderniveau, maar in de gesprekken met hem kwamen geen bijzonderheden naar voren met betrekking tot de moeizame oudercommunicatie. Hij oogt als een kind dat nog lekker wil spelen.
Juzt heeft de indruk dat de ouders de door de rechtbank bepaalde verdeling van zorg- en opvoedingstaken kunnen hanteren. De ouders benoemen het belangrijk te vinden dat de regeling duidelijk is en dat het contact tussen de vader verbetert.
3.7.
De moeder voert ter zitting van 24 mei 2016 - kort samengevat en mede in reactie op de zorgafsluiting van Juzt - aan dat er nog steeds geen communicatie en overleg tussen haar en de vader plaatsvindt, waardoor zij vreest dat het mis gaat als zich een noodsituatie voordoet. Volgens de moeder is vaders wil wet en geeft zij toe om de lieve vrede te bewaren.
3.8.
De vader voert ter zitting van 24 mei 2016 - kort samengevat en mede in reactie op de zorgafsluiting van Juzt - het volgende aan.
Er is nogal wat misgegaan in het traject bij Juzt en in de verslaggeving ervan wordt veel gespeculeerd. Met [het kind] gaat het goed. Als het gaat om zijn opvoeding of over de zorgregeling wordt er wel door de ouders gecommuniceerd, zoals bijvoorbeeld over de schoolkeuze. Het gaat fout als het gaat om de inrichting van het sociale leven van [het kind] . De moeder wil dat alles gaat zoals zij het wil, ook op de momenten waarop de vader de zorg heeft voor [het kind] .
3.9.
De raad persisteert ter zitting bij het eerder gegeven advies het gezamenlijk gezag in stand te laten.
3.10.
Het hof overweegt het volgende.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde vader van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechter verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten.
Indien de moeder niet met het verzoek instemt, wordt het verzoek ingevolge artikel 1:253c lid 2 BW slechts afgewezen indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.10.2.
Het hof stelt voorop dat voor gezamenlijk gezag vereist is dat ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
3.10.3.
Hoewel het door partijen aangegane traject bij Juzt moeizaam is verlopen - hetgeen, zo is gebleken, niet alleen op het conto van de ouders is te schrijven - is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat zich gedurende de tweeëneenhalf jaar dat de ouders nu reeds gezamenlijk het ouderlijk gezag over [het kind] uitoefenen, onoverkomelijke problemen hebben voorgedaan in de uitoefening van het gezamenlijk gezag. De communicatie tussen de ouders schiet weliswaar (nog steeds) te kort, maar is niet zodanig gebrekkig gebleken dat [het kind] klem of verloren dreigt te geraken tussen de ouders. De ouders zijn bereid en in staat gebleken om afspraken te maken over de zorgregeling tussen de vader en [het kind] . Met [het kind] gaat het goed en hij ontwikkelt zich ook goed, zo heeft de vader ter zitting van 24 mei 2016 onbetwist gesteld. De in het kader van het traject bij Juzt met [het kind] gevoerde gesprekken geven hetzelfde beeld.
Naar het oordeel van het hof is evenmin gebleken dat afwijzing van het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag anderszins in het belang van [het kind] noodzakelijk is. Aangaande de door de moeder uitgesproken zorgen ten aanzien van de uitoefening van het gezamenlijk gezag zijn geen objectieve indicaties naar voren gekomen.
3.10.4.
Het hof concludeert dat geen van de in artikel 1:253c lid 2 BW genoemde afwijzingsgronden zich voordoet, zodat de rechtbank terecht het verzoek van de vader heeft toegewezen. Het hof geeft de ouders mee dat zij beiden, in het belang van [het kind] , ieder voor zich en tezamen dienen te blijven werken aan verbetering van de onderlinge communicatie en respectvol ouderschap, waarbij van de vader verwacht mag worden dat hij de moeder erkent in haar rol als primaire opvoeder van [het kind] .
3.11.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, derhalve voor wat betreft de gezamenlijks gezagsuitoefening door de ouders.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 11 december 2013, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.H.J.M. Mertens-Steeghs, C.D.M. Lamers en
E.L. Schaafsma-Beversluis en in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2016.