Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 22 december 2015;
- de akte na tussenarrest van beide partijen van 16 februari 2016 met producties;
- de antwoordakte van beide partijen van 15 maart 2016.
6.De verdere beoordeling
niet binnen twee maandenna de vervaldag is voldaan. Nu de automatische incasso van € 10,- per maand (als aflossing op het uitstaande saldo van het doorlopend krediet) over de maand december 2009 werd geweigerd en deze termijn eerst op 1 februari 2010 is ontvangen, zijnde meer dan twee maanden na de vervaldag, heeft LaSer de betalingsachterstand gemeld aan BKR. LaSer heeft [appellant] voorafgaand aan de melding, bij brief van 29 januari 2010 (prod. 5 inleidende dagvaarding), gewaarschuwd dat zij de achterstand zou melden indien niet binnen twee dagen het achterstandsbedrag van € 20,- zou zijn overgemaakt naar de bankrekening van LaSer. [appellant] heeft ondanks deze waarschuwing niet tijdig, maar eerst op 1 februari 2010, betaald, aldus nog steeds LaSer. LaSer stelt dat aan haar brief van 29 januari 2010 betalingsherinneringen vooraf zijn gegaan.
met een vast aflossingsplan geldt een vooraf met de betrokkene vastgestelde termijn van minimaal twee maanden en maximaal vier maanden na de vervaldatum.
voorafmet de Betrokkene, [appellant] , een termijn moet overeenkomen van minimaal twee maanden en maximaal vier maanden. Deze vooraf tussen Deelnemer en Betrokkene overeengekomen termijn begint blijkens artikel 23 lid 1a van het reglement te lopen na de vervaldatum van het termijnbedrag. LaSer heeft echter niet gesteld dat de door haar genoemde termijn van minimaal twee maanden vooraf met [appellant] is overeengekomen; zij stelt slechts dat er een termijn van (minimaal) twee maanden gold. Nu tussen partijen kennelijk vooraf geen termijn is overeengekomen kan naar het oordeel van het hof, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet, althans niet zondermeer, worden uitgegaan van een termijn van twee maanden na de vervaldatum van de oudste termijn.
minimum termijn van twee maanden na de vervaldatumvan het over december 2009 verschuldigde termijnbedrag, zijnde 1 december 2009, eerst op of na 1 februari 2010 sprake zou kunnen zijn van een te melden achterstand als bedoeld in artikel 23 lid 1a van het reglement. Vaststaat dat LaSer op 1 februari 2010 van [appellant] een bedrag heeft ontvangen van € 20,-. Deze betaling moet blijkens artikel 23 lid 1a van het reglement geacht worden betrekking te hebben op de op 1 december 2009 vervallen termijn over de maand december 2009 (en de op 1 januari 2010 vervallen termijn van € 10,- over de maand januari 2010). De conclusie luidt derhalve dat de termijn over de maand december 2009 binnen twee maanden na de vervaldatum door [appellant] is voldaan. LaSer heeft derhalve ten onrechte op 22 februari 2010 aan BKR gemeld dat sprake was van een achterstand op de aflossing van het doorlopend krediet (een zogenoemde a-codering).