In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en de vrouw als huurster van de echtelijke woning is aangewezen. De man verzoekt om de beschikking te vernietigen en om te bepalen dat de kinderen hun hoofdverblijf bij hem hebben, alsook om een lagere kinderalimentatie van € 50,- per maand. De vrouw verzoekt het beroep van de man te verwerpen en de beschikking te bekrachtigen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn beide partijen gehoord, evenals de minderjarigen, die hun voorkeur voor het wonen bij de vrouw hebben uitgesproken. Het hof overweegt dat het huwelijk van partijen geldig is onder Marokkaans recht en dat de echtscheiding in Nederland niet erkend kan worden. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het verzoek van de man om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen, niet in het belang van de kinderen is. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de vrouw als huurster van de echtelijke woning is aangewezen en de man is veroordeeld tot het betalen van € 50,- per maand aan kinderalimentatie.