ECLI:NL:GHSHE:2016:2350

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
14 juni 2016
Zaaknummer
200.149.803_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in complexe ICT-opdracht van ziekenhuis

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een complexe ICT-opdracht van het Tweesteden Ziekenhuis die is mislukt. Het hof heeft op 14 juni 2016 een arrest gewezen in het hoger beroep van de zaak, waarin het ziekenhuis (appellante) in geschil is met Alert Life Sciences Computing B.V. en Alert Life Sciences Computing S.A. (geïntimeerden). De procedure is een vervolg op eerdere uitspraken, waaronder een tussenarrest van 23 februari 2016, waarin het hof heeft overwogen dat deskundige voorlichting nodig is vanuit verschillende hoeken, waaronder de medische en softwarebranche.

Tijdens een regiezitting op 9 mei 2016 hebben partijen hun standpunten toegelicht over de benoeming van deskundigen en de vragen die aan hen gesteld moeten worden. Het hof heeft vastgesteld dat er behoefte is aan deskundigen die inzicht kunnen geven in de uitvoering van het project en de waardering van de verschillende aspecten van de zaak. Prof. dr. J. van der Lei werd voorgesteld als deskundige, maar hij heeft aangegeven niet beschikbaar te zijn vanwege eerdere betrokkenheid bij een rechtszaak tegen Alert.

Het hof heeft partijen gevraagd om suggesties voor andere deskundigen en benadrukt dat het belangrijk is dat de deskundigen hun onderzoek uitvoeren in overeenstemming met de eerder gegeven richtlijnen. Het hof heeft ook overwogen dat de kosten van het deskundigenonderzoek gelijkelijk verdeeld moeten worden tussen de partijen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en partijen zijn uitgenodigd om hun standpunten in een akte te verduidelijken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.149.803/01
arrest van 14 juni 2016
in de zaak van
Stichting Tweesteden Ziekenhuis,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna wederom aan te duiden als TsZ,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
tegen

1.Alert Life Sciences Computing B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2.
Alert Life Sciences Computing S.A.,gevestigd te [vestigingsplaats] , Portugal,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in incidenteel hoger beroep,
hierna wederom aan te duiden als Alert c.s.,
advocaat: mr. J.J. Linnemann te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 23 februari 2016 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/244606/HA ZA 12-256 gewezen vonnis van 27 november 2013.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 23 februari 2016;
  • de comparitie van partijen van 9 mei 2016, waarvan (verkort) proces-verbaal.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
9.1.
Ter uitvoering van genoemd tussenarrest van 23 februari 2016 heeft het hof op 9 mei 2016 op gezamenlijk verzoek van partijen een regiezitting gehouden in het kader van het voorgenomen deskundigenonderzoek in deze zaak. Partijen hebben het woord gevoerd en vragen van het hof beantwoord over de te benoemen deskundigen, de aan de deskundigen te stellen vragen en de inrichting van het deskundigenonderzoek.
9.2.
Ten aanzien van de te benoemen deskundigen hebben partijen tijdens de comparitie nader toegelicht dat, zoals bleek uit hun eerder genomen aktes, zij het eens zijn dat prof. dr. J. van der Lei (hoofd van de afdeling Medische Informatica (
Departement of Medical Informatics) van het Erasmus MC te Rotterdam, geschikt is om als deskundige in deze zaak op te treden. Het hof heeft in de tussenarresten overwogen dat deskundige voorlichting nodig is vanuit de medische hoek, vanuit de softwarebranche en vanuit projectmanagement. Volgens TsZ heeft prof. Van der Lei zelfs een voldoende breed profiel om alle vragen van het hof in deze zaak te beantwoorden (eventueel kan hij derden inschakelen bij zijn onderzoek). Alert c.s. hebben aangegeven dat partijen het eens zijn om prof. Van der Lei te benoemen als deskundige, maar dat zij vasthouden aan het uitgangspunt van het hof dat drie deskundigen hun oordeel moeten geven.
9.3.
Het hof heeft prof. Van der Lei benaderd met de vraag of hij bereid en in staat in om het deskundigenonderzoek geheel of gedeeltelijk te verrichten. Prof. Van der Lei heeft daarop geantwoord dat het in zijn ogen niet mogelijk is als deskundige in deze zaak op te treden. Hij heeft er melding van gemaakt dat hij een keer door Alert is gedagvaard. Daarom voelt hij zich niet vrij om als (externe) deskundige in deze zaak op te treden. Prof. Van der Lei heeft het hof verwezen naar prof. dr. ir. A. Hasman, emeritus hoogleraar Medische Informatica (AMC, UVA). Ook deze heeft te kennen gegeven om hem moverende redenen niet in staat te zijn aan het deskundigenonderzoek bij te dragen.
9.4.
Gelet op vorenstaande ontwikkeling zal het hof partijen opnieuw vragen om bij akte – bij voorkeur eensluidend – suggesties te doen voor deskundigen uit de medische hoek. Ook kunnen partijen suggesties doen voor deskundigen uit de softwarebranche en het projectmanagement. Alert c.s. hebben organisaties genoemd waaruit kan worden geput voor het vinden van die andere deskundigen (Atos Origin, Accenture, Capgemini). Het gaat om organisaties die zowel voor de opdrachtgever als de leverancier hebben gewerkt, aldus Alert c.s. Het hof is er niet van overtuigd dat een
chief medical information officer, enkel omdat deze alleen voor de opdrachtgever werkt, niet geschikt is als deskundige om in elk geval een deel van de vragen van het hof te beantwoorden. Zeker niet als de betreffende persoon wel betrokken is geweest bij een (succesvolle) levering en implementatie van software voor een papierloos ziekenhuis.
9.5.
Het hof gaat er vooralsnog vanuit dat drie deskundigen zullen moeten worden benoemd. Als er inderdaad een deskundige is met een voldoende breed profiel om deskundige voorlichting te geven over meerdere aspecten (dus niet alleen betreffende het medische, de software of het projectmanagement), dan zou ook (eerst) die deskundige kunnen worden benoemd, waarbij deze eventueel derden kan inschakelen bij zijn onderzoek. In die mogelijkheid voorziet de
Leidraad deskundigen in civiele zaken(hoofdstuk 10). Ook is mogelijk dat die deskundige eerst zijn onderzoek verricht en dat in een later stadium, mede aan de hand van diens deskundigenbericht, wordt bezien of meer deskundigen moeten worden benoemd en zo ja welke.
9.6.
Met betrekking tot de deskundigen te stellen vragen, blijft het hof bij zijn in het tussenarrest van 3 november 2015 geformuleerde vragen (rov. 3.11.3). In dat tussenarrest heeft het hof overwogen deskundige voorlichting nodig te hebben ‘over de achtergronden van de uitvoering van het project en de waardering (weging) van de aspecten van deze zaak’ (rov. 3.11.2). Mede rekening houdend met de complexiteit van deze zaak, horen daar breed geformuleerde vragen bij. Het hof gaat dan ook voorbij aan de bezwaren van partijen daartegen. In het bijzonder acht het hof te beperkt om zoals TsZ eerst voorstelt in te zoomen op het beroep van TsZ op de
anticipatory breachvan artikel 6:80 BW. De vrees van TsZ dat het deskundigenonderzoek zal leiden tot drie (kostbare en tijdrovende) audits, deelt het hof niet. Niet alleen zorgen de aan de deskundigen te stellen vragen voor de nodige inkadering van het onderzoek, ook dienen de deskundigen het door het hof in het tussenarrest van 3 november 2015 gegeven feitelijke en juridische kader tot uitgangspunt te nemen. Zo nodig zal het hof in het tussenarrest waarbij de deskundigen worden benoemd ook nadere, meer specifieke, vragen voor de desbetreffende te benoemen deskundige formuleren, mede op basis van de herformulering van de vragen van het hof door partijen in hun aktes.
9.7.
In verband met de inrichting van het deskundigenonderzoek stelt het hof voorop dat de deskundigen hun onderzoek dienen te verrichten in overeenstemming met eerdergenoemde leidraad.
Zoals hiervoor is overwogen, dienen de deskundigen het door het hof in het tussenarrest van 3 november 2015 gegeven feitelijke en juridische kader tot uitgangspunt te nemen (zie ook rov. 3.11.2, laatste zin, van dat tussenarrest), en dus niet de feiten en de beschikbare documentatie in het kader van het SIG Rapport (productie 17 bij de akte van 16 januari 2013 van Alert c.s.), zoals Alert c.s. hebben voorgesteld.
Alert c.s. wensen dat het onderzoek in het Engels wordt verricht en vastgelegd om Alert c.s. in de gelegenheid te stellen daarop onmiddellijk en zonder aanzienlijke vertaalkosten te reageren. TsZ heeft zich hiertegen verzet. Nu de onderhavige procedure in het Nederlands wordt gevoerd en de rechterlijke uitspraken in deze zaak ook in het Nederlands (zullen) zijn – Nederlands zijnde de rechtstaal – ziet het hof onvoldoende aanleiding te bepalen dat het deskundigenrapport in het Engels zal zijn. Het hof acht het echter niet wenselijk dat de deskundigen teksten die oorspronkelijk in het Engels zijn, moeten vertalen voor hun rapport. Dat hoeven zij dan ook niet te doen. Het hof heeft er ook geen bezwaar tegen dat met vertegenwoordigers van Alert Portugal wordt gecommuniceerd in het Engels.
Alert c.s. hebben ook voorgesteld dat de voorlichting door de deskundigen niet uitsluitend op basis van het procesdossier zal zijn, maar in ieder geval ook moet bestaan uit onderzoek ter plaatse en interviews met de betrokken mensen. TsZ heeft hiertegen bezwaar, voor wat betreft het onderzoek ter plaatse voor zover dit in Portugal zou zijn. Het hof overweegt dat een deskundige de vrijheid heeft om het onderzoek binnen de grenzen van de opdracht zo te verrichten als hem het beste voorkomt gezien zijn verplichting om het onderzoek onpartijdig en naar beste weten te volbrengen. Het hof laat het daarom in eerste instantie aan het oordeel van de deskundigen over of zij onderzoek ter plaatse nodig achten voor de beantwoording van de vragen van het hof. Hetzelfde geldt voor de beoordeling van de vraag of de deskundigen inlichtingen van betrokkenen nodig hebben. Hierbij wijst het hof erop dat de deskundigen het beginsel van hoor en wederhoor in acht behoren te nemen (zie in het bijzonder hoofdstuk 5 van de leidraad).
Ten slotte hebben Alert c.s. te kennen gegeven te verwachten dat de deskundigen ieder afzonderlijk (deel)rapporten opstellen, maar dat is niet de bedoeling van het hof. Het is de bedoeling dat de drie deskundigen (in beginsel; zie de tweede en derde zin van rov. 9.5 hiervoor) gezamenlijk één rapport uitbrengen. Het hof heeft voorzien in het tussenarrest van 3 november 2015 dat de drie deskundigen niet noodzakelijkerwijs tot een eensluidend advies komen; ook is denkbaar dat een deskundige aanvullende opmerkingen wil maken, specifiek voor zijn onderzoek. Alsdan kunnen zij hun onderscheidenlijke oordelen in het rapport opnemen (artikel 198 lid 4 Rv).
9.8.
Over het voorschot heeft het hof in het tussenarrest van 3 november 2015 overwogen dat het voornemens is beide partijen elk voor de helft met het voorschot te belasten. TsZ acht het redelijker deze kosten geheel, althans voor ¾ deel, voor rekening van Alert c.s. te laten komen. In reactie hierop hebben Alert c.s. naar voren gebracht dat er geen aanleiding is om (het voorschot op) de kosten anders dan 50:50 te verdelen. Het hof volhardt in zijn voornemen om beide partijen, elk voor de helft met het voorschot te belasten, TsZ omdat zij eiseres is en Alert c.s. omdat zij de leiding van het project hadden en vast staat dat zij de software niet hebben opgeleverd en geïmplementeerd. TsZ heeft het hof verzocht te bepalen dat Alert c.s. een bankgarantie dienen te stellen ten aanzien van het aandeel van TsZ in de kosten van het deskundigenbericht. Aan dit verzoek gaat het hof voorbij, reeds omdat TsZ het door haar gestelde restitutierisico onvoldoende heeft geconcretiseerd.
9.9.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

10.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
verwijst de zaak naar de rol van 12 juli 2016 voor akte aan de zijde van beide partijen (uitsluitend) als bedoeld in rov. 9.4 in verbinding met rov. 9.5, waarna partijen bij antwoordakte op elkaars akte zullen kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, J.P. de Haan en J.H.M. van Erp en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 juni 2016.
griffier rolraadsheer