In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Stichting Wonen tegen twee geïntimeerden, die een huurovereenkomst hadden voor een woning. De huurovereenkomst was aangegaan op 27 mei 2009 voor een periode van 24 maanden en werd na afloop voortgezet voor onbepaalde tijd. De huurprijs was aanvankelijk € 616,19 en steeg later naar € 701,84 per maand. De appellante vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, omdat de geïntimeerden in gebreke waren gebleven met de huurbetalingen. De kantonrechter had in een eerder vonnis de geïntimeerden veroordeeld tot ontruiming, maar de appellante was niet tevreden met de afwijzing van haar vorderingen tot ontbinding en betaling van de huurachterstand.
Het hof heeft vastgesteld dat de huurachterstand per 20 juli 2015 € 2.573,40 bedroeg, en dat de geïntimeerden niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun betwisting van deze achterstand. Het hof oordeelde dat de tekortkoming in de huurbetalingen de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde, ondanks de beroepen van de geïntimeerden op de belangen van hun minderjarige kinderen en hun recht op een woning. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de kantonrechter voor zover het de ontbinding van de huurovereenkomst betrof en heeft de ontbinding alsnog toegewezen.
De vordering tot ontruiming werd echter afgewezen, omdat de geïntimeerden de woning al hadden verlaten en geen belang meer hadden bij de ontruiming. Daarnaast werd de appellante in het gelijk gesteld wat betreft de buitengerechtelijke incassokosten, en werd de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van de proceskosten in het hoger beroep. Het hof verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.