Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Notaris [Notaris] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] , (failliet),
Mr. M.J.M. Franken,in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Notaris [Notaris] B.V.,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
in hoger beroep niet verschenen,
Notariskantoor mr [Notaris] According to International Law B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats] ,
[geïntimeerde 4] ,wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat (voor geïntimeerden 3 en 4): mr. C.J.J.C. Arnouts te Amsterdam,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/04/121222/HAZA 13-65)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaardingen in hoger beroep;
- het tegen de geïntimeerden sub 1 en 2 verleende verstek;
- de memorie van grieven (met producties en eiswijziging);
- de memorie van antwoord (met productie);
3.De beoordeling
“(..) Ik moge u verzoeken het depot dat u in deze aangelegenheid onder u hebt inclusief de daarop gekweekte rente zo spoedig mogelijk te doen overmaken op (…) Voor de goede orde wijs ik erop dat het arrest uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, zodat een eventueel cassatieberoep de executie van het arrest niet in de weg staat. (..)”In voormelde fax/brief verwijst mr. Gomez voorts naar een, eveneens bij de fax/brief aan de notaris gevoegde, fax/ brief van hem aan de advocaat van [Chaletparc] van dezelfde datum, waarin [Chaletparc] tot voldoening aan de veroordeling in het arrest (neerkomende op een totaalbedrag van € 328.384,02, exclusief de wettelijke handelsrente over € 200.000,= vanaf 11 januari 2011) wordt gesommeerd. Het arrest van 28 december 2010 is op 11 januari 2011 aan [Chaletparc] betekend (prod. 3 bij prod. 1 inl.dagv.).
‘depot BZG/ [Chaletparc] ’heeft de notaris ( [medewerker notaris] ) aan de advocaat van BZG, mr. Gomez, bericht:
“Opmerkingen: [Chaletparc] B.V. heeft de kavels 17 en 48 verkocht en wordt maandag 10 januari a.s. overgedragen. Van de koopprijs zal ik 2 x € 2.205,88 in depot laten staan.”(prod. 5 cva). Op 10/01/2011 09:26 is voormelde mededeling nogmaals verzonden met de toevoeging:
‘en wordt vandaag, maandag 10 januari a.s. om 10.00 uur overgedragen’(prod. 6 cva)
.
“De koopprijs bedraagt (…) (€.250.000,00) te vermeerderen met negentien procent omzetbelasting ofwel (..) (€.47.500,00), is tezamen (…)(€.297.500,00), waarvan door de koper is voldaan middels verrekening met zijn vorderingen op [bestuurder Beheer] ad (..) (€.50.000,00), welke vordering door (..) [betrokkene] & Partners B.V. is gecedeerd aan koper, op [Beheer 1] en (…) [Ontwikkelingsmaatschappij] Ontwikkelingsmaatschappij B.V. (…) ad (€.45.220,00), welke vordering door (…) Byzantium B.V. is gecedeerd aan koper en nogmaals aan [bestuurder Beheer] wegens achterstallige rente ad (..) (€.15.000,00), terwijl het restant ad (…) (€.187.280,00) door koper aan verkoper wordt schuldig gebleven onder de verplichting voor de koper om dit geleende bedrag uiterlijk op veertien januari tweeduizend elf aan verkoper terug te betalen. (…) Koper is niet verplicht zekerheid te stellen. (…) Verkoper verleent koper kwitantie voor de betaling van de gehele koopprijs met omzetbelasting.”
“koopprijs registergoederen € 250.000,00, 19% BTW (..) € 47.500,00. Verrekeningen: te verrekenen vordering van Byzantium B.V., waarvan u enig bestuurder bent, die aan u gecedeerd is, op [Beheer 1] B.V. en [Ontwikkelingsmaatschappij] Ontwikkelings Maatschappij B.V. (…) € 45.220,00, te verrekenen vordering van [betrokkene] & Partners B.V., waarvan u enig bestuurder en aandeelhouder bent, die aan u gecedeerd is, op de heer [bestuurder Beheer] € 50.000,00, te verrekenen uw vordering op de heer [bestuurder Beheer] wegens achterstallige rente € 15.000,00, wegens geleende gelden schuldig te erkennen aan [Chaletparc] B.V.: € 187.280,00 – € 4.411,76 € 182.868,24 (…)”
“Geachte heer [Notaris] , geachte heer [medewerker notaris] , Naar aanleiding van uw fax van gisterochtend aan mij gericht (…) deel ik u namens cliënte mede dat cliënte met uw mededeling gezien het arrest van 28 december 2010 niet instemt. De inhoud van dit arrest is u bekend gemaakt per fax d.d. 6 januari 2010. Namens cliënte verzoek ik u dan ook de volledige verkoopopbrengst van de kavels 17 en 48 onder u te houden gezien de gelegde beslagen, die door het arrest zijn overgegaan in een executoriale fase, waarop ik namens cliënte uitdrukkelijk wijs. (…)”.
“De overdracht van de kavels 17 en 48 met meerdere onroerende zaken heeft gisteren plaatsgevonden op uitdrukkelijk verzoek van verkoper en koper ter uitvoering van de koopovereenkomst, die is gesloten in de maand juli 2010. Van deze koopovereenkomst heb ik u per fax-bericht d.d. 9 juli 2010 op de hoogte gesteld. Zowel verkoper als koper zijn ervan overtuigd, dat de tussen BZG en [Chaletparc] getroffen regeling inzake het opbouwen van depot (…) nog steeds van kracht is. Mij is ook nooit kenbaar gemaakt dat deze regeling zou zijn vervallen. Vandaar dat we wel mee moesten werken aan deze transactie. Verkoper en koper hebben ons vrijdagmiddag verzocht om daags daarna de akte van levering te passeren. Aan dit verzoek konden wij niet voldoen in verband met de verplichting opgenomen in voormelde regeling, inhoudende dat wij hiervoor een verzoek moesten indienen, en dat zaterdag geen dag was om dit te verzoeken. Dit verzoek is vervolgens op maandag 10 januari 2011 om 9.00 uur aan u gedaan. Eerst zonder vermelding van het tijdstip van passeren en vervolgens met het tijdstip van passeren. De akte is gepasseerd om 10.55 uur en is om 13.00 uur ingeschreven in het Kadaster. (…) De koopprijs is deels tussen verkoper en koper verrekend en deels schuldig gebleven. Alleen het bedrag van € 4.411,76 is door koper op onze derdenrekening gestort.”
“5. De betaling van de in artikel 1 genoemde koopsom door de cessionaris aan de cedent vindt plaats door verrekening daarvan met een vordering, wegens geleverde diensten, die de cessionaris per heden heeft op de cedent”
: “(..) Kennelijk is dit geschied om [Chaletparc] B.V. buiten verhaal te houden. Uit de leveringsakte blijkt dat een deel van de koopsom ad € 250.000,-- exclusief BTW is verrekend (met een vordering die niet verrekenbaar is, namelijk bestaande tussen andere partijen dan de partijen die betrokken waren als koper en verkoper bij de levering) en dat het grootste deel van de vordering, circa € 200.000,-- door de koper schuldig is gebleven aan [Chaletparc] . Voor genoemde transactie hebt u aan cliënte geen toestemming verzocht. Deze toestemming hebt u ook niet gekregen. (…)”
“naar de mening van cliënte op paulianeuze wijze is geschied en uitsluitend is uitgevoerd teneinde [Chaletparc] B.V. buiten verhaal te stellen.”
“1. [bestuurder Beheer] , [bestuurder Ontwikkelingsmaatschappij] en [appellant] nemen hoofdelijk de verplichting op zich tot betaling van een bedrag van € 70.000,= aan BZG Vastgoed.”De procedure in de hoofdzaak is daarna ingetrokken.
- dat de door BZG in de hoofdzaak ingeroepen nietigheid van de eigendomsoverdracht van de kavels wegens paulianeus handelen tot gevolg zou hebben dat BZG haar vorderingen op [Chaletparc] op die kavels zou kunnen verhalen alsof deze zich nog in het vermogen van [Chaletparc] bevonden;
- dat voorwaarde daarvoor is dat [appellant] (als wederpartij van [Chaletparc] bij de rechtshandeling) wist of behoorde te weten van de benadeling van BZG in haar verhaalsmogelijkheid door die rechtshandeling (r.o. 3.1 vs);
- dat [appellant] stelt dat hij daarvan niet wist;
- dat, als dat zo is geweest, het voor de hand ligt dat [appellant] [Chaletparc] (wegens toerekenbaar tekortschieten) en haar bestuurders (op grond van onrechtmatige daad) kan aanspreken voor de door hem gestelde schade (€ 70.000,=);
- dat, als die schade tevens ontstaan is door toedoen van de notaris, de notaris aansprakelijk kan zijn voor zover verhaal jegens [Chaletparc] en haar bestuurders niet mogelijk is (r.o. 3.2 vs);
- dat in dit geval een regeling is getroffen waarbij [appellant] zich hoofdelijk tot betaling van het bedrag van € 70.000,= heeft verbonden en dat mag worden aangenomen dat, als [appellant] geheel te goeder trouw is geweest, hij van de andere hoofdelijk aansprakelijke personen heeft bedongen dat zij het bedrag van € 70.000,= voor hun rekening zouden nemen (r.o. 3.3 vs);
- dat [appellant] , nu hij niet heeft gesteld tot welk aandeel in de betalingsverplichting hij zich in de relatie tot zijn hoofdelijke medeschuldenaren heeft verbonden en niet heeft gesteld waarom de andere gedaagden in de hoofdzaak niet bereid of in staat zouden zijn hun aandeel in de betalingsverplichting van het bedrag van € 70.000,= te voldoen, zijn vordering in de vrijwaringszaak onvoldoende heeft onderbouwd (r.o. 3.4 vs);
- dat de vordering ook los van het voorgaande zou moeten worden afgewezen omdat uit de onderbouwde stellingen van de notaris moet worden geconcludeerd dat zowel [bestuurder Beheer] als [appellant] zich heel wel bewust waren van het beslag en het risico van paulianeus handelen door hun handelen maar het desondanks wilden voortzetten.
4.De uitspraak
G.A.M. Peper en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 7 juni 2016.