Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
de heer [belanghebbende 1](hierna te noemen: de vader);
mevrouw [belanghebbende 2](hierna te noemen: de moeder).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of naast een voorwaardelijke machtiging tot plaatsing in gesloten jeugdzorg ook een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor geestelijke gezondheidszorg nodig is. De zaak betreft een minderjarige, hierna te noemen [verweerster], die sinds 19 september 2014 onder toezicht staat van de GI (Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg). De GI had in hoger beroep verzocht om vernietiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het verzoek om een machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor geestelijke gezondheidszorg was afgewezen.
Het hof oordeelt dat de kinderrechter in het kader van de toetsing van de voorwaardelijke machtiging tot gesloten jeugdzorg ook de voorwaarden tot verblijf in een open accommodatie geestelijke gezondheidszorg heeft getoetst. Het hof concludeert dat een afzonderlijke machtiging tot uithuisplaatsing in een open accommodatie geestelijke gezondheidszorg op grond van artikel 1:265a BW niet nodig is, omdat de noodzakelijke zorg en de voorwaarden voor de plaatsing al zijn getoetst door de kinderrechter. De GI had aangevoerd dat de wet voorschrijft dat een plaatsing buiten het gezin uitsluitend op basis van een machtiging mag geschieden, maar het hof stelt vast dat de toetsing door de kinderrechter in het kader van de voorwaardelijke machtiging voldoende is.
De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en bekrachtigt de beschikking van 23 november 2015. Het hof wijst het meer of anders verzochte af, waarmee de rechtspositie van de minderjarige en de betrokken ouders wordt gewaarborgd in het kader van de jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg.