ECLI:NL:GHSHE:2016:2173

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
200.183.064/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een nalatenschap met bezwaren tegen onpartijdigheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster]. De rechtbank Limburg had eerder mr. B.J. Groenhuijzen benoemd tot vereffenaar, maar verzoeker, [verzoeker], was het hier niet mee eens en verzocht om de benoeming van mr. C.F.J.M. van Loonen-Groenen. Hij voerde aan dat er een schijn van tegenstrijdigheid bestond, omdat Groenhuijzen kantoorgenoot was van mr. M. van der Meulen, die eerder door de rechtbank was voorgesteld als vereffenaar. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de onpartijdigheid van Groenhuijzen. Het hof oordeelde dat de bezwaren van [verzoeker] onvoldoende grond opleverden om de benoeming van Groenhuijzen te betwisten. De mondelinge behandeling vond plaats op 18 mei 2016, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door mr. S.H. Oosterhuis-Broers. De andere belanghebbenden, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2], waren niet aanwezig, maar hadden hun standpunt schriftelijk laten weten. Het hof concludeerde dat de benoeming van Groenhuijzen de zuiverheid van de vereffening waarborgde en dat de kosten van de procedure niet als vereffeningskosten konden worden aangemerkt. [verzoeker] werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 26 mei 2016
Zaaknummer: 200.183.064/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/208338 / HA RK 15-151
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
verzoeker,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. B.A.H.M. Boelens te Eindhoven,
belanghebbenden:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende 1] ,
en
[belanghebbende 2] ,
wonende te [woonplaats] , North Yorkshire (Groot Brittannië),
hierna te noemen: [belanghebbende 2] ,
advocaat (van beide belanghebbenden): mr. A.F.J.M. Mulders te Echt, gemeente Echt-Susteren,
alsmede
Mr. B.J. Groenhuijzen,in diens hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: mr. Groenhuijzen.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 oktober 2015, waarbij de rechtbank - zakelijk weergegeven – mr. B.J. Groenhuijzen heeft benoemd tot vereffenaar en waarbij tevens is bepaald dat de kosten van deze procedure ten laste van de boedel komen. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 december 2015, heeft [verzoeker] - kort weergegeven - verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat mr. C.F.J.M. van Loonen-Groenen tot vereffenaar wordt benoemd in de nalatenschap van zijn moeder, wijlen mevrouw [erflaatster] , althans een in goede justitie te bepalen vereffenaar alsmede te bepalen dat de kosten van deze procedure als vereffeningskosten dienen te worden aangemerkt.
2.2.
Bij brief met producties, ingekomen ter griffie op 11 februari 2016, heeft Groenhuijzen, - kort weergegeven – er op gewezen dat indien het ingestelde hoger beroep zal worden afgewezen het door [verzoeker] geuite bezwaar tegen zijn benoeming in beginsel geen gevolgen heeft/hoeft te hebben voor de wijze waarop hij de goederen van de nalatenschap moet beheren. Hij heeft daarbij gewezen op een uitspraak van de Hoge Raad van 21 november 2008, NJ 2009,116. Groenhuijzen heeft evenwel opgemerkt dat hij, in het kader van het in de toekomst met de erfgenamen te voeren overleg, wel toekomstige discussies met [verzoeker] voorziet gezien de door [verzoeker] geuite bezwaren tegen zijn persoon als vereffenaar. Er bestaan van zijn kant dan ook geen bezwaren tegen de benoeming van C.F.J.M. Van Loon-Groenen als (opvolgend) vereffenaar. In dat geval verzoekt Groenhuijzen de door hem gemaakte vereffeningskosten vast te stellen op een bedrag van € 2.496,00.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 mei 2016. Bij die gelegenheid is [verzoeker] , bijgestaan door mr. S.H. Oosterhuis-Broers, waarnemend voor mr. Boelens, gehoord. Groenhuijzen, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling in hoger beroep verschenen. Bij brief van 15 maart 2016 heeft mr. Mulders namens [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn, waarbij voor hun standpunt is verwezen naar de bescheiden en stellingen die door hen in eerste aanleg naar voren zijn gebracht.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 14 oktober 2015:
- de brief van de advocaat van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , mr. Mulders, van 15 maart 2016;
- het indieningsformulier met bijlage van de advocaat van [verzoeker] , mr. Boelens, van 21 april 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Naar aanleiding van het verzoek van [verzoeker] tot benoeming van een vereffenaar, heeft de rechtbank, met inachtneming van de over en weer geuite bezwaren tegen de door partijen voorgestelde personen, mr. M. van der Meulen, als te benoemen vereffenaar voorgesteld.
[verzoeker] heeft als bezwaar tegen mr. Van der Meulen ingebracht dat hij tot 1 juni 2015 werkzaam was op het kantoor van de advocaat van [verzoeker] , mr. Boelens. Zijn bezwaar strekte zich ook uit tot kantoorgenoten van mr. Van der Meulen. Vervolgens heeft de rechtbank mr. B.J. Groenhuijzen benoemd als vereffenaar in de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] , de moeder van partijen. Mr. Groenhuijzen is kantoorgenoot van mr. Van der Meulen in het huidige kantoor van mr. Van der Meulen. De rechtbank heeft overwogen niet te twijfelen aan de onpartijdigheid van Van der Meulen voornoemd, doch [verzoeker] in zijn bezwaar verzoek enigszins tegemoet te willen komen.
3.2.
[verzoeker] voert tegen bovengenoemde beschikking het volgende aan:
- ten onrechte heeft de rechtbank de door hem aangedragen vereffenaar (mr. Van loon-Groenen) niet tot vereffenaar benoemd (Grief I);
- ten onrechte heeft de rechtbank mr. B.J. Groenhuijzen benoemd als vereffenaar van de nalatenschap van mevrouw [erflaatster] (Grief II).
[verzoeker] voert hiertoe aan dat hij op verzoek van de rechtbank een vereffenaar heeft aangezocht en een bereidverklaring van deze door hem aangezochte vereffenaar aan de rechtbank heeft doen toekomen. Omdat tegen zijn verzoek geen verweer is gevoerd door [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] lag zijn verzoek voor toewijzing gereed. [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] hebben weliswaar per fax van 14 augustus 2015 bij monde van hun advocaat laten weten het niet eens te zijn met de door [verzoeker] voorgestelde vereffenaar, maar hun advocaat heeft zich in de procedure niet namens hen gesteld en had helemaal niet de gelegenheid tot het voorstellen van een vereffenaar namens [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] moeten krijgen. Mr. Groenhuijzen is een kantoorgenoot van mr. M. van der Meulen. Laatstgenoemde was tot 1 juni 2015 in loondienst bij het kantoor van de huidige advocaat van [verzoeker] , mr. Boelens. Onderhavig dossier was reeds bij mr. Boelens in behandeling toen mr. M. van der Meulen daar nog werkzaam was. Hiermee is er volgens [verzoeker] in ieder geval sprake van de schijn van tegenstrijdigheid, hetgeen, mede gelet op de precaire verhouding tussen belanghebbenden, dient te worden voorkomen. Het benoemen van een onafhankelijke vereffenaar acht [verzoeker] derhalve van groot belang. Primair verzoekt [verzoeker] ook in hoger beroep te bepalen dat mr. Van Loon-Groenen tot vereffenaar wordt benoemd.
3.3.
Ter zitting in hoger beroep is hieraan door en namens [verzoeker] – zakelijk weergegeven – nog het volgende toegevoegd. [verzoeker] voert aan dat er tussen partijen over een weer immer wantrouwen bestaat tegen door een der partijen zelf aangedragen vereffenaars. Het is volgens [verzoeker] dan ook van belang dat er een vereffenaar wordt benoemd die geheel blanco is, althans waarbij geen enkele schijn van tegenstrijdigheid bestaat. [verzoeker] voert voorts nog aan dat hij bij de huidige vereffenaar, mr. Groenhuijzen, om een afschrift van de aangifte erfbelasting heeft verzocht, maar dat mr. Groenhuijzen hem hierop te verstaan heeft gegeven niet over voornoemde aangifte te beschikken. Ook heeft [verzoeker] geïnformeerd bij de advocaat van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , mr. Mulders, die hem hierop naar de mening van [verzoeker] tegenstrijdig heeft bericht. Mr. Mulders voornoemd zou in een aan [verzoeker] gericht emailbericht immers hebben aangegeven dat hij de administratie inzake de nalatenschap reeds zou hebben overgedragen en een alinea verder dat hij dit nog moet gaan doen. Hierop heeft [verzoeker] contact opgenomen met de Belastingdienst teneinde van hen een afschrift van de aangifte erfbelasting te verkrijgen. Hiervan is hij evenwel nog in afwachting. Tot slot benadrukt [verzoeker] dat hij niet in hoger beroep is gegaan omdat hij verwacht dat [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] nu of op termijn bezwaar (zullen) hebben tegen mr. Groenhuijzen als vereffenaar, maar uitsluitend met het oog op de zuiverheid inzake de vereffening van de nalatenschap van zijn moeder.
3.4.
Het hof overweegt het volgende.
3.4.1.
Artikel 4:203 lid 1 onder a BW houdt in: na aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving, kan de rechtbank een vereffenaar benoemen op verzoek van een erfgenaam. [verzoeker] heeft zijn verzoek (ondanks de vermelding in de kop van zijn verzoek van een ander artikel) op dit artikel(lid) gebaseerd.
3.4.2.
Bij beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank mr. Groenhuijzen aangesteld als vereffenaar in de nalatenschap van wijlen mevrouw [erflaatster] , moeder van [verzoeker] , [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] . Het hof stelt vast dat [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , in tegenstelling tot [verzoeker] , geen bezwaren hebben geuit tegen de aanstelling van voornoemde vereffenaar. [verzoeker] daarentegen wel en zijn verweer komt er, kort samengevat, op neer dat er door de benoeming van mr. Groenhuijzen tot vereffenaar een schijn van tegenstrijdigheid is ontstaan nu mr. Groenhuijzen een kantoorgenoot is van (de eerder voorgestelde vereffenaar) mr. M. van der Meulen, en laatstgenoemde een voormalig kantoorgenoot is van mr. Boelens, de (huidige) advocaat van [verzoeker] .
3.4.3.
Tegen het primaire verzoek van [verzoeker] tot benoeming van mr. van Loon-Groenen tot vereffenaar is door [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] (in eerste aanleg) in zoverre verweer gevoerd dat zij –blijkens het opgemaakte proces-verbaal- op de mondelinge behandeling d.d. 14 oktober 2015 uitdrukkelijk hun twijfels hebben geuit over de onafhankelijkheid van deze door [verzoeker] voorgestelde persoon. De kwestie van het zich al dan niet gesteld hebben van hun toenmalige advocaat en het al dan niet gelegenheid hebben mogen krijgen tot het doen van een ander voorstel raakt aan die uitingen ter zitting niet. Beide partijen zijn op de zitting in eerste aanleg ermee akkoord gegaan dat de rechtbank een vereffenaar zou aanzoeken. Naar het oordeel van het hof kon de rechtbank dan ook beslissen om de door [verzoeker] aangedragen vereffenaar (mr. Van Loon-Groenen) niet tot vereffenaar benoemen.
3.4.4.
Het hof ziet in hetgeen door [verzoeker] is aangevoerd als bezwaren tegen de benoeming van mr. Groenhuijzen onvoldoende aanleiding om anders te beslissen dan de rechtbank in eerste aanleg. De opgevoerde bezwaren leveren daartoe onvoldoende grond op. Allereerst heeft het hof geen enkele aanleiding te twijfelen aan de onpartijdigheid van mr. Groenhuijzen om te worden benoemd tot vereffenaar. Van schijn van partijdigheid (dan wel van de gestelde schijn van tegenstrijdigheid) is naar het oordeel van het hof evenmin sprake. De omstandigheid dat mr. van der Meulen tot 1 juni 2015 kantoorgenoot is geweest van mr. Boelens terwijl toen onderhavig dossier reeds bij mr. Boelens in behandeling was in combinatie met de omstandigheid dat mr. Groenhuijzen thans kantoorgenoot is van mr. Van der Meulen binnen zijn huidige kantoor (waarvan mr. Boelens geen deel van uitmaakt) leiden daartoe naar het inzicht van het hof niet. Hierbij overweegt het hof nadrukkelijk dat Groenhuijzen zelf nimmer werkzaam is geweest op het kantoor van de huidige advocaat van [verzoeker] , mr. Boelens. Hetgeen door [verzoeker] is opgemerkt over de gedragsregels voor advocaten maakt het oordeel van het hof niet anders. Van tegenstrijdige belangen is niet gebleken. Hierbij komt nog dat [belanghebbende 1] noch [belanghebbende 2] enig bezwaar heeft geuit tegen de aanstelling van mr. Groenhuijzen als vereffenaar in de nalatenschap van hun moeder en ook zij derhalve geen probleem zien in de hiervoor beschreven (verre) link tussen mr. Boelens (advocaat van [verzoeker] ) en mr. Groenhuijzen. Anderzijds hebben zij hun bezwaren tegen een benoeming van mr. Van Loon-Groenen door middel van het schrijven van hun advocaat van 15 maart 2016 herhaald. Ten aanzien van het door [verzoeker] ter zitting in hoger beroep nog naar voren gebrachte over het door hem verzochte afschrift van de aangifte erfbelasting merkt het hof op hierin geen, althans in ieder geval geen gefundeerd bezwaar tegen de benoeming van mr. Groenhuijzen te (kunnen) zien. Naar het oordeel van het hof is met de benoeming van mr. Groenhuijzen (in de woorden van [verzoeker] :) ‘de zuiverheid inzake de vereffening van de nalatenschap van zijn moeder’ voldoende gewaarborgd. Nu het hof ook in de opmerking van mr. Groenhuijzen, dat er van zijn kant geen bezwaren bestaan als mr. van Loon-Groenen tot (opvolgend) vereffenaar wordt benoemd, en de daaraan ten grondslag liggende motivering geen aanleiding ziet het hoger beroep van [verzoeker] te honoreren, zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.5.
Gelet op de uitkomst van de zaak zullen de kosten van deze procedure niet als zijnde vereffeningskosten worden aangemerkt. Het hof zal [verzoeker] veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep, als te begroten volgens het gebruikelijke liquidatietarief (op nihil).

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan verschotten en salaris advocaat tot op heden aan de zijde van [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] worden begroot op nihil;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. Zweers-van Vollenhoven, L.Th.L.G. Pellis en A.J. Coster en in het openbaar uitgesproken op 26 mei 2016.