In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Stichting Woonbedrijf SWS.HHVL en een huurder, aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak is ontstaan na een incident op 18 juli 2014, waarbij de huurder betrokken was bij een mishandeling van een stukadoor die werkzaamheden aan de woning verrichtte. Woonbedrijf vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, stellende dat de huurder ernstig tekort was geschoten in zijn verplichtingen door overlast te veroorzaken.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van Woonbedrijf afgewezen, oordelend dat de ontbinding van de huurovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was. De kantonrechter hield rekening met de psychische gesteldheid van de huurder en de omstandigheden van het incident. Woonbedrijf heeft in hoger beroep veertien grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het vonnis van de kantonrechter.
Het hof heeft tijdens het pleidooi aangegeven dat nadere instructie nodig is, met name over de toedracht van het incident en de psychische gesteldheid van de huurder. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van de huurder, waarbij deze informatie over de strafrechtelijke procedure en zijn psychische toestand moet verstrekken. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, in afwachting van deze informatie.