Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met een productie.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om de voortzetting van een huurovereenkomst door een samenwoner na het overlijden van de huurder. Appellante, die na het verbreken van haar relatie op straat kwam te staan, heeft tijdelijk bij haar grootvader gewoond in een woonwagen op een door de geïntimeerde verhuurde standplaats. Na het overlijden van haar grootvader vorderde appellante bij de kantonrechter dat zij de huurovereenkomst op eigen naam kon voortzetten. De kantonrechter wees deze vordering af en gaf de vordering van de geïntimeerde tot ontruiming van de standplaats in reconventie toe. Appellante ging in hoger beroep en voerde aan dat zij voldeed aan de voorwaarden van artikel 7:268 lid 3 BW voor voortzetting van de huur.
Het hof oordeelde dat appellante onvoldoende feiten en omstandigheden had aangevoerd om aan te nemen dat zij met haar grootvader een duurzame gemeenschappelijke huishouding had. Het hof concludeerde dat de korte duur van de samenwoning en de omstandigheden rondom het verblijf bij haar grootvader erop wijzen dat appellante tijdelijk bij hem verbleef totdat zij een andere woonruimte kon vinden. De grieven van appellante werden verworpen, en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij appellante werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.