Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats 1] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats 2] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/186783/HA ZA 14-16)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van de VvE;
- de memorie van grieven tevens wijziging van eis, met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
3.De beoordeling
Evenwijdig aan de [straatnaam 1] loopt onder meer langs de achterzijde van het bedrijfspand van [appellanten] een pad, [straatnaam 5] geheten.
Aan de ingang van de [straatnaam 5] staat een verkeersbord, dat aangeeft dat de maximale asdruk op het pad 7,5 ton mag zijn (prod. 32 mvg).
e) De situatie ziet er volgens de digitale kaarten van Google Maps als volgt uit:
https://www.google.nl/maps/ [google maps])
Onlangs zijn wij gestart met de bouw van 28 appartementen gelegen op de hoek [straatnaam 2] - [straatnaam 1] . (..) Daarbij hebben wij geconstateerd dat er een toegangspad naar het achterterrein van uw woning loopt, over ons terrein. Door de geplande nieuwbouw komt dit pad te vervallen.
Naar aanleiding van het met u gevoerde overleg doen wij u bijgaand toekomen de aangepaste tekeningen d.d. 07.05.97 inzake de achteringang van de panden [straatnaam 1] [huisnummers a + b] - [straatnaam 1][huisnummer 1] .
Volgens de bij deze brief gevoegde tekening loopt het [pad richting straatnaam 3] vanaf de [straatnaam 3] (op de tekening nog [straatnaam 3(oud)] geheten) naar de achterzijde van het bedrijfspand van [appellant] .
Conform afspraak sturen wij u de tekening van het planbureau (..) betreffende de toekomstige toegang naar het pand [straatnaam 1][huisnummer 1] .
Uit gegevens van het kadaster blijkt dat het pad ligt op een perceel dat eigendom is van de gezamenlijke appartementseigenaars, en dat dit perceel niet is bezwaard met een erfdienstbaarheid ten behoeve van één of meerdere percelen aan de [straatnaam 1] . Nu ook geen overeenkomst bestaat tussen u en de VvE met betrekking tot het gebruik van het pad, maakt u zonder recht of titel gebruik van het eigendom van de gezamenlijke appartementseigenaars. (..)
Daarvan blijkt immers niets in de openbare registers en evenmin kan dit recht door verjaring zijn ontstaan. Dat laat onverlet dat u kennelijk (..) met [Wijkstichting] afspraken heeft gemaakt over het gebruik van het pad. Het betreft hier echter een persoonlijk (en geen zakelijk) recht. Doordat het desbetreffende perceel grond in eigendom is overgedragen aan VvE [Residentie] Residentie is dit recht echter – hoe dan ook – komen te vervallen.” Voorts werd gemeld dat het hek van het alternatieve pad [Hof: het [pad richting straatnaam 3] ] per 31 maart 2012 zou worden gesloten. [appellant] kon een sleutel krijgen als hij de gebruiksovereenkomst tekende.
In de beginfase van de ontwikkeling van de appartementen zijn er duidelijke afspraken gemaakt over een vrije in- en uitrit als achteruitgang voor mijn cafetaria en de dakappartementen, die ik verhuur. Dit is gebeurd met de toenmalige directeur van [Wijkstichting] , dhr. [toenmalige directeur Wijkstichting] .
De stichting [Wijkstichting] heeft in het verleden gronden voor de woningbouw in het gebied [Residentie] uitgegeven aan woonmaatschappij [Woningmaatschappij] . (..) De eigendomssituatie berust thans bij een Vereniging van Eigenaren (VvE).
primaireen verklaring voor recht dat er vóór 1992 sprake was van een buurweg en dat dit recht moet worden gerespecteerd/gehandhaafd,
enom binnen 3 dagen na dit arrest de poorten, palen en hekwerken en jeu-de-boulesbaan te verwijderen en verwijderd te houden
het op 1 januari 1992 bestaandepad, het [voormalig pad richting straatnaam 2] dan wel het volgens [appellant] toen al aanwezige pad ter plaatse van [straatnaam 5]
,een buurweg was. De buurweg, geregeld in art. 719 BW (oud), is immers per 1 januari 1992 uit het Burgerlijk Wetboek verdwenen. Wel bepaalt art. 160 OW dat de op 1 januari 1992 bestaande rechten, bevoegdheden en verplichtingen met betrekking tot buurwegen ook na die datum blijven gehandhaafd.
Hetzelfde geldt voor het pad ter plaatse van [straatnaam 5] , dat overigens door geen van de getuigen wordt genoemd en door [Woningmaatschappij] in de brief van 15 maart 2007 niet als bestaand pad wordt aangeduid.
De toegang liep van de [straatnaam 2] , tussen [straatnaam 3(oud)] en de [straatnaam 1] in. Dat was een pad dat ook op het bestemmingsplan [wijk] II 1983 uitdrukkelijk positief was bestemd. (..)
Daarbij hebben wij geconstateerd dat er een toegangspad naar het achterterrein van uw woning loopt, over ons terrein”.
Indertijd was het zo dat er via de [straatnaam 3(oud)][thans: [straatnaam 3] , hof]
toegang bestond naar de achterzijde van het perceel van de heer [appellant] (..) Er zijn nieuwe plannen gemaakt, waarbij het gebied geheel nieuw werd ingericht. Daarbij is ook een weggetje gepland achter de woningen aan de [straatnaam 1] , uitkomend op een nieuw geplande straat die later [straatnaam 4] zou heten. Het resultaat was dus dat de toegang tot de achterzijde van het pand van de heer [appellant] 90 graden kwam te staan op de oude toegangsweg.(..)”
Wij stellen u voor de nu uitgewerkte situatie en uw recht van overpad te laten formaliseren”,schreef (de rechtsvoorgangster van) [Woningmaatschappij] in 1997 over het [pad richting straatnaam 3] ; “
Voor de goede orde attenderen wij u erop dat dit recht van overpad strikt beperkt is tot het pand [straatnaam 1][huisnummer 1] . Verder hebben wij geconstateerd dat het betreffende recht van overpad nooit formeel is vastgelegd”schreef [Woningmaatschappij] in 2007 over het pad [straatnaam 5] .
het recht van overpad van het perceel van de heer [appellant] naar de [straatnaam 3(oud)] zou worden verlegd naar de [straatnaam 4] (..). Het [Wijkstichting] bestuur heeft blijkens de notulen die ik raadpleeg, positief beslist. (..)
de woorden “verplaatsing van het recht van overpad” in de mond genomen, in de notitie van 29 november 2004 (..)”
In het kader van de vernieuwingsplannen van [wijk] is het punt van het houden van een achtertoegang tot de panden aan de [straatnaam 1] uitdrukkelijk aan de orde geweest. (..) Zowel de corporaties (..) als de gemeente waren het erover eens dat de toegang gegarandeerd moest worden, zodat de mensen hun perceel ook achter konden blijven bevoorraden. Feitelijk is het ook zo uitgevoerd en is het pad dat nu [straatnaam 5] heet, als zodanig gepland en uitgevoerd. [toenmalige directeur Wijkstichting] , indertijd directeur van [Wijkstichting] , heeft ook aan de bewoners uitdrukkelijk gegarandeerd dat dit “recht van overpad” zou blijven bestaan. (..)”.
kan dus geen beroep doen op een erfdienstbaarheid van weg lopend over de [straatnaam 5] .
met de verplichting om deze verplichting over te dragen aan haar rechtsopvolgers”, leidt het hof af dat [appellanten] hier (mede) het oog hebben op de kwalitatieve rechten en/of plichten van de artt. 6:251 en 252 BW. De discussie tussen partijen heeft zich nog niet echt op dit onderdeel van de vordering toegespitst. Het hof zal partijen daartoe desgewenst nog in de gelegenheid stellen, maar overweegt nu reeds als volgt.
4.De uitspraak
en met inachtneming van het in rov 3.10.2- 3.10.4 bepaalde– vergezeld van hun advocaten, zullen verschijnen voor mr. H.A.G. Fikkers als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder rov 3.10.2. vermelde doeleinden;