In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in het kader van een vechtscheiding tussen hun ouders. De ouders, de moeder en de vader, hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2015 hebben beide ouders verzocht om de ondertoezichtstelling van de kinderen door de gecertificeerde instelling (GI) in te stellen, met instemming van de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat er een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarigen aanwezig is, wat aanleiding geeft tot de ondertoezichtstelling.
Het hof heeft zich bevoegd verklaard om de verzoeken van de ouders te behandelen, aangezien het een voor hoger beroep vatbaar geschil betreft. De ouders zijn na hun echtscheiding in een conflict verwikkeld geraakt, wat de ontwikkeling van de kinderen negatief beïnvloedt. Het hof oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om een rustperiode te creëren waarin de ouders onder begeleiding van de gezinsvoogd kunnen werken aan een gedeeld ouderschap. De GI zal de ouders begeleiden en de nodige hulpverlening organiseren.
Uiteindelijk heeft het hof besloten om de minderjarigen voor een periode van een jaar onder toezicht te stellen van de GI, met de mogelijkheid van verlenging indien nodig. De beschikking is op 7 januari 2016 openbaar uitgesproken.